Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2006

Besluit van 24 december 1992, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 10 november 1992, nr. WV 92/534, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 3, derde lid, 4, tweede, derde en vierde lid, 5, derde lid, 14, tweede lid, 28, eerste lid, 29, eerste lid, 30, eerste lid, 31, 32, eerste lid, 33, eerste lid, 36, 37 en 40 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten (Stb. 1992, 683) en artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1992, nr. W06.92.0540);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 1992, nr. WV 92/648, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Afdeling 2. Overbrengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak

Artikel 2

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de wet, van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een inrichting naar een andere inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, dient te kunnen worden aangetoond met een vervoersopdracht.

  • 2 De vervoersopdracht wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de inrichting van waaruit alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden overgebracht.

  • 3 De vervoersopdracht of een afschrift daarvan dient binnen één maand na de aanvang van de overbrenging van de in het eerste lid bedoelde goederen te zijn terugontvangen door de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zijn overgebracht dat de goederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn inrichting zijn opgenomen.

  • 4 De vergunninghouder van de inrichting waarnaar de in het eerste lid bedoelde goederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van de in het derde lid bedoelde vervoersopdracht of van een afschrift daarvan.

  • 5 De vervoersopdracht, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek achterwege blijven indien:

    • a. de vergunninghouder van de inrichting van waaruit alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden overgebracht beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen; en

    • b. de vergunninghouder van de inrichting van waaruit alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden overgebracht bij zijn aangifte opgave doet van de door hem in het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan zonder vervoersopdracht overgebrachte alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak.

  • 6 In de opgave, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, worden per overbrenging vermeld:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de belastingheffing van belang zijnde samenstelling van de goederen; en

    • c. de datum waarop de overbrenging van de goederen is aangevangen.

  • 7 Indien met inachtneming van het vijfde en het zesde lid zonder vervoersopdracht overgebrachte alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak de opgegeven bestemming niet binnen één maand na de aanvang van de overbrenging blijken te hebben bereikt, worden zij aangemerkt als te zijn uitgeslagen uit de inrichting van waaruit de overbrenging is aangevangen.

Artikel 3

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de wet, van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een inrichting naar een ondernemer dan wel een publiekrechtelijk lichaam, anders dan als ondernemer, in een andere lid-staat dient te blijken uit boeken en bescheiden.

  • 2 De vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen, bedoeld in het eerste lid, worden overgebracht dient te beschikken over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen.

  • 3 De vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen, bedoeld in het eerste lid, worden overgebracht dient bij zijn aangifte opgave te doen van de door hem in het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan overgebrachte goederen.

  • 4 In de opgave, bedoeld in het derde lid, worden per overbrenging vermeld:

    • a. de naam en het adres van de ondernemer dan wel het publiekrechtelijke lichaam, anders dan als ondernemer, waarnaar de goederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de belastingheffing van belang zijnde samenstelling van de goederen;

    • c. de datum waarop de overbrenging van de goederen is aangevangen.

Artikel 4

Het brengen, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de wet, van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een inrichting naar een derde land dient te kunnen worden aangetoond met een exemplaar van de op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, vereiste aangifte ten uitvoer waaruit blijkt dat de daarin omschreven goederen hun bestemming hebben bereikt.

Artikel 5

  • 1 Het vervoer van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, b, c, d of e, van de wet naar een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, naar een ondernemer of publiekrechtelijk lichaam, anders dan als ondernemer, naar een natuurlijke persoon die de goederen voor andere doeleinden dan voor persoonlijk verbruik betrekt in Nederland, naar een andere lid-staat via Nederland of naar een derde land dient te kunnen worden aangetoond met een bescheid.

  • 2 In het bescheid, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van degene van wie de goederen afkomstig zijn;

    • b. de naam en het adres van degene naar wie de goederen worden vervoerd;

    • c. de naam en het adres van degene die de goederen vervoert;

    • d. de soorten en de hoeveelheden van de goederen;

    • e. de datum waarop het vervoer van de goederen is aangevangen.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 4, derde lid, van de wet wordt als het op incidentele basis aanwenden van een beperkte hoeveelheid alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak aangemerkt die hoeveelheid die een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid niet overschrijdt.

Artikel 7

De in artikel 4, eerste lid, van de wet bedoelde personen of lichamen moeten hun administratie zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak van belang zijnde gegevens zijn opgenomen. De administratie dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van de vorenbedoelde goederen.

Artikel 8

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdelen a en d, van de wet van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een derde land of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag naar een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, alsmede het brengen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de wet van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling naar een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, dient bij het op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, aangeven voor het vrije verkeer van dat goed te worden aangetoond met een vervoersopdracht, waarop een verklaring is gesteld van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zullen worden overgebracht dat de goederen worden overgebracht naar zijn inrichting en in de administratie van zijn inrichting worden opgenomen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde goederen dienen binnen één maand na het tijdstip waarop de op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, vereiste aangifte is gedaan hun bestemming te hebben bereikt.

  • 3 De vervoersopdracht wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen worden overgebracht, dan wel in diens opdracht.

Artikel 9

Het brengen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de wet, van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een derde land naar een plaats voor tijdelijke opslag, het in Nederland plaatsen onder een communautaire douaneregeling van vanuit een derde land binnengebrachte alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, van de wet, alsmede het onder ambtelijk toezicht vernietigen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die onder een communautaire douaneregeling zijn geplaatst, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van de wet, dient te geschieden met inachtneming van de formaliteiten die op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, moeten worden vervuld.

Artikel 10

  • 1 In de vervoersopdracht, bedoeld in de artikelen 2 en 8, worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van degene die de vervoersopdracht opmaakt dan wel van degene in wiens opdracht zij wordt opgemaakt;

    • b. de naam en het adres van degene die de goederen overbrengt;

    • c. de naam en het adres van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen worden overgebracht en het adres van die inrichting;

    • d. de soort, de hoeveelheid en de voor de heffing van belang zijnde samenstelling van de goederen; en

    • e. de datum waarop de overbrenging van de goederen aanvangt.

  • 2 De vervoersopdracht dient te zijn gedagtekend en ondertekend.

  • 3 Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid vergunninghouder is van een inrichting, wordt tevens het nummer van zijn vergunning vermeld.

  • 4 Afschriften van de vervoersopdrachten worden door de vergunninghouder van de inrichting die de vervoersopdracht heeft opgemaakt of heeft doen opmaken op overzichtelijke wijze bij zijn administratie bewaard.

Hoofdstuk II. Inrichting

Artikel 11

  • 1 De vergunninghouder van een inrichting moet:

    • a. de administratieve organisatie van de inrichting zodanig doen zijn dat zij een juiste en volledige vastlegging van de bedrijfshandelingen waarborgt; en

    • b. de administratie van de inrichting zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de heffing van belang zijnde bedrijfshandelingen zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de vergunninghouder van de inrichting dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de uitgeslagen alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak en de daarvoor uitgereikte facturen;

    • b. de vervoersopdrachten of, indien artikel 2, vijfde lid, toepassing vindt, de overgebrachte alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak met de daarbij behorende gegevens en de daarvoor uitgereikte facturen;

    • c. de uit Nederland betrokken alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak;

    • d. de uit een andere lid-staat betrokken alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak; en

    • e. de uit een derde land betrokken alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak.

  • 3 Met betrekking tot inrichtingen waar alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden vervaardigd, dient de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde administratie tevens de voor de heffing van belang zijnde gegevens te bevatten omtrent de inkoop van grondstoffen en van halffabrikaten, alsmede omtrent de vervaardiging van halffabrikaten en van eindprodukten.

Artikel 12

  • 1 Indien degene die om een vergunning voor een inrichting verzoekt naar het oordeel van de inspecteur niet volledig kan voldoen aan het bepaalde in artikel 11, eerste lid, stelt de inspecteur voorwaarden met betrekking tot de locatie en de inrichting van de inrichting, alsmede met betrekking tot het stelsel van toezicht.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inrichting van een inrichting heeft mede betrekking op de daar aanwezige produktie-, transport- en opslaginstallaties.

Hoofdstuk III. Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 13

Vrijstelling van belasting ter zake van de uitslag en de invoer van vruchte- en groentesappen die kennelijk zijn bestemd om te worden gebruikt als aanvulling op kindervoeding, voor medicinale doeleinden of anders dan om te worden gedronken, wordt verleend indien die bestemming blijkt uit de kleinhandelsverpakking en de presentatie van het produkt.

Artikel 14

  • 1 Vrijstelling van belasting ter zake van de uitslag en de invoer van:

    • a. vruchte- en groentesappen die worden gebruikt voor het vervaardigen van vruchte- of groentesappen als bedoeld in artikel 28 van de wet; en

    • b. alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die worden gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van andere goederen dan alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak,

    wordt verleend indien degene die deze goederen betrekt in het bezit is van een vergunning van de inspecteur waaruit blijkt dat hij de desbetreffende goederen met vrijstelling mag betrekken met inachtneming van de in het tweede tot en met vijfde lid opgenomen voorwaarden.

  • 2 Om de in het eerste lid bedoelde vergunning te kunnen verkrijgen dient de administratie van degene die om de vergunning verzoekt zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de vrijstelling van belasting van belang zijnde bedrijfshandelingen zijn opgenomen. Daarin moeten in ieder geval de gegevens zijn opgenomen omtrent de betrokken alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak en omtrent de daarvan vervaardigde alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak dan wel andere goederen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, is artikel 13 van overeenkomstige toepassing op de door degene die de goederen met vrijstelling betrekt vervaardigde vruchte- en groentesappen.

  • 5 Met betrekking tot het brengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een inrichting, een derde land, een andere lid-staat, een entrepot of een plaats voor tijdelijke opslag naar degene die de goederen met vrijstelling betrekt, zijn de artikelen 2, 5, 8 en 10 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het nummer van de vergunning van degene die de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak met vrijstelling mag betrekken dient te worden vermeld op de vervoersopdracht of het bescheid, dan wel dient te worden opgenomen in de administratie van de inrichting van waaruit de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden overgebracht met overeenkomstige toepassing van artikel 2, vijfde lid.

Artikel 15

  • 1 Vrijstelling van belasting ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die worden gebruikt aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat, wordt verleend indien:

    • a. de eigenaar van het schip of diens vertegenwoordiger in Nederland in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 19 van het Uitvoeringsbesluit accijns; en

    • b. de eigenaar van het schip of zijn gemachtigde aan boord van het schip aan de vergunninghouder van de inrichting een schriftelijke verklaring in tweevoud heeft verstrekt waarin hij vermeldt dat de aan hem te leveren alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden gebruikt voor het in de aanhef bedoelde gebruik onder vermelding van het reisdoel dan wel, in geval van invoer, deze verklaring in tweevoud wordt overgelegd bij de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.

  • 2 De vergunninghouder van de inrichting stelt een exemplaar van de verklaring na ondertekening weer ter hand aan de afnemer. In geval van invoer stelt de ambtenaar bij wie de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer wordt gedaan een exemplaar van de verklaring na aftekening weer ter hand van de aangever.

  • 3 De vergunninghouder van de inrichting, dan wel degene die de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak invoert, dient de ontvangen verklaringen op overzichtelijke wijze bij zijn administratie te bewaren.

  • 4 De afnemer die met vrijstelling van belasting alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak heeft betrokken dient de door hem terugontvangen exemplaren van de verklaringen op overzichtelijke wijze bij zijn administratie te bewaren.

  • 5 Indien de eigenaar van het schip buitenslands woont of is gevestigd en in Nederland geen vertegenwoordiger heeft, kunnen de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak waarvoor de vrijstelling van toepassing is, met inachtneming van het eerste lid, onderdeel b, en het tweede tot en met vierde lid, met vrijstelling worden uitgeslagen of ingevoerd.

Artikel 16

  • 1 Vrijstelling van belasting ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die worden gebruikt aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat wordt verleend indien de eigenaar van het luchtvaartuig of diens gemachtigde aan de vergunninghouder van de inrichting een schriftelijke verklaring in tweevoud heeft verstrekt waarin hij vermeldt dat de aan hem te leveren alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak zijn bestemd voor vorenbedoeld gebruik, dan wel in geval van invoer, deze verklaring in tweevoud wordt overgelegd bij de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling vrij verkeer.

Artikel 17

  • 1 Vrijstelling van belasting ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die worden gebruikt voor onderzoek, kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten een inrichting wordt verleend indien de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden uitgeslagen dan wel degene die de goederen invoert, in het bezit is van een vergunning van de inspecteur waaruit blijkt dat hij de desbetreffende goederen met vrijstelling mag uitslaan dan wel invoeren.

  • 2 De vergunning wordt op verzoek verleend. In het verzoek om de vergunning worden vermeld:

    • a. de soort, de hoeveelheid en de voor de heffing van belang zijnde samenstelling van de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak;

    • b. de naam en het adres van de plaats waar de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak zullen worden onderzocht, gecontroleerd of getest;

    • c. de aard en het doel van het onderzoek, de controle of de test; en

    • d. de bestemming van de eventueel resterende alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak na afloop van het onderzoek, de controle of de test.

  • 3 Bij het verzoek om de vergunning moet de schriftelijke opdracht voor de in het eerste lid bedoelde onderzoeken, controles of testen worden overgelegd.

  • 4 De vergunning kan worden verleend voor een bepaalde periode of voor periodiek wederkerende onderzoeken, controles of testen. De in het tweede lid bedoelde opdrachten dienen alsdan afzonderlijk per onderzoek, controle of test uit de administratie te blijken.

  • 5 De alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die na afloop van de in het eerste lid bedoelde onderzoeken, controles of testen resteren moeten na de onderzoeken, controles of testen worden overgebracht naar een inrichting, worden uitgevoerd of onder ambtelijk toezicht worden vernietigd.

Afdeling 2. Teruggaven

Artikel 18

Voor de toepassing van de teruggaaf van belasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak in gevallen waarin deze goederen op de voet van artikel 29 van de wet zouden kunnen worden betrokken met vrijstelling, is artikel 14 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het bepaalde in het vierde en het vijfde lid van dat artikel.

Artikel 19

Voor de toepassing van de teruggaaf van belasting ter zake van de levering van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak waarvoor op de voet van artikel 30 van de wet aanspraak op een vrijstelling zou bestaan, zijn de artikelen 15 en 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

  • 1 Teruggaaf van belasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn verloren gegaan, wordt verleend indien de goederen tot een bedrijfsvoorraad behoren en de belanghebbende onverwijld nadat is geconstateerd dat de goederen zijn verloren gegaan daarvan melding doet bij de inspecteur.

  • 2 De soort, de hoeveelheid en de voor de berekening van de teruggaaf van belang zijnde samenstelling van de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn verloren gegaan, alsmede het tijdstip waarop en de oorzaak waardoor de goederen verloren zijn gegaan, dienen door de belanghebbende te worden aangetoond.

  • 3 Teruggaaf wordt uitsluitend verleend indien het verloren gaan van de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak is te wijten aan overmacht of ongeval.

Artikel 21

Voor de toepassing van teruggaaf van belasting voor onder ambtelijk toezicht vernietigde alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak is artikel 20, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

Voor de toepassing van de teruggaaf van belasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn gebracht naar een derde land of zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling met als bestemming een derde land, dient bij het verzoek om teruggaaf een exemplaar van de op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, vereiste aangifte ten uitvoer te worden overgelegd waaruit blijkt dat de daarin omschreven goederen hun bestemming hebben bereikt.

Artikel 23

  • 1 Teruggaaf van belasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn gebracht binnen een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, wordt verleend aan de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zijn overgebracht indien uit de administratie blijkt dat de goederen in zijn inrichting zijn opgenomen.

  • 2 De vergunninghouder van de inrichting brengt het bedrag waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt in mindering op het bedrag dat hij ingevolge artikel 20 van de wet op aangifte moet voldoen over het tijdvak waarin de desbetreffende alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak binnen zijn inrichting zijn gebracht.

Artikel 24

Voor de toepassing van de teruggaaf van belasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die door een ondernemer zijn overgebracht naar een ondernemer dan wel een publiekrechtelijk lichaam, anders dan als ondernemer, in een andere lid-staat, dient belanghebbende aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat de goederen hun bestemming hebben bereikt.

Artikel 25

Bij een verzoek om teruggaaf binnen drie maanden na een tariefwijziging van de belasting wordt teruggaaf ingevolge deze afdeling bij een tariefverhoging naar het daarvóór geldende tarief en bij een tariefverlaging naar het dan geldende tarief verleend, tenzij de belanghebbende aantoont dat de belasting waarvan teruggaaf wordt gevraagd, is voldaan naar het na de tariefverhoging geldende onderscheidenlijk vóór de tariefverlaging gegolden hebbende hogere tarief.

Artikel 26

Bij een verzoek om teruggaaf van belasting dient steeds de aankoopfactuur van de desbetreffende alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak te worden overgelegd.

Hoofdstuk IV. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Controlebepalingen

Artikel 27

  • 1 Van alcoholvrije dranken die worden vervoerd dan wel voorhanden zijn buiten een inrichting of een entrepot, moet aan de hand van bescheiden de herkomst kunnen worden aangetoond.

  • 2 Het bescheid mag niet ouder zijn dan twee dagen bij vervoer over de weg en vijf dagen bij vervoer op andere wijze.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot alcoholvrije dranken die bij anderen dan ondernemers als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329), of publiekrechtelijke lichamen, anders dan als ondernemer, voorhanden zijn of door hen worden vervoerd voor eigen verbruik voor zover die produkten zich bevinden in de gebruikelijke kleinhandelsverpakkingen.

Afdeling 2. Overige bepalingen

Artikel 28

Met betrekking tot het verlenen, het aanpassen en het intrekken van op grond van dit besluit te verlenen vergunningen zijn de artikelen 45 tot en met 50 van de Wet op de accijns van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29

In een douane-entrepot of een vrij entrepot in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, mogen voorhanden zijn:

  • a. niet-communautaire alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van het Communautair douanewetboek;

  • b. communautaire alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als bedoeld in artikel 4, onderdeel 7, van het Communautair douanewetboek die met toepassing van hoofdstuk 4, paragraaf 2, van het Douanebesluit worden opgeslagen.

Artikel 30

  • 1 De voor opslag bestemde inrichtingen van de vergunninghouder van een entrepot van het type E, bedoeld in artikel 504, tweede lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, kunnen voor de opslag van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak als inrichting worden aangewezen.

  • 2 Uit de administratie van de vergunninghouder voor de inrichting en voor het in het eerste lid bedoelde entrepot dient op overzichtelijke wijze te blijken welke goederen in de inrichting zijn opgeslagen en welke in het entrepot.

  • 3 Met betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend, wordt onder het in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de wet bedoelde brengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling vanuit het entrepot naar een inrichting die voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken van de goederen van het entrepot naar de inrichting.

  • 4 Voor de in het derde lid bedoelde overbrengingen is geen vervoersopdracht vereist.

  • 5 Op verzoek kunnen alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak worden aangemerkt als voorhanden te zijn in plaatsen waarvoor een in het eerste lid bedoelde vergunning is verleend indien zij in de administratie van de inrichting dan wel van het entrepot zijn opgenomen. In afwijking in zoverre van artikel 2, derde lid, worden de vervoersopdrachten alsdan voorzien van de verklaring dat de goederen in de administratie zijn opgenomen.

Hoofdstuk V. Ontheffing verbodsbepalingen

Tabaksprodukten

Artikel 31

  • 1 Indien pruimtabak of snuiftabak zal worden verkocht aan anderen dan wederverkopers voor een hogere prijs dan die is vermeld op de aangebrachte zegels, dient degene door wie de pruimtabak of snuiftabak wordt verkocht belastingzegels ten bedrage van het verschil tussen de oorspronkelijke prijs en de nieuwe verkoopprijs aan te vragen bij de inspecteur onder wie de verkoper ressorteert.

Hoofdstuk VI. Strafbepalingen

Artikel 32

Strafbare feiten zijn:

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Het Oude Loo, 24 december 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de dertigste december 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven