Wet van 16 november 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met
het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere
misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting
van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn (opheffing verjaringstermijn
bij zeer ernstige delicten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Wetboek van Strafrecht de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven te
schrappen en de verjaringstermijn voor enige andere misdrijven te verlengen en enkele
aanpassingen door te voeren in de regeling omtrent de stuiting van de vervolgingsverjaring
en de regeling van de strafverjaringstermijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: