Besluit in- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-01-2004.]
Geraadpleegd op 21-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2002 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2002

Besluit van 17 december 1999, houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie voor het scheppen van arbeidsplaatsen door gemeenten in de collectieve en non-profit sector voor langdurig werklozen gericht op instroom in het arbeidsproces en doorstroom naar andere functies in het arbeidsproces (Besluit in- en doorstroombanen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en Onze Minister van Financiën van 13 juli 1999, nr. AM/RAW/99/35349;

Gelet op artikel 3, eerste en vierde lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 7 september 1999, nr. W12.99.033/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en Onze Minister van Financiën van 10 december 1999, nr. AM/RAW/99/78514;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 3 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek of een publiekrechtelijke aanstelling;

    • b. werknemer: de voormalig langdurig werkloze, die in een dienstbetrekking werkzaam is;

    • c. arbeidsplaats: een periode van één jaar waarin, bij een volledige werkweek van ten hoogste 32 uur per week, arbeid wordt verricht in dienstbetrekking op basis waarvan de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bepaald;

    • d. werkgever: een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in het vierde of vijfde lid, tot welk een langdurig werkloze in dienstbetrekking staat en die – al of niet door het aangaan van die dienstbetrekking – ondernemer is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de ondernemingsraden;

    • e. onderneming: de onderneming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de ondernemingsraden;

    • f. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

    • g. vergoeding: de vergoeding die door de gemeente aan een werkgever wordt verstrekt om een arbeidsplaats in de vorm van een dienstbetrekking met een langdurig werkloze te vervullen.

  • 4 In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder instelling: een rechtspersoon, die:

  • 5 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder instelling:

    • a. een rechtspersoon die kinderopvang aanbiedt die voldoet aan de eisen, gesteld bij of krachtens het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang;

    • b. een rechtspersoon waarbij op grond van de Circulaire beleidsregels extra arbeidsplaatsen zorgsector 1998, nr. MEVA/ABA-98102 van 10 februari 1998, vastgesteld door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens Onze Minister, een arbeidsplaats in de vorm van een dienstbetrekking met een langdurig werkloze kon worden vervuld, waarvan de kosten op grond van artikel 16 van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot 1 januari 2000 vergoed werden door middel van subsidie van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of gefinancierd werden op grond van besluiten van het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg.

Artikel 2. Toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Hoofdstuk 2. In- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 3. Totstandkoming en aantallen arbeidsplaatsen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister verstrekt subsidie aan de gemeente voor de totstandkoming van arbeidsplaatsen voor langdurig werklozen die in de vorm van dienstbetrekkingen bij werkgevers worden vervuld.

  • 2 De gemeente besteedt de verleende subsidie voor de kosten van het realiseren van dienstbetrekkingen met langdurig werklozen, waarin begrepen de vergoedingen.

  • 3 Het gemeentebestuur toetst voor de besteding van de subsidie op grond van dit besluit bij toepassing van artikel 1, vierde lid, onderdeel b, of de daar bedoelde rechtspersoon aan dat onderdeel voldoet.

  • 4 Het gemeentebestuur stelt voor het tot stand brengen van arbeidsplaatsen op het gebied van openbare veiligheid en toezicht een beleid vast na bespreking in het reguliere overleg, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 1993, tussen de burgemeester van de gemeente, waar de werkzaamheden op de dienstbetrekkingen in belangrijke mate worden verricht, de officier van justitie van het desbetreffende arrondissement en de korpschef van het regionale politiekorps.

  • 5 Bij ministeriële regeling wordt per gemeente het aantal arbeidsplaatsen bepaald, dat in de vorm van dienstbetrekkingen met langdurig werklozen per kalenderjaar kan worden vervuld.

  • 6 Het gemeentebestuur zendt Onze Minister bij wijze van aanvraag telkens vóór 1 april van het betreffende kalenderjaar een bereidverklaring voor het tot stand brengen van de arbeidsplaatsen, bedoeld in het vijfde lid. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de vorm en inhoud van de bereidverklaring.

  • 7 Het aantal arbeidsplaatsen, bedoeld in het vijfde lid, kan op grond van bij ministeriële regeling nader te stellen regels in de loop van het desbetreffende kalenderjaar worden herzien, rekening houdend met:

Artikel 4. Uitstroompremies

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister verstrekt de gemeente subsidie voor het bevorderen van uitstroom uit de dienstbetrekkingen, bedoeld in dit besluit, naar regulier betaalde arbeid.

Artikel 5. Verklaring langdurig werkloze

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Ten behoeve van de werkgever verklaart het gemeentebestuur van de gemeente, waarin de beoogde werknemer woonachtig is, voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, zo nodig na overleg met de Centrale organisatie werk en inkomen, in een schriftelijk stuk, dat die persoon een langdurig werkloze is.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, geeft tevens aan welk inkomen voor deze persoon aangewezen is om te voldoen aan artikel 8 of welke arbeidsduur voor die persoon aangewezen kan zijn in verband met bij die persoon gelegen factoren.

  • 3 Het gemeentebestuur, bedoeld in het eerste lid, kan voor de toepassing van dit besluit personen gelijkstellen met een langdurig werkloze die in vergelijkbare omstandigheden verkeren als die, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid:

    • a. wegens de duur van de werkloosheid;

    • b. wegens de duur van het recht op een inkomensvervangende uitkering;

    • c. wegens de aard van de arbeidsverhouding waarin werkzaamheden zijn verricht, of

    • d. wegens het eerder hebben verricht van arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit.

Hoofdstuk 3. Vergoeding aan de werkgever

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 6. Vereisten vergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een werkgever ontvangt van de gemeente een vergoeding voor de kosten die voortvloeien uit een dienstbetrekking die is aangegaan met een langdurig werkloze.

  • 2 De gemeente verstrekt de vergoeding slechts aan de werkgever:

    • a. indien de dienstbetrekking wordt aangegaan met een persoon, die volgens een door het gemeentebestuur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, afgegeven schriftelijke verklaring een langdurig werkloze is;

    • b. indien de dienstbetrekking met de werknemer wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, met als uitzondering daarop, dat de dienstbetrekking met een bepaalde werknemer slechts eenmaal kan worden aangegaan voor een bepaalde tijd van ten hoogste één jaar;

    • c. indien de werkgever voor de loonkosten voortvloeiend uit het aangaan van die dienstbetrekking geen andere subsidie ontvangt of die kosten niet op andere wijze kan verminderen dan op grond van de hoofdstukken III en IV van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

    • d. indien de werkgever de werknemer in die dienstbetrekking niet ter beschikking stelt voor het verrichten van arbeid in een andere door een andere ondernemer of de werkgever in stand gehouden onderneming;

    • e. indien de werknemer in die dienstbetrekking werkzaamheden verricht alleen onder directe leiding en toezicht van een persoon die, indien het niet de werkgever zelf betreft, in dienst is bij de werkgever in dezelfde onderneming, tenzij deze persoon wegens bijzondere omstandigheden tijdelijk vervangen is door een persoon, die niet bij de werkgever in dienst is, en

    • f. indien de dienstbetrekking voldoet aan de vereisten van de arbeidsduur, bedoeld in artikel 8, de vereisten van de beloning, bedoeld in de artikelen 9 en 10, en de werkgever artikel 11 omtrent scholing in acht neemt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 648, datum inwerkingtreding 01-01-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

  • b. indien de werkgever voor de loonkosten voortvloeiend uit het aangaan van die dienstbetrekking geen andere subsidie ontvangt of die kosten niet op andere wijze kan verminderen dan op grond van de hoofdstukken III en IV van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de artikelen 82, 82a of 97c van de Werkloosheidswet, tenzij een subsidie voor meerkosten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt ontvangen;

Artikel 7. Tegengaan verdringing en concurrentievervalsing

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De gemeente verstrekt pas een vergoeding aan een werkgever voor het vervullen van arbeidsplaatsen in de vorm van dienstbetrekkingen met langdurig werklozen:

    • a. nadat de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden, voor zover die door de werkgever is ingesteld, of het bij of krachtens de wet voor die onderneming ingestelde medezeggenschapsorgaan, over de totstandkoming van dergelijke arbeidsplaatsen positief heeft geadviseerd, en

    • b. indien bij de werkgever in de periode van zes maanden, voorafgaand aan de datum van aanvang van die dienstbetrekking, geen overeenkomsten of aanstellingen tot het verrichten van arbeid die vergelijkbaar is met de arbeid in die dienstbetrekking, zijn beëindigd op grond van bedrijfseconomische redenen, voor zover nodig met toestemming van de Centrale organisatie werk en inkomen, dan wel daartoe een procedure voor ontslag om bedrijfseconomische redenen in behandeling is.

  • 2 De concurrentieverhoudingen worden niet onverantwoord beïnvloed met de prijzen voor de goederen en diensten, die ten gevolge van de arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit, worden geleverd.

Artikel 8. Arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De arbeidsduur per week in een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit, bedraagt bij aanvang van de dienstbetrekking ten minste zoveel uren, dat de werknemer niet is aangewezen op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, waarop hij recht zou hebben gehad indien met hem niet die dienstbetrekking zou zijn aangegaan, tenzij op grond van bij de werknemer gelegen factoren een andere arbeidsduur aangewezen is.

Artikel 9. Beloning

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Het loon dat aan de werknemer in een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit wordt betaald, wordt bij aanvang van die dienstbetrekking voor de eerste twaalf maanden bepaald op een bedrag van niet meer dan het voor hem geldende minimumloon en de vakantiebijslag, bedoeld in de artikelen 8, 12 en 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Van de eerste volzin kan worden afgeweken met een algehele loonsverhoging voor zover het loon over de overeengekomen uitbetalingstermijn met die verhoging niet meer bedraagt dan 103% van het voor de overeengekomen arbeidsduur geldende minimumloon. Van de eerste volzin kan daarnaast worden afgeweken indien op basis van de voor de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst of rechtspositieregeling een periodieke loonsverhoging plaatsvindt binnen twaalf maanden na aanvang van de dienstbetrekking.

  • 2 Het gemeentebestuur kan bij het verstrekken van de vergoeding toestaan, dat van het eerste lid wordt afgeweken, indien de werknemer met het aangaan van de dienstbetrekking een loon zou ontvangen, dat minder bedraagt dan het loon dat hij direct voorafgaande aan die dienstbetrekking ontving in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inschakeling werkzoekenden of in een eerdere dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit.

  • 4 Bij de toepassing van het eerste en derde lid worden buiten beschouwing gelaten de toeslagen in verband met werk op ongebruikelijke tijdstippen, die op grond van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of rechtspositieregeling aan de werknemer worden betaald.

Artikel 10. Doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De gemeente kan een werkgever toestaan, dat hij aan een werknemer een andere functie aanbiedt, waarin hij een loon betaalt dat meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 9, derde lid.

  • 3 Op het loon, bedoeld in het eerste lid, is artikel 9, derde, vierde en vijfde lid, van toepassing waarbij voor «130%» wordt gelezen «150%».

  • 4 De gemeente kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, slechts geven:

    • a. indien voor het tot stand komen van de functie is voldaan aan artikel 7, eerste lid;

    • b. voor dienstbetrekkingen die worden vervuld met betrekking tot ten hoogste een zesde deel van het aantal arbeidsplaatsen, dat de gemeente op grond van artikel 3, zesde lid, bereid is tot stand te brengen, doch in ieder geval voor één dienstbetrekking.

Artikel 11. Scholing

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid scholing te volgen die bijdraagt aan het goed vervullen van de werkzaamheden in een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit, en het vergroten van zijn kans op een dienstbetrekking anders dan op grond van dit besluit, mits voor ten minste 80% van de overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden worden verricht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de voor het verrichten van werkzaamheden beschikbare tijd minimaal 60% van de overeengekomen arbeidsduur bedragen, indien opleidingen worden gevolgd die bestaan uit een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 12. Hoogte vergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is ten minste het bedrag, dat noodzakelijk is om de kosten van de werkgever te dekken, die voortvloeien uit artikel 9, eerste en tweede lid, inclusief de loonbestanddelen, genoemd in artikel 9, vijfde lid, voor zover de werkgever die loonbestanddelen op grond van de voor de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst of rechtspositieregeling verstrekt.

  • 2 De gemeente bepaalt bij de verstrekking van de vergoeding bij aanvang van de dienstbetrekking met een bepaalde werknemer de hoogte van de vergoeding voor volgende jaren.

Hoofdstuk 4. Subsidie aan de gemeente

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 13. Subsidieverlening en hoogte subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister verleent de subsidie, bedoeld in het tweede en vierde lid, aan de gemeente jaarlijks op basis van de aantallen arbeidsplaatsen, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, voor zover het gemeentebestuur zich voor het tot stand brengen daarvan op grond van artikel 3, zesde lid, bereid heeft verklaard.

  • 2 De subsidie bedraagt per arbeidsplaats een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, dat afhankelijk van de duur van de werkzaamheden verricht in dienstbetrekkingen als bedoeld in dit besluit, en de soort arbeidsplaats verschillend kan zijn.

  • 3 Voor de bepaling van de duur van de dienstbetrekking met een bepaalde werknemer voor de vaststelling van de subsidiebedragen, bedoeld in tweede lid, wordt de periode, waarin die werknemer werkzaam is geweest in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inschakeling werkzoekenden meegeteld na aftrek van een periode van twee jaar.

  • 4 In de bedragen, bedoeld in het tweede lid, is per arbeidsplaats een bij ministeriële regeling bepaald bedrag begrepen voor uitvoeringskosten van de gemeenten en aanvullende kosten ten behoeve van de werkgever.

  • 5 Onze Minister verleent tevens een bij ministeriële regeling vast te stellen subsidiebedrag voor het bevorderen van uitstroom uit de dienstbetrekkingen, bedoeld in dit besluit, naar regulier betaalde arbeid, bedoeld in artikel 4.

  • 6 Op verzoek van de gemeente kan de subsidieverlening worden gewijzigd, indien de dienstbetrekkingen, die voor de totstandkoming van arbeidsplaatsen worden vervuld, een zodanige arbeidsduur hebben, dat de subsidie per arbeidsplaats niet voldoende is.

  • 7 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de toepassing van het zesde lid.

Artikel 14. Betaling subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De verleende subsidie op grond van artikel 13, eerste lid, wordt bij wijze van voorschot aan de gemeente betaalbaar gesteld op basis van een opgave, dan wel tot het derde kwartaal van het jaar 2000 ten behoeve van arbeidsplaatsen bij een instelling als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onderdeel b, op basis van een andere bij ministeriële regeling vastgestelde wijze.

  • 3 De subsidie, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per uitgestroomde werknemer een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

  • 4 Op verzoek van de gemeente kan het voorschot, bedoeld in het eerste lid, worden verhoogd, indien de gemeente een hoger subsidiebedrag nodig heeft in verband met een snellere vervulling van dienstbetrekkingen dan was voorzien.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de vorm en inhoud, de wijze en het tijdstip van indiening van de opgave, de bepaling van het voorschot en de tijdstippen van betaling.

Artikel 15. Vaststelling van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Het gemeentebestuur draagt er zorg voor dat Onze Minister ten behoeve van de vaststelling van de subsidie jaarlijks vóór 20 september van het jaar volgend op het jaar waarover wordt verantwoord, een jaaropgave heeft ontvangen.

  • 2 De jaaropgave wordt voorzien van een verslag van de controle waarin is opgenomen een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle, omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens.

  • 3 Na ontvangst van de jaaropgave stelt Onze Minister de subsidie binnen 12 maanden vast; indien de jaaropgave niet is ontvangen binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft dan wel niet is voorzien van het verslag, bedoeld in het tweede lid, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

  • 4 De vastgestelde subsidie kan van de verleende en betaalde subsidie afwijken indien:

    • a. de vervulde dienstbetrekkingen met betrekking tot arbeidsplaatsen niet overeenstemmen met het aantal arbeidsplaatsen op grond waarvan de subsidie is verleend;

    • b. de gemeente de gegevens, bedoeld in dit artikel, niet juist of niet volledig heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere subsidieverlening zou hebben geleid;

    • c. de gemeente anderszins handelt in strijd met dit besluit.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de vorm en inhoud van de jaaropgave, de verklaring en het verslag van de controle.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het vierde lid.

Artikel 16. Opschorting, terugvordering en verrekening

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Indien de opgaven en bescheiden, bedoeld in de artikelen 14, 15 en 17, dan wel de bereidverklaring, bedoeld in artikel 3, zesde lid, niet of niet volledig binnen de daarvoor gestelde termijnen zijn ontvangen, kan Onze Minister de betaling van het voorschot, bedoeld in artikel 14, eerste lid, opschorten.

  • 2 Hervatting van de betaling en nabetaling van de niet betaalde voorschotten vindt zo spoedig mogelijk plaats na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

  • 3 Onze Minister kan, met inachtneming van de termijn, genoemd in artikel 4.57 van de Algemene wet bestuursrecht, onverschuldigd betaalde subsidiebedragen geheel of gedeeltelijk terugvorderen of verrekenen met de verleende subsidie voor het tot stand brengen van arbeidsplaatsen als bedoeld in dit besluit in een volgend jaar.

Artikel 17. Informatie- en administratieverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen die hij voor de informatievoorziening, de beleidsvorming en voor het verlenen, betalen en vaststellen van de subsidie nodig heeft en werkt mee aan door of namens Onze Minister ingesteld onderzoek, dat erop gericht is Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van beleidsontwikkeling.

  • 2 De administratie van de gemeente wordt zodanig ingericht en gevoerd dat alle van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces juist, volledig, tijdig, zichtbaar en controleerbaar zijn.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de vorm en inhoud van de gegevens die op grond van dit artikel worden verstrekt, en de wijze en het tijdstip van verstrekking.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 18. Overgang dienstbetrekkingen bij instellingen zorgsector

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Voor besluiten betreffende dienstbetrekkingen bij instellingen als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onderdeel b, is dit besluit van toepassing met ingang van 1 januari 2000, met dien verstande dat de gemeente de vergoeding voor het vervullen van een dienstbetrekking met een bepaalde werknemer die aan een werkgever is verstrekt met toepassing van artikel 16 van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit niet verlaagt, en:

    • a. voor het jaar 2000 vaststelt op de subsidiebedragen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, inclusief het bedrag, bedoeld in artikel 13, vierde lid;

    • b. voor de jaren 2001 en 2002 vaststelt op de subsidiebedragen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, inclusief het bedrag, bedoeld in artikel 13, vierde lid, voor zover de werkgever aantoonbaar kosten heeft gemaakt, die voortvloeien uit de dienstbetrekking en voor zover deze kosten betrokken zijn in de subsidiebedragen, bedoeld in artikel 13.

  • 2 Artikel 6, tweede lid, onderdelen d en e, zijn niet van toepassing, indien de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking bij een instelling als bedoeld in het eerste lid, die niet zijn werkgever is, doch op grond van een vóór 1 juli 1998 opgesteld fusieplan per 1 januari 2000 onderdeel uitmaakt van een onderneming, die door zijn werkgever in stand zal worden gehouden.

  • 3 De gemeente beëindigt de aanspraak van de werkgever op een vergoeding voor het vervullen van een arbeidsplaats in de vorm van een dienstbetrekking bij een instelling als bedoeld in het eerste lid, nadat een dienstbetrekking met betrekking tot die arbeidsplaats is geëindigd in de periode tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2000 niet, dan nadat ten minste twaalf maanden zijn verstreken sinds het ontstaan van die vacature.

  • 4 Onze Minister verstrekt de gemeente een bij ministeriële regeling te bepalen subsidie voor de kosten van de gemeente voor de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 19. Overgangsbepaling bestaande dienstbetrekkingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Dienstbetrekkingen, die zijn aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarop de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen van toepassing was zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, dan wel vervuld zijn bij een instelling als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onderdeel b, worden aangemerkt als dienstbetrekkingen als bedoeld in dit besluit.

  • 2 Voor bijdragen en vergoedingen van het Rijk over tijdvakken tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en ten aanzien van bezwaar en beroep tegen besluiten betreffende deze bijdragen en vergoedingen blijft de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing.

  • 3 Voor besluiten betreffende dienstbetrekkingen bij instellingen als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onderdeel b, die betrekking hebben op het tijdvak tot 1 januari 2000 en ten aanzien van bezwaar en beroep tegen dergelijke besluiten blijven Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dan wel het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg na 1 januari 2000 bevoegd.

  • 4 Artikel 4 is van toepassing op werknemers die na 1 juli 1999 zijn uitgestroomd uit een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit naar regulier betaalde arbeid.

Artikel 19a. Overgangsbepaling uitstroompremie

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De artikelen 4, 13, vijfde lid, en 14, tweede lid, en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op 31 december 2001, blijven van toepassing op een werknemer onderscheidenlijk een subsidie ten behoeve van die werknemer, die vóór de inwerkingtreding van de Wet van 14 december 2001 houdende wijzigingen van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 I – Arbeidsmarkt- en inkomensbeleid) (Stb. 640) overeenkomstig die artikelen is uitgestroomd uit een dienstbetrekking als bedoeld in dit besluit naar regulier betaalde arbeid.

Artikel 19b. Overgangsbepaling vereisten vergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 6, tweede lid, onderdeel c, zoals dit luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V – Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644), blijft van toepassing op de door een werkgever ontvangen subsidie op grond van de artikelen 16, 17 of 18, met uitzondering van artikel 18, derde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel 13b van de Wet inschakeling werkzoekenden of artikel 81a van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, zoals die artikelen luidden vóór genoemd tijdstip, voor een dienstbetrekking die vóór genoemd tijdstip is aangegaan, welke subsidie vóór genoemd tijdstip is aangevraagd.

Artikel 20. Intrekking regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen wordt ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000 en vervalt met ingang van 1 januari 2004, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie aan de gemeente, bedoeld in dit besluit, is geregeld.

Artikel 22. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit in- en doorstroombanen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 december 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven dertigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven