Stb. 2007, 106, datum inwerkingtreding 23-03-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2006.
Bijzondere bepalingen met betrekking tot het loon
[Regeling vervallen per 01-06-2013]
1 Voor de toepassing van dit besluit wordt de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten
in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.
2 Voorzover het loon bestaat uit een uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de
Wet WIA of hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, wordt
bij de berekening van het dagloon in de plaats van die uitkering als loon in aanmerking
genomen:
((100 x A) / B) – (C + D)
waarbij:
A staat voor de uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de Wet WIA of hoofdstuk
3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg;
B staat voor:
-
a. 70, dan wel
-
b. indien het uitkeringspercentage van de uitkeringen op grond van de ZW, de WAO, hoofdstuk
6 van de Wet WIA, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg
of hoofdstuk IV van de WW hoger is dan 70%, het uitkeringspercentage waarnaar de uitkering
is berekend; of
-
c. 100, indien de artikelen 53 of 63 van de Wet WIA van toepassing zijn, dan wel
-
d. indien de teller van de factor, bedoeld in artikel 53 of 63 van de wet WIA lager is,
de waarde van die teller;
C staat voor toeslagen op de uitkering op grond van de Toeslagenwet; en
D staat voor aanvullingen op de uitkering.
3 Voorzover het tweede lid van toepassing is wordt, bij de toepassing van artikel 3,
als genoten respectievelijk opgebouwde vakantiebijslag in aanmerking genomen:
(100 x A) / B
waarbij:
A staat voor de in het in aanmerking te nemen tijdvak daadwerkelijk genoten respectievelijk
opgebouwde vakantiebijslag;
B gelijk is aan de factor B, bedoeld in het tweede lid.
4 Onder loon wordt mede begrepen het loon waarvan de werknemer aantoont dat dit in het
refertejaar vorderbaar maar niet tevens inbaar is geworden. Voor de toepassing van
dit besluit wordt de werknemer geacht dit loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak
waarin het vorderbaar is geworden. Indien in het refertejaar een uitkering als bedoeld
in het tweede lid is genoten, waarbij in het dagloon loon als bedoeld in de eerste
zin is meegerekend, wordt, indien dat loon in het refertejaar inbaar is geworden,
dat loon bij de dagloonberekening buiten beschouwing gelaten.
5 Onder loon worden mede begrepen de inkomsten, bedoeld in artikel 16, derde lid, van
de WW, waarop de werknemer recht heeft in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking,
voorzover die inkomsten worden toegerekend aan perioden die in het refertejaar vallen.
6 Het loon dat in een gebroken aangiftetijdvak in aanmerking wordt genomen bij de dagloonvaststelling
is de uitkomst van de volgende berekening:
((A – B – C) x Y) / Z
waarbij:
A staat voor het totale loon dat de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak heeft
genoten;
B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in dat
gebroken aangiftetijdvak heeft genoten;
C staat voor de bedragen die de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak onder die
titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek
salaris;
Y staat voor het totale aantal dagloondagen binnen het refertejaar in dat gebroken
aangiftetijdvak waarop de werknemer bij de werkgever in dienst was;
Z staat voor het totale aantal dagloondagen in dat gebroken aangiftetijdvak waarop
de werknemer bij de werkgever in dienst was.
7 Indien Z nul is wordt de uitkomst van de berekening van het zesde lid op nihil gesteld.