Besluit van 7 juni 2002, houdende bepalingen met betrekking tot voorzieningen voor
ministers en staatssecretarissen (Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
8 maart 2002, directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties, directie
Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. CW02/U61907;
Gelet op artikel 2, tweede en derde lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen;
De Raad van State gehoord (advies van 12 april 2002, nr. W04.02.0121/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 29 mei 2002, directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties,
directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. CW02/U73895;
Hebben goedgevonden en verstaan: