Regeling innovatiearrangement 2006 tot en met 2009

[Regeling vervallen per 01-01-2018.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2010 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 25-05-2010

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 september 2006, nr. BVE/IenI/2006/33592, houdende regels voor de verstrekking van subsidie in het kader van het Innovatiearrangement (Regeling innovatiearrangement 2006 tot en met 2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid, en artikel 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister verstrekt subsidie ter ondersteuning en stimulatie van innovatiearrangementen in de periode 2006 tot en met 2009.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De minister verstrekt subsidie ter ondersteuning en stimulatie van innovatiearrangementen in de periode 2006 tot en met 2011.

Artikel 3. Subsidieontvangers

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verleend aan het bevoegd gezag van een vmbo-school, een BVE-instelling of een HBO-instelling, ten behoeve van een project dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband waarin tenminste wordt samengewerkt door een bedrijf, een brancheorganisatie van het beroepenveld, een Opleidings- & Ontwikkelingsfonds of een instelling niet zijnde een BVE-instelling of een HBO-instelling en een:

  • a. BVE-instelling en een vmbo-school;

  • b. scholengemeenschap waarvan zowel een vmbo-school als een BVE-instelling deel uitmaken;

  • c. een scholengemeenschap waarvan zowel een vmbo-school als een BVE-instelling deel uitmaken en een HBO-instelling; of

  • d. een BVE-instelling en een HBO-instelling.

Artikel 4. Uitvoering van de regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Deze regeling wordt in overleg met en met instemming van de Stichting van de Arbeid uitgevoerd door Het Platform Beroepsonderwijs.

  • 2 Voor de periode 2006 tot en met 2009 is voor kosten voor de uitvoering van deze regeling door Het Platform Beroepsonderwijs jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 1.500.000.

  • 3 Aan Het Platform Beroepsonderwijs wordt mandaat verleend om te beslissen over het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen en de verlening, weigering, vaststelling, intrekking en terugvordering van subsidie op grond van deze regeling.

  • 4 Het Platform Beroepsonderwijs en de Stichting van de Arbeid stellen een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het beoordelen van projectvoorstellen en projectplannen.

  • 5 De beoordelingscommissie komt drie keer per jaar bijeen om projectvoorstellen en projectplannen te beoordelen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 Voor de jaren 2010 en 2011 is voor kosten voor de uitvoering van deze regeling door Het Platform Beroepsonderwijs jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 850.000. Dit bedrag kan worden besteed gedurende de verdere looptijd van deze regeling.

4 Aan Het Platform Beroepsonderwijs wordt mandaat verleend om te beslissen over het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen en de verlening, weigering, vaststelling, intrekking en terugvordering van subsidie op grond van deze regeling.

5 Het Platform Beroepsonderwijs en de Stichting van de Arbeid stellen een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het beoordelen van projectvoorstellen en projectplannen.

6 De beoordelingscommissie komt per jaar:

  • a. in de jaren 2006 tot en met 2009 drie keer bijeen;

  • b. in de jaren 2010 en 2011 twee keer bijeen.

Artikel 5. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is, voor de periode van 2006 tot en met 2009, jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 18.500.000.

  • 2 Indien het bedrag, dat in de kalenderjaren 2007 en 2008 jaarlijks voor subsidieverstrekking op grond van het eerste lid beschikbaar is, niet wordt uitgeput, wordt het resterende gedeelte toegevoegd aan het bedrag dat in het daaropvolgende kalenderjaar voor subsidieverstrekking beschikbaar is, met uitzondering van de rente en met dien verstande dat maximaal 20% van het bedrag dat op grond van het eerste lid beschikbaar is, wordt overgeheveld.

  • 3 Middelen, die op grond van artikel 4, eerste lid, door Het Platform Beroepsonderwijs worden beheerd en in enig kalenderjaar, met inachtneming van het tweede lid, niet zijn aangewend voor subsidieverstrekking, worden teruggevorderd.

  • 4 Indien in enig kalenderjaar het subsidieplafond is bereikt, doet Het Platform Beroepsonderwijs hiervan mededeling in de Staatscourant en op hun website.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is:

  • a. voor de periode van 2006 tot en met 2009, jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 18.500.000;

  • b. voor de jaren 2010 en 2011 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 9.150.000,.

2 Indien het bedrag, dat in de kalenderjaren 2007 tot en met 2010 jaarlijks voor subsidieverstrekking op grond van het eerste lid beschikbaar is, niet wordt uitgeput, wordt het resterende gedeelte toegevoegd aan het bedrag dat in het daaropvolgende kalenderjaar voor subsidieverstrekking beschikbaar is, met uitzondering van de rente en met dien verstande dat maximaal 20% van het bedrag dat op grond van het eerste lid beschikbaar is, wordt overgeheveld.

3 Indien het bedrag, dat in het kalenderjaar 2010 voor subsidieverstrekking op grond van het eerste lid beschikbaar is, na aftrek van het gereserveerde bedrag bedoeld in het vijfde lid, niet wordt uitgeput, wordt het resterende gedeelte toegevoegd aan het bedrag dat in het daaropvolgend kalenderjaar voor subsidieverstrekking beschikbaar is, met uitzondering van de rente en met dien verstande dat maximaal 20% van het bedrag dat op grond van het eerste lid beschikbaar is, wordt overgeheveld.

4 Middelen, die op grond van artikel 4, eerste lid, door Het Platform Beroepsonderwijs worden beheerd en in enig kalenderjaar, met inachtneming van het tweede lid en derde lid, niet zijn aangewend voor subsidieverstrekking, worden teruggevorderd.

5 Voor een projectvoorstel dat in het jaar 2010 respectievelijk het jaar 2011 is geselecteerd op grond van artikel 10 én waarvan het projectplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 3a wordt ingediend in het jaar volgende op het jaar waarin het projectvoorstel is geselecteerd, kan een met dat projectvoorstel corresponderend gedeelte van het bedrag voor subsidieverstrekking worden gereserveerd en overgeheveld naar het jaar 2011 respectievelijk het jaar 2012 voor zover het bedrag dat in het kalenderjaren 2010 en 2011 voor subsidieverstrekking op grond van het eerste lid beschikbaar is, niet reeds is uitgeput.

6 Indien het projectplan, bedoeld in het vijfde lid, niet is ingediend en goedgekeurd vóór 1 september van het jaar volgende op het jaar waarin het daarmee samenhangend projectvoorstel is geselecteerd, worden de voor dit projectvoorstel gereserveerde middelen teruggevorderd.

7 Indien in enig kalenderjaar het subsidieplafond is bereikt, doet Het Platform Beroepsonderwijs hiervan mededeling in de Staatscourant en op hun website.

Artikel 6. Begrotingsvoorbehoud

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De subsidie voor een project bedraagt 40% van de subsidiabele projectkosten, bedoeld in het derde lid, met dien verstande dat maximaal € 1.000.000 wordt verleend.

  • 2 Indien voor het project terzake van de projectkosten of een deel daarvan door een ander bestuursorgaan een subsidie is of wordt verstrekt, niet zijnde een subsidie uit Europese fondsen, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend, dat per project het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan 40% van de subsidiabele projectkosten, bedoeld in het derde lid.

  • 3 Slechts de kosten die naar het oordeel van de minister aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een project komen in aanmerking voor subsidie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De subsidie voor een project bedraagt 40% van de subsidiabele projectkosten, bedoeld in het derde lid, met dien verstande dat:

  • a. voor een project welke geselecteerd is in de jaren 2006 tot en met 2009 maximaal € 1.000.000,– wordt verleend; en

  • b. voor een project welke geselecteerd is in de jaren 2010 of 2011 maximaal € 750.000,– wordt verleend.

Artikel 8. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Een subsidieaanvraag wordt gedaan door indiening van een projectvoorstel en een projectplan, voor zover het projectvoorstel is geselecteerd op grond van artikel 10.

Artikel 9. Indiening van projectvoorstellen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een projectvoorstel wordt namens een samenwerkingsverband ingediend bij Het Platform Beroepsonderwijs door een BVE-instelling, HBO-instelling of vmbo-school, waarbij gebruik wordt gemaakt van het formulier dat is opgenomen op de website van Het Platform Beroepsonderwijs en waarvan het model is opgenomen in de bijlage 1 behorende bij deze regeling. Het formulier wordt op de website van Het Platform Beroepsonderwijs ingevuld en in afgedrukte vorm in tweevoud per post verstuurd aan Het Platform Beroepsonderwijs.

  • 2 Projectvoorstellen worden in de jaren 2007 tot en met 2009 ingediend in de periode van 1 december tot 1 februari van het daaropvolgende jaar, van 1 februari tot 1 mei van enig jaar, respectievelijk van 1 mei tot 1 november van enig jaar.

  • 3 Indien het subsidieplafond op enig moment in het kalenderjaar is bereikt, worden projectvoorstellen die na dit moment en binnen het betreffende kalenderjaar worden ingediend, niet meer in behandeling genomen in dat kalenderjaar. Deze projecten worden, voor zover ingediend uiterlijk in het kalenderjaar 2008, in het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

  • 4 Een projectvoorstel bevat ten minste de volgende informatie:

    • a. de namen van de partners binnen het samenwerkingsverband;

    • b. een beschrijving van de zelfstandige inbreng een vmbo-school, indien een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, onderdeel b en onderdeel c, deel uitmaakt van het samenwerkingsverband;

    • c. de innovatie die wordt beoogd;

    • d. een beschrijving van de concrete, realistische, kwalitatieve en kwantitatieve beoogde resultaten;

    • e. een opgave van de maximale projectkosten;

    • f. de looptijd van het project; en

    • g. een beschrijving waaruit blijkt dat het project op professionele wijze wordt aangepakt.

  • 5 De thema’s, bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden uitgedrukt in ten minste één van de volgende onderwerpen:

    • h. instroom;

    • i. doorstroom in de beroepskolom;

    • j. aansluiting op de arbeidsmarkt;

    • k. uitvalbeperking en talentontwikkeling.

  • 7 Bij het projectvoorstel wordt een samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

  • 8 De partners binnen het samenwerkingsverband verzorgen een presentatie van het projectvoorstel bij de beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 4.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 Projectvoorstellen worden in de jaren 2010 en 2011 ingediend in:

  • a. de periode van 1 januari tot 1 april van het desbetreffende jaar, respectievelijk

  • b. van 1 april tot 1 november van het desbetreffende jaar.

4 Indien het subsidieplafond op enig moment in het kalenderjaar is bereikt, worden projectvoorstellen die na dit moment en binnen het betreffende kalenderjaar worden ingediend, niet meer in behandeling genomen in dat kalenderjaar. Deze projecten worden, voor zover ingediend uiterlijk in het kalenderjaar 2010, in het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

5 Een projectvoorstel bevat ten minste de volgende informatie:

  • a. de namen van de partners binnen het samenwerkingsverband;

  • b. een beschrijving van de zelfstandige inbreng een vmbo-school, indien een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, onderdeel b en onderdeel c, deel uitmaakt van het samenwerkingsverband;

  • c. de innovatie die wordt beoogd;

  • d. een beschrijving van de concrete, realistische, kwalitatieve en kwantitatieve beoogde resultaten;

  • e. een opgave van de maximale projectkosten;

  • f. de looptijd van het project; en

  • g. een beschrijving waaruit blijkt dat het project op professionele wijze wordt aangepakt.

6 AOC’s houden bij de invulling van de thema’s, bedoeld in artikel 2, tweede lid, rekening met hun specifieke opdracht als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Regeling innovatiebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2009.

7 De partners binnen het samenwerkingsverband verzorgen een presentatie van het projectvoorstel bij de beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 4.

Artikel 10. Selectie van projectvoorstellen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een projectvoorstel wordt door de beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 4, derde lid, beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. mate van innovatie;

    • b. samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven;

    • c. uitvoerbaarheid;

    • d. bruikbaarheid.

  • 2 Indien het budget dat gemoeid is met het aantal positief beoordeelde projectvoorstellen groter is dan het subsidieplafond toelaat, selecteert de beoordelingscommissie zoveel van die projectvoorstellen dat het subsidieplafond niet wordt overschreden.

  • 3 Bij de beoordeling kan aan projectvoorstellen waarbij een vmbo-school betrokken is een hogere waardering worden gegeven, indien daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de evenwichtige participatie van vmbo-scholen aan de projecten.

  • 4 Op projectvoorstellen wordt, in overleg met de Stichting van de Arbeid, binnen acht weken na de sluitingsdata, bedoeld in artikel 9, tweede lid, gelijktijdig beslist op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling. Indien niet binnen acht weken kan worden beslist, wordt aan de indiener medegedeeld binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5 Projectvoorstellen worden niet in behandeling genomen indien deze niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 9, vierde lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Een projectvoorstel wordt door de beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 4, vierde lid, beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. mate van innovatie;

  • b. samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven;

  • c. uitvoerbaarheid;

  • d. bruikbaarheid.

4 Op projectvoorstellen wordt, in overleg met de Stichting van de Arbeid, binnen acht weken na de sluitingsdata, bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, gelijktijdig beslist op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling. Indien niet binnen acht weken kan worden beslist, wordt aan de indiener medegedeeld binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

5 Projectvoorstellen worden niet in behandeling genomen indien deze niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 9, vijfde lid.

Artikel 11. Indiening van projectplannen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een projectplan wordt namens een samenwerkingsverband ingediend bij Het Platform Beroepsonderwijs door een BVE-instelling, een HBO-instelling of een vmbo-school, waarbij gebruik wordt gemaakt van het formulier dat is opgenomen op de website van Het Platform Beroepsonderwijs en waarvan het model is opgenomen in de bijlage 2 behorende bij deze regeling. Het formulier wordt op de website van Het Platform Beroepsonderwijs ingevuld en in afgedrukte vorm in tweevoud per post verstuurd aan Het Platform Beroepsonderwijs.

  • 2 Een projectplan kan alleen worden ingediend indien het projectvoorstel is geselecteerd op grond van artikel 10.

  • 3 Een projectplan wordt ingediend voor:

    • a. 1 mei van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 december tot 1 februari;

    • b. 1 november van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 februari tot 1 mei;

    • c. 1 februari van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 mei tot 1 november.

  • 4 Het projectplan bevat ten minste informatie over de volgende onderwerpen:

    • a. de activiteiten die worden ondernomen;

    • b. het moment van afronding van de verschillende activiteiten afgerond en de looptijd van het project;

    • c. de concrete resultaten die worden beoogd met de te verrichten activiteiten;

    • d. de partners binnen het samenwerkingsverband en de daadwerkelijke bijdrage van deze partners aan het project;

    • e. de totale kosten van het project en de wijze van de financiering van deze kosten; en

    • f. de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en de verspreiding van de resultaten van het project tot stand komt.

  • 5 Indien een scholengemeenschap waarvan een vmbo-school deel uitmaakt, samenwerkt binnen het samenwerkingsverband, blijkt duidelijk uit het projectplan de zelfstandige inbreng van de vmbo-school binnen het samenwerkingsverband.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 In de jaren 2006 tot en met 2009 wordt een projectplan ingediend voor:

  • a. 1 mei van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 december tot 1 februari;

  • b. 1 november van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 februari tot 1 mei;

  • c. 1 februari van enig kalenderjaar, indien het geselecteerde projectvoorstel is ingediend in de daaraan voorafgaande periode van 1 mei tot 1 november.

4 In de jaren 2010 en 2011 wordt een projectplan ingediend binnen vijf maanden, nadat op grond van artikel 10, vierde lid, de beslissing is genomen het projectvoorstel te selecteren.

5 Het projectplan bevat ten minste informatie over de volgende onderwerpen:

  • a. de activiteiten die worden ondernomen;

  • b. het moment van afronding van de verschillende activiteiten afgerond en de looptijd van het project;

  • c. de concrete resultaten die worden beoogd met de te verrichten activiteiten;

  • d. de partners binnen het samenwerkingsverband en de daadwerkelijke bijdrage van deze partners aan het project;

  • e. de totale kosten van het project en de wijze van de financiering van deze kosten; en

  • f. de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en de verspreiding van de resultaten van het project tot stand komt.

6 Indien een scholengemeenschap waarvan een vmbo-school deel uitmaakt, samenwerkt binnen het samenwerkingsverband, blijkt duidelijk uit het projectplan de zelfstandige inbreng van de vmbo-school binnen het samenwerkingsverband.

7 Bij het projectplan wordt een samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

Artikel 12. Selectie van projectplannen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 4 beoordeelt het projectplan op de wijze waarop het geselecteerde projectvoorstel is uitgewerkt.

  • 2 Het projectplan wordt niet in behandeling genomen indien het niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 11, vierde lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

2 Het projectplan wordt niet in behandeling genomen indien het niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 11, vijfde lid.

Artikel 13. Beslissing tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Op projectplannen wordt, in overleg met de Stichting van de Arbeid, binnen acht weken na de sluitingsdatum, bedoeld in artikel 11, derde lid, gelijktijdig beslist op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling. Indien niet binnen acht weken kan worden beslist, wordt aan de subsidieaanvrager medegedeeld binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3 Het Platform Beroepsonderwijs wijkt niet dan gemotiveerd af van het oordeel van de beoordelingscommissie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Op projectplannen wordt, in overleg met de Stichting van de Arbeid, binnen acht weken na de sluitingsdatum, bedoeld in artikel 11, derde en vierde lid, gelijktijdig beslist op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling. Indien niet binnen acht weken kan worden beslist, wordt aan de subsidieaanvrager medegedeeld binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 14. Verdere subsidieverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het project start binnen zes maanden na verlening van de subsidie en heeft een looptijd van ten hoogste drie jaar.

  • 2 Aan het project wordt daadwerkelijk een substantiële inhoudelijke en financiële bijdrage geleverd door de deelnemers aan het samenwerkingsverband.

  • 3 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 3, werkt mee aan door of namens de minister ingestelde:

    • a. activiteiten die gericht zijn op het monitoren van de regeling en verspreiden van kennis in het kader van deze regeling;

    • b. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 15. Subsidievaststelling en financiële verantwoording door subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 3, dient binnen drie maanden na afloop van het project een aanvraag tot subsidievaststelling in bij Het Platform Beroepsonderwijs.

  • 2 Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie dient de subsidieontvanger een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht met financiële paragraaf in bij Het Platform Beroepsonderwijs. Het verslag en de verantwoording bestrijken de gehele projectperiode.

  • 3 De financiële verantwoording gaat vergezeld van een verantwoording omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. De accountantsverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving door de subsidieontvanger van de subsidieverplichtingen.

  • 4 De minister kan richtlijnen geven voor de inrichting van de accountantsverklaring.

Artikel 16. Overgangsbepaling subsidieplafond in 2006

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Indien het bedrag, dat in het kalenderjaren 2006 voor subsidieverstrekking op grond van artikel 5, eerste lid, beschikbaar is, niet wordt uitgeput, wordt het resterende gedeelte toegevoegd aan het bedrag dat in het daaropvolgende kalenderjaar voor subsidieverstrekking beschikbaar is, met uitzondering van de rente en met dien verstande dat maximaal 40% van het bedrag dat op grond van artikel 5, eerste lid, beschikbaar is, wordt overgeheveld.

Artikel 17. Overgangsbepaling beslissing tot subsidieverlening in 2006

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 In afwijking van artikel 8 wordt in 2006 een beslissing tot subsidieverlening genomen op basis van een ingediend projectvoorstel.

  • 2 In 2006 wordt een projectvoorstel uiterlijk 1 november ingediend.

  • 3 In 2006 wordt op projectvoorstellen, in overleg met de Stichting van de Arbeid, uiterlijk op 15 december gelijktijdig beslist op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling.

  • 4 Indien met inachtneming van het eerste lid op basis van een ingediend projectvoorstel subsidie wordt verleend, dient de subsidieontvanger voor 1 februari 2007 een projectplan in bij Het Platform Beroepsonderwijs. Op het projectplan wordt, in overleg met de Stichting van de Arbeid, uiterlijk 15 maart 2007 beslist. Indien het projectplan niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 9, wordt de subsidieverlening ingetrokken

Artikel 18. Evaluatie regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Door Het Platform Beroepsonderwijs wordt in de kalenderjaren 2007 tot en met 2009 uiterlijk 1 juli van het betreffende kalenderjaar een tussenrapportage ingediend.

  • 2 Het Platform Beroepsonderwijs dient uiterlijk 1 juli 2013 een eindrapportage inzake de werking en de effecten van deze regeling in.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Rapportages

1 Het Platform Beroepsonderwijs dient gedurende de looptijd van de regeling jaarlijks vóór 1 juli een tussenrapportage in bij de minister.

2 Het Platform Beroepsonderwijs dient uiterlijk 1 juli 2016 een eindrapportage met een overzicht van alle projecten in bij de minister. Een effectrapportage op projectniveau maakt deel uit van deze eindrapportage.

Artikel 19. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

  • 2 Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de regeling, blijven bestaan na datum van verval van deze regeling in stand.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 7670, datum inwerkingtreding 26-05-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 20. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling innovatiearrangement 2006 tot en met 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

B. Bruins