Zoals bekend is de Wet OOW bedoeld als technische operatie waarbij als uitgangspunt
geldt dat de hoogte en duur van de aanspraken niet wijzigt. Daarbij is overigens wel
onderkend dat de systematiek van de werknemersverzekeringen somtijds zodanig afwijkt
van de regelingen in de overheidssector dat dat uitgangspunt niet ten volle kan worden
gehandhaafd.
De invoering van de WAO per 1 januari 1998 brengt voor een beperkt aantal ambtenaren
met zich mee dat zij niet langer verplicht verzekerd zullen zijn voor het arbeidsongeschiktheidsrisico
en uit dien hoofde geen aanspraak kunnen maken op een WAO-uitkering.
Zonder nadere regelgeving zouden hiernagenoemde groepen overheidswerknemers die hun
werkzaamheden buiten Nederland verrichten in de meeste gevallen op grond van de werknemersverzekeringen
niet verplicht verzekerd zijn tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. In het kader
van de WAO, wordt niet als werknemer beschouwd – en is dus niet verplicht verzekerd
– degene die zijn dienstbetrekking buiten Nederland vervult, tenzij hij in Nederland
woont en zijn werkgever eveneens in Nederland woont of gevestigd is en evenmin degenen
die een bijzonder verlof van langer dan een maand geniet.
Het voorgaande zou in de sector Rijk met name een probleem vormen voor ambtenaren
die naar het buitenland worden uitgezonden, al dan niet met een buitengewoon verlof
constructie, om werkzaamheden te verrichten, al dan niet op een vertegenwoordiging
van het Koninkrijk.
Het kan overigens voorkomen dat de ambtenaar aan wie langer dan een maand buitengewoon
verlof is verleend op grond van een dienstverband met een andere in Nederland gevestigde
werkgever (bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen of Amnesty International) verplicht
is verzekerd op grond van de WAO.
Ter voorkoming van het hiervoor genoemde probleem is inmiddels een algemene maatregel
van bestuur van kracht geworden. Deze algemene maatregel van bestuur is met terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 1998 in werking getreden. Door middel van bedoelde algemene
maatregel van bestuur is het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerde werknemersverzekeringen
1990 gewijzigd. Met bedoelde wijziging zijn bepaalde groepen overheidswerknemers die
in het buitenland werken onder de verplichte verzekering op grond van de WAO gebracht.
Voor het aanwijzen van deze groepen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de
uitbreiding van de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen.
In vergelijking met de tot 1 januari 1998 geldende regelingen voor het overheidspersoneel
zijn na inwerkingtreding van dit besluit de volgende groepen overheidswerknemers niet
langer verplicht verzekerd voor het arbeidsongeschiktheidsrisico.
– De niet in Nederland wonende Nederlander die uit hoofde van een dienstbetrekking
met een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon buiten Nederland werkzaam is
bij een volkenrechtelijke organisatie.
Een gevolg van het onder de verplichte verzekering brengen van dergelijke overheidswerknemers
zou zijn dat de betrokken volkenrechtelijke organisaties als werkgever zouden worden
aangemerkt en derhalve ook de premies werknemersverzekeringen zouden moeten afdragen
en aan de – aan het werkgeverschap verbonden – administratieve verplichtingen zouden
moeten voldoen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van oordeel dat
dat een ongewenste situatie zou zijn. Naar zijn oordeel kan worden volstaan met de
thans al in de WAO opgenomen mogelijkheid van een vrijwillige WAO-verzekering voor
degene die is uitgezonden (dus niet: degene die ontslag heeft genomen) om werkzaamheden
te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan
wel de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund. De premie voor een dergelijke
verzekering dient overigens ingevolge de WAO te worden betaald door de werknemer.
Werkgevers en werknemers kunnen - aldus de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- uiteraard afspraken maken over eventuele gehele of gedeeltelijke vergoeding van
deze premie door de werkgever aan de werknemer.
– De Nederlandse overheidswerknemer die werkzaam is op Aruba of de Nederlandse Antillen,
daartoe uitgezonden door de Nederlandse overheid, waaronder begrepen onderwijspersoneel
dat wordt uitgezonden door een privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij op een Nederlandse
publiekrechtelijke rechtspersoon de verplichting rust het loon te betalen.
Een gevolg van het onder de verplichte verzekering brengen van dergelijke overheidswerknemers
zou zijn dat de betrokken Arubaanse of Antilliaanse werkgever als werkgever in de
zin van de werknemersverzekeringen zou worden aangemerkt en derhalve ook de premies
werknemersverzekeringen zou moeten afdragen en aan de administratieve verplichtingen
zou moeten voldoen. Een zodanige wijziging vergt voorafgaand overleg. Mede gezien
de korte termijn die nog restte tot 1 januari 1998 leek deze optie moeilijk te realiseren.
Om die reden is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorlopig gekozen
voor een vrijwillige WAO-verzekering met ingang van 1 januari 1998. De mogelijkheid
tot het afsluiten van een vrijwillige verzekering zal – met terugwerkende kracht tot
en met 1 januari 1998 – met een wijziging van artikel 81 van de WAO voor deze werknemers
worden geopend.
Voornoemde problematiek doet zich niet voor als op een Nederlandse publiekrechtelijke
rechtspersoon de verplichting is blijven berusten om de bezoldiging te betalen. Deze
rechtspersoon is dan immers de werkgever in de zin van de werknemersverzekeringen.
De betrokken werknemer is dan verplicht verzekerd voor de WAO.
Wat het ziekte- en werkloosheidsrisico betreft van voornoemde groepen is nog van belang
dat de Wet OOW geen wijziging in de bestaande wachtgeld- en ziekteregelingen voor
overheidspersoneel brengt.
Gelet op al het voorgaande geef ik u in overweging om in alle gevallen waarin u de
ambtenaar buitengewoon verlof verleent, als voorwaarde op grond van artikel 34 van
het ARAR te betrekken:
de betaling van de WAO-premie, en; de (vrijwillige) verzekering ingevolge de WAO.
Ten aanzien van de ambtenaren voornoemd die worden uitgezonden naar een volkenrechtelijke
organisatie (en binnenkort wellicht ook de overheidswerknemer op de Antillen) geldt
(op grond van het gewijzigde Artikel 81 van de WAO) dat zij niet verplicht verzekerd
zijn in de zin van de WAO. Waar in mijn circulaire van 2 oktober 1996 (AD96/U793)
op p. 7 onder a sprake is van de werkgeverspremie FAOP, dient thans echter in beginsel
de premie voor de vrijwillige WAO-verzekering te worden gelezen. Het is namelijk niet
alleen mogelijk maar vaak ook wenselijk om de verlofganger vanaf 1 januari 1998 vrijwillig
te verzekeren. Zelfs al bevat het internationale stelsel veelal eigen invaliditeitsvoorzieningen,
daarmee kan toch niet worden uitgesloten dat na terugkeer problemen rijzen. Het belang
voor de betrokkene om vrijwillig verzekerd te zijn voor de WAO is dat ziekten en gebreken
die zijn ontstaan tijdens de periode van het buitengewoon verlof, bij terugkeer in
Nederland, niet-verzekerd zijn voor de WAO, tenzij de WAO-verzekering in die periode
vrijwillig is voortgezet. Als de betrokkene er met andere woorden voor kiest om niet
vrijwillig WAO-verzekerd te zijn en hij/zij wordt tijdens het verblijf in het buitenland
ziek of krijgt een gebrek, dan wordt die ziekte/dat gebrek buiten beschouwing gelaten
in het geval hij/zij na terugkeer in de oude betrekking een WAO-uitkering aanvraagt.
De WAO-uitkering wordt dan vastgesteld zonder rekening te houden met de bedoelde ziekte
of het bedoelde gebrek.
Het is dan ook van belang dat betrokkenen voor zichzelf terdege een afweging maken.
Terzake van nieuwe gevallen van verlofverlening kunt u overwegen om de premie – die
bij vrijwillige verzekering in beginsel door de werknemer dient te worden voldaan
– voor uw eigen rekening te nemen. Dit geldt in versterkte mate terzake van de reeds
lopende verloven. Waar u dit echter niet wenst, acht ik het van belang dat u zo snel
mogelijk in contact treedt met de verlofganger opdat deze in staat wordt gesteld om
zelf een eventueel ongewenst hiaat tijdig te herstellen.
Ten aanzien van de ambtenaren voornoemd die geplaatst zijn bij de Arubaanse of Antilliaanse
overheid, zijn er twee mogelijkheden.
Indien de ambtenaar wordt bezoldigd door de Nederlandse overheidswerkgever is de ambtenaar
verplicht verzekerd voor de WAO. De premie van de verplichte verzekering komt in die
situatie voor uw rekening.
Indien de ambtenaar wordt bezoldigd door de Arubaanse of Antilliaanse overheid, is
de ambtenaar niet verplicht verzekerd. De mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren
is op dit moment nog niet voorzien, maar zal in de loop van 1998 bij de aanpassing
van de Wet OOW zijn beslag krijgen.
Gelet op het verschil in verzekering kan ik u op dit moment uitsluitend adviseren
om – bij uitzending naar Aruba en de Nederlandse Antillen – gebruik te maken van de
mogelijkheid om ambtenaren op basis van een dienstverband alhier onder de verplichte
verzekering te houden.
Ten aanzien van ambtenaren aan wie buitengewoon verlof in het persoonlijk belang wordt
verleend, geldt dat zij – onder voorwaarden – de mogelijkheid hebben om de WAO verzekering
– voor eigen rekening – vrijwillig voort te zetten indien er tijdens het buitengewoon
verlof arbeid wordt verricht. Dienaangaande vermeld ik nog dat er een voorstel van
wet is ingediend waarmee de nawerking van de sociale zekerheidswetgeving wordt uitgebreid
van 1 maand naar 6 maanden. Een dergelijke uitbreiding van de nawerking heeft tot
gevolg dat de ambtenaar langer dan nu het geval is verzekerd blijft tegen de risico’s
van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de verplichte verzekering.
Gegeven de in bovenstaande paragraaf genoemde situaties, waarin niet langer sprake
is van een automatisch verzekerd zijn van de ambtenaar voor de gevolgen van een arbeidsongeschiktheid,
wordt in dergelijke gevallen gepleit voor een actieve informatieverstrekking terzake
aan de betrokken werknemer/ambtenaar. Tevens worden hierin betrokken afspraken met
betrekking tot de vraag ten laste van wie de premie komt voor de vrijwillige (WAO)
verzekering.