Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering

Geraadpleegd op 03-05-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 5, 6, 12, 14, 16, 18, 20, 22, 23 en 32 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Voor zoveel nodig in overeenstemming of na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

Artikel 1a

De inhoudingsplichtige rekent tot het loon voor de door hem betaalde aanvullingen op uitkeringen ingevolge de Ziektewet het gezamenlijke bedrag van de uitkeringen en de aanvullingen.

Hoofdstuk II. Vermindering af te dragen loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Artikel 2

  • 1 Bij de herleiding van de afdrachtvermindering onderwijs en de toetslonen tot bedragen per loontijdvak wordt een jaar op 260 dagen, een maand op 65/3 dag, een week op 5 dagen en een tijdvak dat korter is dan een dag op een dag gesteld.

  • 2 Met betrekking tot de werknemer wiens loon mede omvat de waarde van regelmatig bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken, worden de op grond van het eerste lid bepaalde tijdvakbedragen van de afdrachtvermindering onderwijs vermenigvuldigd:

    • a. ingeval op jaarbasis aanspraken worden verleend voor 20 of meer vakantiedagen: met de factor 260:230;

    • b. ingeval op jaarbasis aanspraken worden verleend voor 19 of minder vakantiedagen: met defactor 260 : 245.

  • 3 Met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde werknemer bedraagt de afdrachtvermindering onderwijs per kalenderjaar niet meer dan het desbetreffende bedrag genoemd in artikel 5, eerste lid, van de wet.

  • 4 Voor de toepassing van het tweede lid wordt het aantal vakantiedagen in aanmerking genomen tot het krachtens de publiekrechtelijke regeling of de collectieve arbeidsovereenkomst voor een volwassen werknemer geldende aantal zonder rekening te houden met feestdagen en met extra vakantiedagen die aan de werknemer worden toegekend in verband met zijn leeftijd of de duur van zijn dienstverband.

Artikel 4

Ingeval de vermindering op de voet van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de wet toepassing vindt, administreert de inhoudingsplichtige per werknemer en per tijdvak waarover die vermindering wordt toegepast de overeengekomen arbeidsduur.

Artikel 5

Ingeval de vermindering op de voet van artikel 6, derde lid, van de wet plaatsvindt aan de hand van het aantal uren waarover loon is verschuldigd, is op dat loon artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de wet niet van toepassing en administreert de inhoudingsplichtige per werknemer en per tijdvak waarover die vermindering wordt toegepast de volgende gegevens:

  • a. het aantal uren waarover het loon is verschuldigd;

  • b. het voor de toepassing van dit artikel relevante loon;

  • c. het van toepassing zijnde toetsloon.

Artikel 6

  • 1 Ingeval het loon niet per tijdseenheid wordt berekend, is bij de bepaling van de vermindering op de voet van artikel 6, derde lid, van de wet, artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de wet niet van toepassing op dat loon. In dat geval vindt die vermindering, in afwijking van artikel 6, eerste lid, van de wet, inkomensevenredig plaats aan de hand van de verhouding van het in het loontijdvak ten minste op nihil te stellen genoten loon van de werknemer en het bedrag dat per kalenderjaar beloopt

    Indien hij de leeftijd heeft bereikt van

    doch niet de leeftijd van

     

    15 jaren

    16 jaren:

    € 5 578

    16 jaren

    17 jaren:

    € 6 415

    17 jaren

    18 jaren:

    € 7 344

    18 jaren

    19 jaren:

    € 8 460

    19 jaren

    20 jaren:

    € 9 761

    20 jaren

    21 jaren:

    € 11 434

    21 jaren

    22 jaren:

    € 13 480

    22 jaren

    23 jaren:

    € 15 803

    23 jaren

     

    € 18 592

  • 2 Ingeval het eerste lid toepassing vindt administreert de inhoudingsplichtige per werknemer en per tijdvak waarover de vermindering wordt toegepast de in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde verhouding.

Artikel 7

De inhoudingsplichtige die met betrekking tot een door hem aangewezen categorie werknemers artikel 6, vierde lid, van de wet toepast, bewaart bij zijn loonadministratie een overzicht van de desbetreffende werknemers of categorie werknemers.

Artikel 8

De inhoudingsplichtige voegt binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar aan de loonadministratie toe de administratie met betrekking tot de in dat jaar toegepaste afdrachtvermindering onderwijs. De administratie bevat per werknemer het bedrag van de de afdrachtvermindering onderwijs.

Hoofdstuk IV. Afdrachtvermindering onderwijs

Artikel 11c

Als bedrijfssectoren als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de wet worden aangewezen, onder vermelding van de desbetreffende code in de Standaard Bedrijfsindeling uit 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

  • a. landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht (A 01);

  • b. bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw (A 02);

  • c. visserij en kweken van vis en schaaldieren (A 03);

  • d. winning van aardolie en aardgas (B 06);

  • e. winning van delfstoffen met uitzondering van olie en gas (B 08);

  • f. dienstverlening voor de winning van aardolie en aardgas (B 09.1);

  • g. vervaardiging van voedingsmiddelen (C 10);

  • h. vervaardiging van dranken (C 11);

  • i. vervaardiging van tabaksproducten (C 12);

  • j. vervaardiging van textiel (C 13);

  • k. vervaardiging van kleding (C 14);

  • l. vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (C 15);

  • m. primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk met uitzondering van meubels (C16);

  • n. vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren (C 17);

  • o. drukkerijen, reproductie van opgenomen media (C 18);

  • p. vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking (C 19);

  • q. vervaardiging van chemische producten (C 20);

  • r. vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten (C 21);

  • s. vervaardiging van producten van rubber en kunststof (C 22);

  • t. vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten (C 23);

  • u. vervaardiging van metalen in primaire vorm (C 24);

  • v. vervaardiging van producten van metaal met uitzondering van machines en apparaten (C 25);

  • w. vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur (C 26);

  • x. vervaardiging van elektrische apparatuur (C 27);

  • y. vervaardiging van overige machines en apparaten (C 28);

  • z. vervaardiging van auto’s, aanhangwagens en opleggers (C 29);

  • aa. vervaardiging van overige transportmiddelen (C 30);

  • bb. vervaardiging van meubels (C 31);

  • cc. vervaardiging van overige goederen (C 32);

  • dd. reparatie en installatie van machines en apparaten (C33);

  • ee. productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht (D 35);

  • ff. winning en distributie van water (E 36);

  • gg. voorbereiding tot recycling (E 38.3);

  • hh. bouwnijverheid (F);

  • ii. handel in en reparatie van auto’s, motorfietsen en aanhangers (G 45);

  • jj. groothandel en handelsbemiddeling met uitzondering van auto’s en motorfietsen (G 46);

  • kk. detailhandel met uitzondering van auto’s (G 47);

  • ll. vervoer over land (H49);

  • mm. vervoer over water (H 50);

  • nn. luchtvaart (H 51);

  • oo. opslag en dienstverlening voor vervoer (H 52);

  • pp. post en koeriers (H 53);

  • qq. logies-, maaltijd- en drankverstrekking (I);

  • rr. uitgeverijen (J 58.1);

  • ss. maken en uitgeven van geluidsopnamen (J 59.2);

  • tt. telecommunicatie (J 61);

  • uu. dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie (J 62);

  • vv. dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie (J 63);

  • ww. financiële instellingen met uitzondering van verzekeringen en pensioenfondsen (K 64);

  • xx. verzekeringen en pensioenfondsen met uitzondering van verplichte sociale verzekeringen (K 65);

  • yy. overige financiële dienstverlening (K 66);

  • zz. verhuur van en handel in onroerend goed (L);

  • aaa. rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie (M 69);

  • bbb. holdings met uitzondering van financiële en concerndiensten binnen eigen concern (M 70.1);

  • ccc. advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering (M 70.2);

  • ddd. architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies (M 71.1);

  • eee. speur- en ontwikkelingswerk (M 72);

  • fff. markt- en opinieonderzoeksbureaus (M 73.2);

  • ggg. verhuur en lease van auto’s, consumentenartikelen, machines en overige roerende goederen (N 77);

  • hhh. reisbemiddeling, reisorganisatie, toeristische informatie en reserveringsbureaus (N 79);

  • iii. landschapsverzorging (N 81.3);

  • jjj. gezondheidszorg (Q 86) met uitzondering van medische laboratoria, trombosediensten en overig behandelingsondersteunend onderzoek (Q 86.92.4);

  • kkk. verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting (Q 87);

  • lll. thuiszorg (Q 88.10.1);

  • mmm. reparatie van computers en consumentenartikelen (S 95).

Artikel 11d

Zolang de inhoudingsplichtige nog niet beschikt over een door alle betrokken partijen getekende overeenkomst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen a, f en g, van de wet bewaart hij, in afwijking van artikel 14, zesde en achtste lid, van de wet bij de loonadministratie een verklaring van het Regionaal Opleidingscentrum waaruit blijkt dat de desbetreffende leerling de beroepsbegeleidende, de basisberoepsgerichte of de beroepsopleidende leerweg volgt.

Artikel 12

  • 1 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de wet bevat ten minste:

    • a. dat de privaatrechtelijke rechtspersoon of de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO, bedoeld in die bepaling, de loonkosten van de desbetreffende assistent in opleiding of onderzoeker in opleiding financiert;

    • b. ingeval de inhoudingsplichtige een universiteit is of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen of een onder een van deze organisaties ressorterende onderzoeksinstelling, bedoeld in die bepaling: dat de afdrachtvermindering onderwijs volledig ten goede komt van de privaatrechtelijke rechtspersoon of de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO die de loonkosten heeft gefinancierd;

    • c. een bepaling met betrekking tot de openbaarheid van onderzoeksgegevens zoals die door de desbetreffende universiteit bij contractonderzoek wordt toegepast;

    • d. een bepaling met betrekking tot de doorberekening van eventuele bijkomende kosten zoals die door de desbetreffende universiteit bij contractonderzoek wordt toegepast.

  • 2 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de wet bevat ten minste:

    • a. dat de privaatrechtelijke rechtspersoon of de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO, bedoeld in die bepaling, de loonkosten van de desbetreffende werknemer financiert;

    • b. een bepaling met betrekking tot de openbaarheid van onderzoeksgegevens zoals die door de desbetreffende universiteit bij contractonderzoek wordt toegepast;

    • c. een bepaling met betrekking tot de doorberekening van eventueel bijkomende kosten zoals die door de desbetreffende universiteit bij contractonderzoek wordt toegepast;

    • d. dat op de desbetreffende werknemer met betrekking tot de begeleiding van het promotieonderzoek artikel 13.14 van het Rechtspositiereglement wetenschappelijk onderwijs en onderzoek van overeenkomstige toepassing is.

  • 3 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de wet bevat ten minste:

    • a. het aantal studiepunten dat de student in het kader van het praktijkdeel van de opleiding bij de desbetreffende werkgever verwerft;

    • b. de periode of perioden waarop de overeenkomst betrekking heeft, welke ten minste 6 maanden praktijk dan wel ten minste twee keer 4 maanden praktijk beslaat;

    • c. de wijze van begeleiding van de werknemer, naar aard en omvang, door hogeschool en werkgever;

    • d. de leerdoelen die moeten worden gerealiseerd in de praktijk en in het daarmee samenhangende theoriedeel;

    • e. de wijze van beoordeling van de praktijk;

    • f. functie-inhoud, vergoeding en andere arbeidsvoorwaarden;

    • g. bepalingen met betrekking tot ontbinding van de overeenkomst om onderwijskundige redenen.

  • 4 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet bevat ten minste:

    • a. de vermelding dat het partijen bekend is dat de afdrachtvermindering onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet, van toepassing is;

    • b. een bepaling met betrekking tot een verdeling tussen partijen van de afdrachtvermindering, bedoeld in onderdeel a, waarbij tot uitdrukking komt dat deze verdeling is gekoppeld aan de onderlinge afspraken met betrekking tot de verdeling van de werkzaamheden die voortvloeien uit het aanbieden van de beroepspraktijkvormingsplaats door het bedrijf dat of de organisatie die bevoegd als bedoeld in artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs de beroepspraktijkvorming verzorgt.

  • 5 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van de wet bevat ten minste:

    • a. een bijlage waaruit blijkt dat het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt daartoe bevoegd is als bedoeld in artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • b. de naam van de opleiding, de opleidingssoort en het niveau ervan;

    • c. de aanvangsdatum en einddatum van de beroepspraktijkvorming;

    • d. het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar;

    • e. een bepaling met betrekking tot de begeleiding van de deelnemer;

    • f. een bepaling met betrekking tot het deel van de kwalificatie dat de deelnemer tijdens de beroepspraktijkvorming dient te behalen en de beoordeling daarvan;

    • g. een bepaling met betrekking tot de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

  • 6 Indien de inhoudingsplichtige, bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van de wet niet tevens is het bedrijf of de organisatie, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, wordt dat bedrijf of die organisatie voor de toepassing van artikel 14a, tweede lid, van de wet en voor de toepassing van dit artikel in de plaats van de inhoudingsplichtige partij bij de overeenkomst, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige onverminderd degene blijft die op grond van artikel 14a, tweede lid, van de wet over de aldaar bedoelde overeenkomst dient te beschikken.

Artikel 12a

  • 1 De hogescholen stellen aan het einde van het kalenderjaar een overzicht per inhoudingsplichtige per in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de wet bedoelde werknemer op, waaruit kan worden afgeleid voor welke loontijdvakken in het daarop volgende kalenderjaar recht op de afdrachtvermindering onderwijs kan bestaan, en verstrekt dit aan de inhoudingsplichtige.

  • 2 De inhoudingsplichtige bewaart het in het eerste lid bedoelde overzicht bij de loonadministratie.

Artikel 12aa

  • 1 Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de wet worden als vormen van scholing die zijn gericht op het op startkwalificatieniveau brengen, aangewezen opleidingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van de Regeling vaststelling eindtermen beroepsonderwijs en vaststelling overzicht bekostigde beroepsopleidingen die van kracht is op het tijdstip waarop de bij de inhoudingsplichtige werkzame persoon de opleiding begint te volgen.

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing indien door de onderwijsinstelling die de opleiding verzorgt binnen een maand na het einde van de opleiding aan de inhoudingsplichtige een schriftelijke verklaring is afgegeven die de inhoudingsplichtige bij de loonadministratie bewaart. De verklaring bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de opleiding, de codekwalificatie en het niveau ervan zoals vermeld in de door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de desbetreffende onderwijsinstelling verstrekte licentie;

    • b. het nummer van de in onderdeel a bedoelde licentie;

    • c. de periode waarin de in de onderneming werkzame persoon de opleiding heeft gevolgd.

  • 3 De in artikel 14, vijfde lid, onderdeel b, van de wet bedoelde verklaring van het UWV is een schriftelijk stuk en bevat ten minste:

    • a. gegevens waaruit blijkt dat de werknemer een werkloze was op het tijdstip voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking;

    • b. het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer van de werknemer.

Hoofdstuk VI. Afdrachtvermindering zeevaart

Artikel 16

  • 1 De inhoudingsplichtige administreert bij de loonadministratie per tijdvak waarover een afdrachtvermindering zeevaart wordt toegepast, de volgende gegevens:

    • a. per zeevarende het door deze per loontijdvak genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, alsmede het percentage van de afdrachtvermindering zeevaart dat met betrekking tot hem van toepassing is;

    • b. de berekening van de afdrachtvermindering zeevaart.

  • 2 De inhoudingsplichtige administreert bij de loonadministratie per kalenderjaar:

    • a. de namen, de geboortedata en de nummers van de monsterboekjes van de zeevarenden met betrekking tot wie de afdrachtvermindering zeevaart is toegepast;

    • b. de naam en de roepnaam van het zeeschip of de zeeschepen waarop de met betrekking tot wie de afdrachtvermindering zeevaart is toegepast, zeevarenden aangemonsterd zijn geweest. Voor toepassing van de vorige volzin wordt onder de roepnaam van een zeeschip verstaan de roepnaam, bedoeld in artikel 25 van het Radioreglement 1997 (Trb. 1981, nr. 78);

    • c. per zeevarende met betrekking tot wie de afdrachtvermindering zeevaart is toegepast: de periode of perioden waarin de zeevarende aan boord van een zeeschip aangemonsterd is geweest.

Artikel 20

Voor de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart wordt een schip in het kader van een onderneming grotendeels op zee geëxploiteerd indien het in de kalendermaand waarin het inhoudingstijdstip valt grotendeels op zee wordt geëxploiteerd.

Artikel 20a

Voor de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart wordt een schip dat in droogdok ligt gedurende ten hoogste een maand geacht grotendeels op zee te worden geëxploiteerd.

Artikel 21

  • 1 De afdrachtvermindering zeevaart vindt met betrekking tot de zeevarende die op het inhoudingstijdstip met verlof is of tijdelijk arbeidsongeschikt is, slechts toepassing indien hij gedurende de periode tussen bedoeld verlof onderscheidenlijk bedoelde arbeidsongeschiktheid en de voorafgaande periode van vakantieverlof meer dan de helft van de werktijd op zeeschepen onder Nederlandse vlag heeft gewerkt.

  • 2 Ten aanzien van de zeevarende die werkzaam is op een zeeschip op het tijdstip waarop dit de Nederlandse vlag gaat voeren wordt, indien de voorafgaande periode van vakantieverlof voor dat tijdstip eindigde, voor de toepassing van het eerste lid dat tijdstip tot uitgangspunt genomen in plaats van de voorafgaande periode van vakantieverlof.

Hoofdstuk VIII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Met betrekking tot gevallen waarin artikel 2 van de Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 toepassing heeft gevonden, blijven de bepalingen van de Uitvoeringsregeling belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 van kracht naar de tekst zoals die luidde op 31 december 1995.

Artikel 26a

Met betrekking tot de gevallen waarin artikel 33 van de wet afdrachtvermindering langdurig werklozen nog wordt genoten, blijven in zoverre de bepalingen van deze regeling naar de tekst zoals die luidde op 31 december 2002, na die datum toepassing vinden.

Artikel 26b

Met betrekking tot het op 31 december 2004 nog niet verrekende gedeelte van de arbo-afdrachtvermindering blijft artikel 1b, zoals dat luidde op 31 december 2004, ook na die datum nog van toepassing.

Artikel 27

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

  • 2 Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A. Vermeend

Naar boven