2. Samenvatting
[Regeling vervallen per 01-06-2009]
Op grond van nationale en internationale regelgeving zijn de nodige overheidsbelangen
gemoeid met het bergen van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten en de ruiming van
explosieven.
Vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op de zeebodem bevinden, worden door
de Rijksoverheid conform internationale verdragen beschouwd als veld- dan wel zeemansgraf
en daarom in beginsel onberoerd gelaten.
De beslissingsbevoegdheid voor het al dan niet laten uitvoeren van bergingen van wrakken
en/of stoffelijke resten berust bij het gemeentebestuur. Overwegingen die hierbij
een rol spelen zijn openbare orde en veiligheid, algemeen belang, volksgezondheid,
piëteit ten aanzien van nabestaanden en gesneuvelden. De Rijksoverheid voert hierbij
een ondersteunend beleid door bij een beslissing van het gemeentebestuur om tot berging
over te gaan, de bergingsdiensten van het ministerie van Defensie in principe kosteloos
aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking te stellen. Slechts
wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door
de Rijksoverheid (zoals bij de opsporing – en dus niet de ruiming – van explosieven)
worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.
Om de zorgvuldigheid van de berging te waarborgen en invulling te geven aan de Verdragen
van Genève, geschiedt de daadwerkelijke berging van vliegtuigwrakken onder verantwoordelijkheid
van de Stafofficier Vliegtuigberging van het Logistiek Centrum van de Koninklijke
Luchtmacht (hierna: SOVB). Om invulling te geven aan relevante overeenkomsten met
de Verenigde Staten, het Gemenebest en Duitsland inzake de overdracht van stoffelijke
resten is de berging en identificatie van stoffelijke resten bij uitsluiting voorbehouden
aan de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (hierna: BIDKL) van
het Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek, voorheen bekend onder de naam ‘Gravendienst’.
Omdat particulieren waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het bergingsproces,
ligt het in de rede waar mogelijk met hen samen te werken.
Voor het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen kan de Stralingsbeschermingdienst
Defensie, of een externe instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten, worden ingeschakeld. Voorts beschikt
de SOVB in verband met de genoten opleiding over een autorisatie van het Bureau Autorisatie
en Registratie Kernenergiewet (te weten de BARK/A6008c ‘Autorisatie berging vliegtuigwrakken’),
met inachtneming van het gestelde in de Handleiding Stralingshygiëne Defensie (DP
35-311).
Voor het opsporen en verzamelen van asbesthoudende stoffen kan de Deskundig Toezichthouder
Asbest (hierna: DTA) van het ministerie van Defensie, of een externe instantie die
op grond van het Asbestbesluit bevoegd is dergelijke handelingen te verrichten, worden ingeschakeld. Tevens is de
SOVB in het bezit van de DTA-bevoegdheid en mag als zodanig het plan van aanpak en
werkplan (voor de verwijdering van het asbest) samenstellen en voorbereiden en de
bijbehorende vergunning aanvragen bij de desbetreffende gemeente.
In de Ministerraad van 13 april 1999 is besloten dat de ruiming van explosieven, gelet
op de zwaarwegende aspecten van openbare orde en veiligheid, is voorbehouden aan de
Explosieven Opruimingsdiensten van het ministerie van Defensie.
Wanneer door een gemeentebestuur wordt besloten tot een berging, een opsporing of
een ruiming, komen de andere kosten (zoals b.v. de civieltechnische kosten en verzekeringen)
in beginsel voor rekening van de opdrachtgever, zijnde de gemeente. Hierbij kan op
grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (Stb. 2002, 597) (hierna: Bijdragebesluit 1999) voor bepaalde kostensoorten, onder
bepaalde voorwaarden en boven een bepaald drempelbedrag, van Rijkswege bij het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: ministerie van BZK) een bijdrage
worden aangevraagd.
Het is voor gemeenten raadzaam een aanvullende verzekering af te sluiten voor dat
risico dat niet wordt gedekt door de reguliere aansprakelijkheids- of risicoverzekering.