Uitvoeringsbesluit accijns

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2024 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 20 december 1991, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit accijns

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 oktober 1991, nr. WV 91/343, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 3, derde lid,5, derde lid, 41, eerste lid, 51, tweede lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste lid, 67, eerste lid, 68, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 80, eerste lid, 82, eerste lid, 85, eerste lid, 91, derde lid, onderdeel b, en 95, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561), artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en artikel 28 van de Wet van 15 juni 1951 (Stb. 215);

De Raad van State gehoord (advies van 13 december 1991, nr. W06.91.0589);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 1991, nr. WV 91/436, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene Bepalingen

Afdeling 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1a

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ARC: de unieke administratieve referentiecode die door de inspecteur of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat is toegekend aan het e-AD, bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Richtlijn;

  • bericht van ontvangst: het bericht, bedoeld in artikel 24 of artikel 37 van de Richtlijn;

  • bericht van uitvoer: het bericht, bedoeld in artikel 25 van de Richtlijn;

  • certificaat van vrijstelling: het document, bedoeld in artikel 12 van de Richtlijn;

  • e-AD en voorlopig e-AD: het elektronisch administratief document, bedoeld in artikel 20, eerste, tweede en derde lid, van de Richtlijn;

  • EMCS: het geautomatiseerde systeem, bedoeld in Besluit 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2020 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake de overbrenging van en de controle op accijnsgoederen (PbEU 2020, L 58);

  • e-VAD en voorlopig e-VAD: het vereenvoudigd elektronisch administratief document, bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Richtlijn;

  • noodbericht van ontvangst: het bericht van ontvangst voor overbrengingen van accijnsgoederen, bedoeld in artikel 27, eerste lid, of artikel 39 van de Richtlijn;

  • noodbericht van uitvoer: het bericht van uitvoer voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Richtlijn;

  • nooddocument: het nooddocument ten geleide van overbrengingen van accijnsgoederen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder a, artikel 26, vierde lid, artikel 38, eerste lid, onder a, van de Richtlijn;

  • Richtlijn: Richtlijn 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PbEU 2020, L 58);

  • VARC: de unieke vereenvoudigde administratieve referentiecode die door de inspecteur of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat is toegekend aan het e-VAD, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Richtlijn;

  • voorlopig bericht van annulering: het bericht, bedoeld in artikel 20, zesde lid, van de Richtlijn;

  • voorlopig bericht van bestemmingswijziging: het document, bedoeld in artikel 20, zevende lid, of artikel 36, vijfde lid, van de Richtlijn;

  • voorlopig bericht van splitsing: het bericht, bedoeld in artikel 23 van de Richtlijn;

  • wet: de Wet op de accijns.

Afdeling 2. Overbrengen van accijnsgoederen

Artikel 2

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de wet, van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 2 De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht dient een voorlopig e-AD in.

  • 3 Indien de gegevens in het voorlopig e-AD niet in orde zijn bevonden, draagt de vergunninghouder zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het voorlopig e-AD opnieuw in.

  • 4 Indien de gegevens in het voorlopig e-AD in orde zijn bevonden, ontvangt de vergunninghouder de ARC, die aan het e-AD is toegekend.

  • 5 De vergunninghouder verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt een gedrukt exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld.

  • 6 Het in het vijfde lid bedoelde document moet op ieder moment van de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur of aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat kunnen worden getoond.

  • 7 De vergunninghouder mag het e-AD annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, van de wet. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van annulering in.

  • 8 Tijdens de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de vergunninghouder de accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven, die een van de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d of f, van de wet bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van bestemmingswijziging in.

  • 9 Indien de geadresseerde van minerale oliën die onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen worden overgebracht, nog niet definitief vaststaat wanneer de vergunninghouder het voorlopig e-AD indient, kan de inspecteur toestaan dat de vergunninghouder de gegevens van de geadresseerde niet invult.

  • 10 Zodra de gegevens van de geadresseerde, bedoeld in het negende lid, bekend zijn, maar uiterlijk bij het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, zendt de vergunninghouder de gegevens toe aan de inspecteur. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van bestemmingswijziging in.

  • 11 Aan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats van waaruit minerale oliën onder dekking van een e-AD worden overgebracht naar een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet, wordt toegestaan dat de desbetreffende overbrenging wordt gesplitst in twee of meer deeltransporten, mits:

    • a. de totale hoeveelheid minerale oliën ongewijzigd blijft;

    • b. de splitsing wordt verricht op het grondgebied van een lidstaat die deze procedure toestaat;

    • c. de bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat in kennis worden gesteld van de plaats waar de splitsing geschiedt; en

    • d. elk deeltransport een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d of f, van de wet, krijgt.

    De vergunninghouder dient daartoe een voorlopig bericht van splitsing in.

  • 12 Indien een overbrenging van minerale oliën als bedoeld in het negende lid, waarvan de geadresseerde nog niet definitief vaststaat, wordt gesplitst als bedoeld in het elfde lid, kan de inspecteur toestaan dat de vergunninghouder voor een van de deeltransporten de gegevens van de geadresseerde niet invult met inachtneming van hetgeen is bepaald in het tiende lid.

  • 13 Indien, in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en f, van de wet, de goederen het grondgebied van de Unie niet langer verlaten, wordt de afzender hiervan in kennis gesteld. Na ontvangst van de kennisgeving annuleert de afzender het e-AD overeenkomstig het zevende lid, of wijzigt hij de bestemming van de goederen overeenkomstig het achtste lid.

  • 15 Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

Artikel 2a

  • 1 Bij het brengen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de wet, van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, kan het e-AD, bedoeld in artikel 2, eerste lid, op verzoek achterwege blijven indien:

    • a. zowel de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht, als de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen;

    • b. gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring, waarin de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht opgave doet van de door hem in een kalendermaand zonder e-AD naar een andere accijnsgoederenplaats overgebrachte accijnsgoederen; en

    • c. de maandverklaring na afloop van een kalendermaand wordt verstrekt aan elke vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats waarnaar in die kalendermaand accijnsgoederen zijn overgebracht.

  • 2 De toestemming voor toepassing van het eerste lid wordt opgenomen in de vergunning voor beide in het eerste lid bedoelde accijnsgoederenplaatsen. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen; en

    • d. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 4 De administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen;

    • d. de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen; en

    • e. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 5 De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van de in het eerste lid bedoelde maandverklaring.

  • 6 De in het eerste lid bedoelde maandverklaring moet binnen één maand na de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft zijn terugontvangen door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

  • 7 Indien de maandverklaring niet wordt terugontvangen voorzien van de in het zesde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht de inspecteur daarvan onverwijld in kennis, maar uiterlijk binnen één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring door hem moet zijn terugontvangen.

  • 8 Bij toepassing van het eerste lid is artikel 34 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van de wet, van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar de in artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 2 De persoon die de accijnsgoederen vergezelt moet op ieder moment van de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur een gedrukt exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld kunnen tonen.

  • 4 Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

Artikel 3a

  • 1 Het brengen, bedoeld in artikel 2a, derde lid, van de wet, van een accijnsgoed door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender van de plaats van invoer naar de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met f, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 3 Tijdens de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de geregistreerde afzender de accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven, die een van de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a, b, c, d of f, van de wet bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een voorlopig bericht van bestemmingswijziging in.

  • 4 Aan de geregistreerde afzender die onder dekking van een e-AD minerale oliën van de plaats van invoer overbrengt naar een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet, wordt toegestaan dat de desbetreffende overbrenging wordt gesplitst in twee of meer deeltransporten, mits:

    • a. de totale hoeveelheid minerale oliën ongewijzigd blijft;

    • b. de splitsing wordt verricht op het grondgebied van een lidstaat die deze procedure toestaat;

    • c. de bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat in kennis worden gesteld van de plaats waar de splitsing geschiedt; en

    • d. elk deeltransport een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d of f, van de wet, krijgt.

    De geregistreerde afzender dient daartoe een voorlopig bericht van splitsing in.

  • 5 Indien een overbrenging van minerale oliën als bedoeld in artikel 2, negende lid, waarvan de geadresseerde nog niet definitief vaststaat, wordt gesplitst als bedoeld in het vierde lid, kan de inspecteur toestaan dat de geregistreerde afzender voor een van de deeltransporten de gegevens van de geadresseerde niet invult met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2, tiende lid.

  • 7 Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

Artikel 3b

Bij het brengen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel e, van de wet, van een accijnsgoed naar een geadresseerde als bedoeld in artikel 69 van de wet, gaan de accijnsgoederen vergezeld van een certificaat van vrijstelling.

Artikel 3c

  • 1 In afwijking van artikel 2 en 3a kan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats onderscheidenlijk de in artikel 3a, eerste lid, bedoelde geregistreerde afzender, hierna de afzender genoemd, wanneer het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aanvangen op voorwaarde dat:

    • a. de accijnsgoederen vergezeld gaan van het nooddocument;

    • b. hij de inspecteur informeert voordat de overbrenging aanvangt; en

    • c. hij vóór de aanvang van de overbrenging een kopie van het in onderdeel a bedoelde document op verzoek overlegt aan de inspecteur.

  • 2 Indien het EMCS niet beschikbaar was om aan de afzender toe te schrijven redenen, worden die redenen afdoend vermeld.

  • 4 Zodra de gegevens in het voorlopig e-AD overeenkomstig artikel 2, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 3a, tweede lid, in orde bevonden zijn, vervangt dit document het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 5 Zolang de gegevens in het e-AD niet in orde zijn bevonden, wordt de overbrenging geacht plaats te vinden onder een accijnsschorsingsregeling onder dekking van het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 6 Een kopie van het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de afzender ter staving van zijn administratie bewaard.

  • 7 Indien het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, verstrekt de afzender de in artikel 2, achtste lid, onderscheidenlijk artikel 3a, derde lid, bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij informeert daartoe de inspecteur voordat de bestemming van de overbrenging wordt gewijzigd. De informatie wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen, die op dezelfde wijze als in het voorlopig bericht van bestemmingswijziging, worden uitgedrukt. Het derde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Indien het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, verstrekt de afzender de in artikel 2, elfde lid, onderscheidenlijk artikel 3a, vierde lid, bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij informeert daartoe de inspecteur voordat de overbrenging wordt gesplitst. De informatie wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen, die op dezelfde wijze als in het voorlopig bericht van splitsing worden uitgedrukt. Het derde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3d

  • 1 Indien, in de in de artikelen 2, veertiende lid, 3, derde lid, en 3a, zesde lid, bedoelde gevallen, het in die bepalingen bedoelde bericht van ontvangst bij het eindigen van de overbrenging niet binnen de in die bepalingen vastgestelde termijn kan worden ingediend, hetzij omdat het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, hetzij omdat de in die bepalingen bedoelde geadresseerde het e-AD nog niet heeft ontvangen als gevolg van het niet beschikbaar zijn van het EMCS in de lidstaat van verzending, dient de geadresseerde, behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, bij de inspecteur een noodbericht van ontvangst in waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd.

  • 2 Zodra het EMCS in Nederland weer beschikbaar komt of de in het eerste lid bedoelde geadresseerde het e-AD heeft ontvangen, dient de geadresseerde onverwijld een bericht van ontvangst in overeenkomstig onderscheidenlijk artikel 2, veertiende lid, 3, derde lid, en 3a, zesde lid. De artikelen 2, vijftiende lid, 3, vierde lid, en 3a, zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3e

  • 2 De aangever verstrekt aan de inspecteur een kopie van het document, bedoeld in het eerste lid, waarvan de inhoud overeenkomt met de in de uitvoeraangifte opgegeven accijnsgoederen of de ARC van dat document.

Artikel 4

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde kan verzoeken om toestemming tot het toepassen van rechtstreekse aflevering, bedoeld in artikel 2a, vijfde lid, van de wet.

  • 2 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de vergunning van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of van de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 46 en 48 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend onder de hierna genoemde voorwaarden en beperkingen:

    • a. de toestemming is alleen van toepassing op de accijnsgoederen die in de vergunning zijn vermeld;

    • b. de afnemer aan wie rechtstreeks wordt afgeleverd is een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en treedt niet op in de hoedanigheid van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of een geregistreerde geadresseerde;

    • c. alle accijnsgoederen die op het e-AD zijn vermeld, worden rechtstreeks afgeleverd op de plaats van rechtstreekse aflevering;

    • d. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde zorgt ervoor dat hij wordt geïnformeerd over de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering. Deze datum wordt op de commerciële bescheiden, behorende bij de fysieke aflevering, vermeld;

    • e. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde blijft verantwoordelijk voor de indiening van het bericht van ontvangst. Hij vermeldt daarin de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering;

    • f. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde neemt de hoeveelheid accijnsgoederen die door de afnemer is ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering in zijn administratie op als ontvangen en tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid;

    • g. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde richt zijn administratie zodanig in dat daarin op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen omtrent de rechtstreekse afleveringen;

    • h. iedere wijziging die zich na het verlenen van de toestemming voordoet, wordt schriftelijk gemeld aan de inspecteur die de toestemming voor rechtstreekse aflevering heeft verleend;

    • i. bij gebleken misbruik of indien aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan wordt de verleende toestemming ingetrokken.

  • 4 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend:

    • a. aan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 42a van de wet;

    • b. aan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, waar accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt, indien de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld over een jaar voorhanden is niet meer bedraagt dan de op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bij ministeriële regeling per soort accijnsgoed vastgestelde hoeveelheid;

    • c. aan een geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 50a, derde lid, van de wet.

Artikel 4a

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan, bij gebreke van een bericht van ontvangst of een bericht van uitvoer om andere dan de in artikel 3d vermelde redenen, voor het eindigen van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling een alternatief bewijs worden verstrekt.

  • 4 Het alternatief bewijs kan in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdelen d en f, tweede lid, onderdelen d en e, en derde lid, onderdelen d en f, van de wet, een aftekening zijn van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten of onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst, of een door de inspecteur bepaalde combinatie van:

    • a. een pakbon;

    • b. een document ondertekend of gewaarmerkt door de marktdeelnemer die de goederen buiten het douanegebied van de Unie heeft gebracht ter bevestiging van het uitgaan van de goederen;

    • c. een document waarin de douaneautoriteit van een lidstaat of een derde land de levering bevestigt overeenkomstig de voor dat certificaat in die staat of dat land toepasselijke voorschriften en procedures;

    • d. door de marktdeelnemer bijgehouden administratie waaruit de levering van goederen aan schepen, luchtvaartuigen of offshore installaties blijkt;

    • e. andere bewijsstukken.

  • 5 Voor de toepassing van het derde lid geldt het nooddocument als afdoend bewijs.

Artikel 5

  • 1 In afwijking van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, behoeft het door middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit een accijnsgoederenplaats naar een belastingentrepot, alsmede het door middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit een belastingentrepot naar een accijnsgoederenplaats niet te worden aangetoond met een e-AD.

  • 2 Van het brengen, bedoeld in het eerste lid, wordt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats maandelijks een opgaaf verstrekt aan de inspecteur.

Artikel 6

  • 1 De overbrenging van reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen vanuit Nederland naar een andere lidstaat geschiedt onder dekking van een e-VAD.

  • 2 De gecertificeerde afzender dient een voorlopig e-VAD in via het EMCS.

  • 3 Indien de gegevens in het voorlopig e-VAD niet in orde zijn bevonden door de inspecteur, draagt de gecertificeerde afzender zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het voorlopig e-VAD opnieuw in.

  • 4 Indien de gegevens in het voorlopig e-VAD in orde zijn bevonden door de inspecteur, ontvangt de gecertificeerde afzender de VARC die aan het e-VAD is toegekend.

  • 5 De gecertificeerde afzender verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt de VARC.

  • 6 De persoon die de accijnsgoederen vergezelt toont desgevraagd de VARC op ieder moment van de overbrenging aan de inspecteur of de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat.

  • 7 Tijdens de overbrenging kan de gecertificeerde afzender via het EMCS de bestemming veranderen in een andere, door dezelfde gecertificeerde geadresseerde beheerde plaats van bestemming in dezelfde lidstaat of veranderen in de plaats van verzending. De gecertificeerde afzender dient daartoe een voorlopig bericht van bestemmingswijziging in bij de inspecteur.

  • 8 De gecertificeerde afzender ontvangt van de inspecteur een afschrift van het bericht van ontvangst.

  • 9 Het afschrift van het bericht van ontvangst geldt als afdoende bewijs dat de gecertificeerde geadresseerde alle noodzakelijke formaliteiten heeft vervuld en de verschuldigde accijns aan de lidstaat van bestemming heeft betaald, tenzij de accijnsgoederen zijn vrijgesteld van accijns.

Artikel 6a

  • 1 De overbrenging, bedoeld in artikel 2e, eerste lid, van de wet, van reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen vanuit een andere lidstaat naar Nederland geschiedt onder dekking van een e-VAD.

  • 2 De persoon die de accijnsgoederen vergezelt toont desgevraagd de VARC op ieder moment van de overbrenging aan de inspecteur.

  • 3 Bij ontvangst van de accijnsgoederen op de in het EMCS vastgelegde plaats van bestemming in Nederland zendt de gecertificeerde geadresseerde onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging, bedoeld in artikel 2e, zevende lid, van de wet, een bericht van ontvangst via het EMCS aan de inspecteur. Het zenden van een bericht van ontvangst is niet nodig in ten genoegen van de inspecteur naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

  • 4 Indien de gegevens in het bericht van ontvangst door de inspecteur niet in orde zijn bevonden, draagt de gecertificeerde geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

  • 5 Indien de gegevens in het bericht van ontvangst door de inspecteur in orde zijn bevonden, ontvangt de gecertificeerde geadresseerde een bevestiging van de registratie van het bericht van ontvangst.

  • 6 Het in orde bevonden bericht van ontvangst geldt als afdoende bewijs dat de gecertificeerde geadresseerde alle noodzakelijke formaliteiten heeft vervuld en de verschuldigde accijns in Nederland op aangifte heeft voldaan, tenzij de accijnsgoederen zijn vrijgesteld van accijns.

Artikel 6aa

  • 1 De overbrenging van in Nederland reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen via het grondgebied van een andere lidstaat naar een bestemming in Nederland vindt plaats onder dekking van een e-VAD. De artikelen 6, 6a, 6b, 6ba en 6bb zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De overbrenging van accijnsgoederen die in een andere lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en waarvan in Nederland de accijns niet is geheven via het grondgebied van Nederland naar een bestemming in die andere lidstaat, vindt plaats onder dekking van een e-VAD.

Artikel 6b

  • 1 Indien het EMCS niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, worden de accijnsgoederen vergezeld van het nooddocument met dezelfde gegevens als het voorlopige e-VAD.

  • 2 De persoon die de accijnsgoederen vergezelt toont desgevraagd het nooddocument op ieder moment van de overbrenging aan de inspecteur.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en indien het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, kan de gecertificeerde afzender een overbrenging van accijnsgoederen aanvangen in afwijking van artikel 6 op voorwaarde dat hij:

    • a. indien het EMCS niet beschikbaar is om aan hem toe te schrijven redenen, die redenen afdoend vermeld;

    • b. de inspecteur informeert voordat de overbrenging aanvangt; en

    • c. vóór aanvang van de overbrenging een kopie van het nooddocument op verzoek overlegt aan de inspecteur.

  • 4 Zodra het EMCS bij de gecertificeerde afzender opnieuw beschikbaar komt, dient hij een voorlopig e-VAD in via het EMCS.

  • 5 Zodra de gegevens in het voorlopig e-VAD in orde bevonden zijn overeenkomstig artikel 6, vierde lid, vervangt het voorlopig e-VAD het nooddocument.

  • 6 Zolang de gegevens in het voorlopig e-VAD niet in orde zijn bevonden, wordt de overbrenging geacht plaats te vinden onder dekking van het nooddocument.

  • 7 De gecertificeerde afzender bewaart een kopie van het nooddocument ter staving van zijn administratie.

  • 8 Indien het EMCS niet beschikbaar is bij de gecertificeerde afzender, verstrekt hij de informatie, bedoeld in artikel 6, zevende lid, met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij informeert daartoe de inspecteur voordat de overbrenging aanvangt in de vorm van gegevenselementen die worden uitgedrukt op dezelfde wijze als in het voorlopig bericht van bestemmingswijziging. Het vierde tot en met zevende lid zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6ba

  • 1 Indien de gecertificeerde geadresseerde het bericht van ontvangst niet kan indienen overeenkomstig artikel 6a, derde lid, omdat het EMCS niet beschikbaar is in Nederland of hij het e-VAD nog niet heeft ontvangen omdat het EMCS niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, zendt hij de inspecteur een noodbericht van ontvangst waarin hij verklaart dat de overbrenging is geëindigd. Het zenden van een bericht van ontvangst is niet nodig in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

  • 2 Zodra het EMCS in Nederland weer beschikbaar komt of de gecertificeerde geadresseerde het e-VAD heeft ontvangen, zendt hij onverwijld een bericht van ontvangst overeenkomstig artikel 6a, derde lid. Artikel 6a, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien Nederland de lidstaat van verzending is, ontvangt de gecertificeerde afzender van de inspecteur een afschrift van het bericht van ontvangst wanneer de gecertificeerde geadresseerde in een andere lidstaat het bericht van ontvangst alsnog via het EMCS heeft ingediend.

Artikel 6bb

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 6ba, eerste lid, vormt het vereiste bericht van ontvangst, het bewijs dat de accijnsgoederen aan de gecertificeerde geadresseerde zijn geleverd.

  • 2 Bij gebreke van een bericht van ontvangst om andere dan de in artikel 6ba, eerste lid, genoemde redenen, kan de inspecteur in afwijking van het eerste lid een alternatief bewijs van de levering van de accijnsgoederen verstrekken door middel van een aftekening van een alternatief document op basis van afdoende bewijs dat de goederen de bestemming hebben bereikt.

  • 3 Het alternatief document bevat ten minste de gegevens van het noodbericht van ontvangst.

  • 4 Indien de aftekening is aanvaard door de lidstaat van verzending, geldt dit als afdoende bewijs dat de gecertificeerde geadresseerde alle noodzakelijke formaliteiten heeft vervuld en verschuldigde accijns in de lidstaat van bestemming heeft betaald.

Afdeling 2a. Gebruik als brandstof in een accijnsgoederenplaats

Artikel 6c

  • 1 Het verbruik, bedoeld in artikel 2, negende lid, van de wet, van minerale oliën als brandstof voor het produceren of verwerken van minerale oliën, dient te blijken uit de administratie.

  • 2 Als verbruik als brandstof voor het produceren of verwerken van minerale oliën wordt aangemerkt het verbruik voor de energielevering aan bijeenbehorende productie-installaties waar, anders dan door vermenging, ten minste 30 percent van de geproduceerde of verwerkte producten minerale oliën zijn.

  • 3 De als brandstof voor de energielevering ingezette minerale oliën kunnen bij voorrang worden toegerekend aan de energie-afname van de in het tweede lid bedoelde bijeenbehorende productie-installaties.

  • 4 Voor de toerekening bij voorrang wordt uitgegaan van een energiebalans per maand per productielocatie. Een productielocatie kan zowel de minerale oliën afdeling als de petrochemische afdeling omvatten.

  • 5 In de energiebalans worden opgenomen de binnen de productielocatie opgewekte hoeveelheid energie en de hoeveelheid en de soort van de daartoe aangewende brandstoffen, alsmede de hoeveelheid afgegeven energie en alle productie-eenheden waaraan de energie is afgegeven, onderscheiden in die waarin in enigszins betekenende mate minerale oliën worden geproduceerd of verwerkt en andere productie-eenheden.

Afdeling 3. Ontheffing algemene verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1 De ontheffing, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de wet, vindt uitsluitend toepassing indien uit de administratie van degene die de accijnsgoederen produceert of verwerkt uit andere accijnsgoederen blijkt dat het accijnsbedrag dat eerstbedoelde accijnsgoederen vertegenwoordigen niet hoger is dan het accijnsbedrag dat de accijnsgoederen vertegenwoordigen waaruit zij zijn geproduceerd of verwerkt en dat de accijns voor deze laatstbedoelde goederen is betaald.

  • 2 De ontheffing, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, van de wet, vindt uitsluitend toepassing indien degene die de accijnsgoederen produceert of verwerkt in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet, die ziet op de productie of verwerking van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van de wet.

  • 3 De ontheffing, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de wet, vindt uitsluitend toepassing indien de thuis geproduceerde accijnsgoederen worden verbruikt door de producent, zijn huisgenoten of zijn gasten.

Hoofdstuk II. Vergunningen

Afdeling 1. Accijnsgoederenplaats

Artikel 8

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats moet:

    • a. de administratieve organisatie van de accijnsgoederenplaats zodanig doen zijn dat zij een juiste en volledige vastlegging van de bedrijfshandelingen waarborgt; en

    • b. de administratie van de accijnsgoederenplaats zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde bedrijfshandelingen zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de uitgeslagen accijnsgoederen en de daarvoor uitgereikte facturen;

    • b. de voorlopige e-AD’s, e-AD’s, voorlopige berichten van annulering en bestemmingswijziging, berichten van ontvangst en uitvoer, nooddocumenten en noodberichten van ontvangst en van uitvoer of, indien artikel 2a toepassing vindt, de overgebrachte accijnsgoederen met de daarbij behorende gegevens en de daarvoor uitgereikte facturen;

    • c. de in Nederland geleverde accijnsgoederen en de uit Nederland betrokken accijnsgoederen;

    • d. de naar een andere lidstaat overgebrachte accijnsgoederen en de uit een andere lidstaat betrokken accijnsgoederen; en

    • e. de naar een derde land overgebrachte accijnsgoederen en de uit een derde land betrokken accijnsgoederen.

  • 3 Met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt, dient de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde administratie tevens de voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens te bevatten omtrent de inkoop van grondstoffen en van halffabrikaten, alsmede omtrent de productie of verwerking van halffabrikaten en van eindproducten.

Artikel 8a

Onverminderd artikel 8, tweede lid, moet de administratie van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, onderdeel c, van de wet in ieder geval bevatten de regelmatige aantekening van:

  • a. de minerale oliën die aan boord van schepen zijn afgeleverd in het kader van de bevoorrading van schepen, bedoeld in artikel 66 van de wet;

  • b. de voor de afleveringen, bedoeld in onderdeel a, uitgereikte facturen alsmede de ter zake van die afleveringen opgemaakte en terugontvangen verklaringen, bedoeld in artikel 19; en

  • c. de ontvangen hoeveelheden minerale oliën volgens de berichten van ontvangst en noodberichten van ontvangst en van uitvoer en de afgeleverde hoeveelheden minerale oliën volgens de verklaringen, bedoeld in artikel 19, op zodanige wijze dat aan de hand van deze berichten en verklaringen het verband tussen de ontvangen en afgeleverde hoeveelheden kan worden vastgesteld.

Artikel 9

  • 1 Indien degene die om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats verzoekt naar het oordeel van de inspecteur niet volledig kan voldoen aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid, stelt de inspecteur voorwaarden met betrekking tot de locatie en de inrichting van de accijnsgoederenplaats, alsmede met betrekking tot het stelsel van toezicht.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inrichting van een accijnsgoederenplaats heeft mede betrekking op de daar aanwezige productie-, transport- en opslaginstallaties.

Afdeling 2. Geregistreerde geadresseerden

Artikel 9a

  • 1 De geregistreerde geadresseerde moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de geregistreerde geadresseerde dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de ontvangen accijnsgoederen en de daarbij behorende facturen; en

    • b. de documenten en berichten als bedoeld in artikel 3.

Afdeling 3. Geregistreerde afzenders

Artikel 9c

  • 1 De geregistreerde afzender moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

Afdeling 3a. Gecertificeerde geadresseerden

Artikel 9ca

  • 1 De gecertificeerde geadresseerde moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de gecertificeerde geadresseerde dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de ontvangen accijnsgoederen en de daarbij behorende facturen;

    • b. de documenten en berichten, bedoeld in de artikelen 6a en 6aa, eerste lid; en

    • c. het bewijs dat voor de ontvangen accijnsgoederen accijns op aangifte is voldaan behalve als de accijnsgoederen zijn vrijgesteld van accijns.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde die optreedt als gecertificeerde geadresseerde.

Afdeling 3b. Gecertificeerde afzenders

Artikel 9cb

  • 1 De gecertificeerde afzender moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de gecertificeerde afzender dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de verzonden accijnsgoederen en de daarbij behorende facturen; en

    • b. de documenten en berichten, bedoeld in de artikelen 6 en 6aa, eerste lid.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de geregistreerde afzender die optreedt als gecertificeerde afzender.

Afdeling 4. Fiscaal vertegenwoordiger en afzender die in een andere lidstaat een zelfstandige economische activiteit verricht

Artikel 9d

  • 1 De fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 50f, eerste lid, van de wet, moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2 De administratie van de fiscaal vertegenwoordiger dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de accijnsgoederen die door zijn opdrachtgever zijn geleverd in de zin van artikel 2f van de wet en waarvoor de accijns door hem dient te worden voldaan; en

    • b. de door hem aan zijn opdrachtgever uitgereikte facturen.

Artikel 9da

  • 1 De afzender, bedoeld in artikel 50f, eerste lid, van de wet, die geen fiscaal vertegenwoordiger aanstelt, neemt in zijn melding bij de inspecteur in ieder geval het volgende op:

    • a. zijn contactgegevens;

    • b. de soort en hoeveelheid in Nederland te leveren accijnsgoederen en kopieën van de daarvoor uitgereikte facturen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald waar de afzender zich moet melden.

Afdeling 5. Toestemming tot het aanvragen van accijnszegels

Artikel 9e

  • 1 Degene aan wie toestemming is verleend om accijnszegels aan te vragen moet per toestemming een zegeladministratie voeren.

  • 2 Indien de toestemming tot het aanvragen van accijnszegels door de inspecteur wordt ingetrokken, moet degene die de accijnszegels heeft aangevraagd de bij hem aanwezige voorraden accijnszegels, die nog niet op tabaksproducten zijn aangebracht, onverwijld aan de inspecteur zenden.

Artikel 9f

  • 2 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd neemt in zijn zegeladministratie alle bescheiden op waaruit blijkt dat de accijns ter zake van de in het eerste lid bedoelde uitslag tot verbruik is voldaan.

Hoofdstuk III. Wijze van heffing

Artikel 10

  • 1 Het bepaalde in artikel 51, tweede lid, van de wet vindt uitsluitend toepassing met betrekking tot minerale oliën die zijn uitgeslagen uit een accijnsgoederenplaats op basis van een schriftelijke opdracht van een vergunninghouder van een andere accijnsgoederenplaats voor minerale oliën.

  • 2 De vergunninghouder in wiens opdracht de uitslag heeft plaatsgevonden maakt in zijn administratie aantekening van de accijnsgoederenplaats waaruit de uitslag heeft plaatsgevonden, van de naam van de vergunninghouder van de desbetreffende accijnsgoederenplaats en van het nummer van de vergunning van die vergunninghouder.

  • 3 De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waaruit minerale oliën zijn uitgeslagen maakt in zijn administratie aantekening van die uitslag, van de naam van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in wiens opdracht de accijnsgoederen zijn uitgeslagen en van het nummer van de vergunning van die vergunninghouder.

Hoofdstuk IV. Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 12

Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 64a, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de wet ter zake van de uitslag tot verbruik van overige alcoholhoudende producten die kennelijk niet zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens wordt verleend voor producten die zijn vermengd met bij ministeriële regeling aangewezen stoffen tot de daarbij te bepalen hoeveelheden.

Artikel 15

Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 64, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet wordt verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën, andere dan minerale oliën van de GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00, die kennelijk niet zijn bestemd te worden gebruikt als brandstof voor verwarming, als motorbrandstof of als grondstof indien de verkoopprijs exclusief accijns en omzetbelasting van de desbetreffende minerale olie hoger is dan de verkoopprijs inclusief accijns en omzetbelasting van de gelijkwaardige soort minerale olie die wordt gebruikt als brandstof.

Artikel 15a

  • 1 Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 64, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën die in hoogovens met het oog op chemische reductie worden ingespoten als toevoeging aan de steenkool, die wordt gebruikt als voornaamste brandstof, wordt verleend, indien degene die de minerale oliën betrekt in het bezit is van een vergunning van de inspecteur waaruit blijkt dat hij de desbetreffende goederen met vrijstelling mag betrekken met inachtneming van de in het tweede lid opgenomen voorwaarden.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde vergunning kunnen nadere technische en administratieve voorwaarden worden gesteld ter vaststelling van de betrokken hoeveelheid minerale oliën ter zake waarvan vrijstelling wordt gevraagd.

Artikel 17

Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 64, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de wet ter zake van de uitslag tot verbruik van sigaretten en rooktabak die geheel uit andere stoffen dan tabak bestaan en die uitsluitend zijn bestemd om te worden gebruikt voor medicinale doeleinden wordt verleend indien de samenstelling van de sigaretten en de rooktabak en de bestemming ervan blijken uit de kleinhandelsverpakking en de presentatie van het product.

Artikel 18

  • 1 Om de in artikel 65, derde lid, van de wet bedoelde vergunning te kunnen verkrijgen dient de administratie van degene die om de vergunning verzoekt zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de vrijstelling van accijns van belang zijnde bedrijfshandelingen zijn opgenomen. Daarin moeten in ieder geval de gegevens zijn opgenomen omtrent de betrokken accijnsgoederen en omtrent de daarvan geproduceerde of verwerkte accijnsgoederen en niet-accijnsgoederen, dan wel omtrent het gebruik van de desbetreffende accijnsgoederen.

  • 4 Onverminderd de in het eerste tot en met derde lid bedoelde voorwaarden wordt de vrijstelling, bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de wet, verleend indien:

    • a. degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt verklaart dat de aan hem te leveren accijnsgoederen worden gebruikt voor het in artikel 65, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet bedoelde gebruik;

    • b. de verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een bescheid opgesteld door:

      • de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats;

      • de geregistreerde geadresseerde ter zake van de door hem ontvangen accijnsgoederen;

      • de gecertificeerde geadresseerde ter zake van door hem ontvangen accijnsgoederen in geval van overbrenging naar Nederland; of

      • degene die de levering verricht in geval van invoer;

    • c. degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt beide exemplaren van de verklaring ondertekent;

    • d. een exemplaar op overzichtelijke wijze is opgenomen in de administratie van:

      • de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats;

      • de geregistreerde geadresseerde ter zake van de door hem ontvangen accijnsgoederen; of

      • degene die de aangifte doet tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen, in geval van invoer; en

    • e. het andere exemplaar op overzichtelijke wijze is opgenomen in de administratie van degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt.

  • 5 De verklaring, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, blijft achterwege indien degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt tevens een van degenen is als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.

  • 6 De verklaring, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, kan bij levering van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats aan een persoon die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt, op verzoek achterwege blijven, indien:

    • a. zowel de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats als degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt, beschikt over een administratie waarin dergelijke leveringen op overzichtelijke wijze worden bijgehouden;

    • b. na afloop van elke kalendermaand door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats een maandverklaring in tweevoud wordt opgemaakt, waarin opgaaf wordt gedaan van de door hem in de afgelopen kalendermaand zonder verklaring als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, geleverde accijnsgoederen;

    • c. een exemplaar van de maandverklaring op overzichtelijke wijze is opgenomen in de administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats; en

    • d. het andere exemplaar van de maandverklaring wordt verstrekt aan degene aan wie in de betreffende kalendermaand accijnsgoederen met vrijstelling van accijns zijn geleverd, welk exemplaar op overzichtelijke wijze in diens administratie wordt opgenomen.

Artikel 18a

  • 1 De vergunning, bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet, is niet vereist in geval alcoholhoudende restproducten worden gebruikt als grondstof voor het produceren van diervoeder ten behoeve van dieren aanwezig op de boerderij van de ontvanger en indien de ontvanger een verklaring heeft overgelegd aan degene die de alcoholhoudende restproducten aan hem gaat leveren.

  • 2 Onder alcoholhoudende restproducten worden verstaan producten die zijn overgebleven bij de productie of verwerking van alcoholhoudende dranken.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in tweevoud met gebruikmaking van een bescheid opgesteld door:

    • a. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag tot verbruik uit die accijnsgoederenplaats; of

    • b. de handelaar die over een vergunning beschikt als bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet in geval van een levering van die handelaar aan de ontvanger.

  • 4 Degene die de alcoholhoudende restproducten met vrijstelling betrekt dient beide exemplaren van de verklaring te ondertekenen en daarvan een exemplaar op overzichtelijke wijze in zijn administratie op te nemen.

  • 5 Een exemplaar dient op overzichtelijke wijze in de administratie te worden opgenomen van:

    • a. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag tot verbruik uit de accijnsgoederenplaats; of

    • b. de handelaar die over een vergunning beschikt als bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet in geval van een levering van die handelaar aan de ontvanger.

Artikel 18b

  • 1 De vergunning, bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet, is niet vereist voor alcohol en alcoholhoudende dranken indien zij in ziekenhuizen of apotheken worden gebruikt voor medische doeleinden en de ontvanger een zodanig gebruik bevestigende verklaring heeft overgelegd aan degene die de alcohol en alcoholhoudende dranken aan hem gaat leveren.

  • 2 De verklaring geschiedt in tweevoud met gebruikmaking van een bescheid opgesteld door:

    • a. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag tot verbruik uit die accijnsgoederenplaats; of

    • b. de handelaar die over een vergunning beschikt als bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet in geval van een levering door die handelaar aan de ontvanger.

  • 3 Degene die de alcohol en alcoholhoudende dranken met vrijstelling betrekt, ondertekent beide exemplaren van de verklaring en neemt een exemplaar op overzichtelijke wijze op in zijn administratie.

  • 4 Een exemplaar wordt op overzichtelijke wijze in de administratie opgenomen van:

    • a. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag tot verbruik uit de accijnsgoederenplaats; of

    • b. de handelaar die over een vergunning beschikt als bedoeld in artikel 65, derde lid, van de wet in geval van een levering door die handelaar aan de ontvanger.

Artikel 19

Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen, wordt verleend indien:

  • a. de eigenaar of exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip verklaart dat de aan hem te leveren minerale oliën worden gebruikt voor het in de aanhef bedoelde gebruik;

  • b. de verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats opgesteld bescheid in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats of met gebruikmaking van een door degene die de levering verricht opgesteld bescheid in geval van invoer;

  • c. de eigenaar of exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip beide exemplaren van de verklaring ondertekent; en

  • d. een exemplaar op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats en bij de administratie van degene die de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling brengen in het vrije verkeer doet, in geval van invoer. Het andere exemplaar wordt op overzichtelijke wijze bewaard bij de administratie aan boord van het schip.

Artikel 19a

Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van andere accijnsgoederen dan de in artikel 19 bedoelde minerale oliën, die worden gebruikt aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een andere lidstaat, anders dan over de binnenwateren.

Artikel 20

  • 1 Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 19 wordt voor lichte olie niet verleend.

  • 2 Vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 19 wordt voor halfzware olie en gasolie uitsluitend verleend indien die oliën zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van de wet.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op producten van GN-code 3824 99 92 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten) voor zover deze voor de toepassing van het tarief kunnen worden gelijkgesteld met halfzware olie of gasolie alsmede van de GN-codes 3826 00 10 en 3826 00 90.

Artikel 21a

Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen, andere dan voor de voortstuwing bestemde minerale olie, die worden gebruikt aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lidstaat wordt verleend indien:

  • a. de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig verklaart dat de aan hem te leveren accijnsgoederen worden gebruikt voor het in de aanhef bedoelde gebruik;

  • b. de verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats opgesteld bescheid in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats of met gebruikmaking van een door degene die de levering verricht opgesteld bescheid in geval van invoer;

  • c. de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig beide exemplaren van de verklaring ondertekent; en

  • d. een exemplaar op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats en bij de administratie van degene die de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling brengen in het vrije verkeer doet, in geval van invoer. Het andere exemplaar wordt op overzichtelijke wijze bewaard bij de administratie van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig.

Artikel 21b

  • 1 De vrijstelling, bedoeld in artikel 66b, eerste en tweede lid, van de wet, wordt verleend indien wordt aangetoond dat de accijnsgoederen worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van de reizigers, bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de wet, dan wel worden geleverd op de in artikel 66b, tweede lid, van de wet bedoelde wijze.

  • 2 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt het aantonen, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van de bewijzen van vervoer, bedoeld in artikel 66b, derde lid, van de wet.

  • 3 Onverminderd artikel 8, tweede lid, moet de administratie van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden uitgeslagen in ieder geval bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de accijnsgoederen die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van de reizigers, bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de wet;

    • b. de accijnsgoederen die worden geleverd op de in artikel 66b, tweede lid, van de wet bedoelde wijze;

    • c. de bewijzen van vervoer, bedoeld in artikel 66b, derde lid, van de wet.

Artikel 23

  • 1 Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen die worden gebruikt voor onderzoek, kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten een accijnsgoederenplaats wordt verleend indien de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden uitgeslagen dan wel degene die de goederen invoert, in het bezit is van een vergunning van de inspecteur waaruit blijkt dat hij de desbetreffende accijnsgoederen met vrijstelling mag uitslaan dan wel invoeren.

  • 2 De vergunning wordt op verzoek verleend. In het verzoek om de vergunning worden vermeld:

    • a. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • b. de naam en het adres van de inrichting waar de accijnsgoederen zullen worden onderzocht, gecontroleerd of getest;

    • c. de aard en het doel van het onderzoek, de controle of de test; en

    • d. de bestemming van de eventueel resterende accijnsgoederen na afloop van het onderzoek, de controle of de test.

  • 3 Bij het verzoek om de vergunning moet de schriftelijke opdracht voor de in het eerste lid bedoelde onderzoeken, controles of testen worden overgelegd.

  • 4 De vergunning kan worden verleend voor een bepaalde periode of voor periodiek wederkerende onderzoeken, controles of testen. De in het tweede lid bedoelde opdrachten dienen alsdan afzonderlijk per onderzoek, controle of test uit de administratie te blijken.

  • 5 De accijnsgoederen die na afloop van de in het eerste lid bedoelde onderzoeken, controles of testen resteren moeten na de onderzoeken, controles of testen worden overgebracht naar een accijnsgoederenplaats, worden uitgevoerd of onder ambtelijk toezicht worden vernietigd.

Afdeling 2. Teruggaven

Artikel 23a

  • 1 Teruggaaf van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch vermogen van minimaal 60 kilowatt, wordt verleend aan degene die de minerale oliën overeenkomstig het vorenstaande heeft gebruikt.

Artikel 24

Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen in gevallen waarin deze accijnsgoederen op de voet van artikel 65 van de wet zouden kunnen worden betrokken met vrijstelling, is artikel 18, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

  • 1 Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen waarvoor op de voet van de artikelen 66 en 66a van de wet aanspraak op een vrijstelling zou bestaan, wordt verleend indien:

    • a. degene die om teruggaaf verzoekt in zijn administratie een verklaring opneemt van de eigenaar of exploitant van het schip of luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip of luchtvaartuig dat de accijnsgoederen worden gebruikt voor het in de artikelen 66 en 66a van de wet bedoelde gebruik;

    • b. de verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door degene die de levering heeft verricht opgesteld bescheid;

    • c. de eigenaar of exploitant van het schip of luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip of luchtvaartuig beide exemplaren van de verklaring ondertekent; en

    • d. een exemplaar van de verklaring op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie aan boord van het schip of bij de administratie van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid is artikel 20 van overeenkomstige toepassing voor zover het minerale oliën betreft die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen.

Artikel 28

  • 1 Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn verloren gegaan wordt verleend indien de goederen tot een bedrijfsvoorraad behoren en de belanghebbende onverwijld nadat is geconstateerd dat de accijnsgoederen zijn verloren gegaan, daarvan melding doet bij de inspecteur.

  • 2 De soort, de hoeveelheid en de voor de berekening van de teruggaaf van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen die zijn verloren gegaan, alsmede het tijdstip waarop en de oorzaak waardoor de accijnsgoederen verloren zijn gegaan, dienen door de belanghebbende te worden aangetoond.

  • 3 Teruggaaf wordt uitsluitend verleend indien het verloren gaan van de accijnsgoederen is te wijten aan overmacht of ongeval.

Artikel 29

Voor de toepassing van de teruggaaf voor onder ambtelijk toezicht vernietigde accijnsgoederen is artikel 28, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30

Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn gebracht naar een derde land, wordt verleend indien in de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns documenten zijn opgenomen die zijn vereist op grond van wettelijke bepalingen als bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, waarmee wordt aangetoond dat de accijnsgoederen ten uitvoer zijn aangegeven en het grondgebied van de Unie hebben verlaten.

Artikel 31

Teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn gebracht binnen een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, wordt verleend aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de goederen zijn overgebracht wanneer hij om teruggaaf verzoekt en uit de administratie blijkt dat de goederen in zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

Artikel 31a

Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die door een gecertificeerde afzender zijn overgebracht in de zin van artikel 71, eerste lid, onderdeel e, van de wet, moet die gecertificeerde afzender:

  • a. de accijnsgoederen vervoeren onder dekking van een e-VAD; en

  • b. het bericht van ontvangst in zijn administratie opnemen.

Artikel 31b

Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn geleverd in de zin van artikel 71, eerste lid, onderdeel f, van de wet, moet belanghebbende:

  • a. in zijn administratie een document opnemen waaruit blijkt dat de betaling van accijns in de lidstaat van bestemming heeft plaatsgevonden. Indien in de lidstaat van bestemming geen accijns verschuldigd is, blijkt uit de administratie dat de accijnsgoederen in de lidstaat van bestemming zijn afgeleverd;

  • b. voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen bij één enkel, door de lidstaat van bestemming speciaal voor afstandsverkopen aangewezen loket en onder de door deze lidstaat vast te stellen voorwaarden, zijn identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de accijns;

  • c. bij de aankomst van de accijnsgoederen de accijns voldoen aan het in onderdeel b bedoelde loket;

  • d. een administratie voeren van de leveringen van de accijnsgoederen.

Artikel 31d

Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 71g van de wet, wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het vloeibaar gemaakt petroleumgas is geleverd.

Artikel 31e

  • 1 Teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71h, eerste lid, van de wet, wordt slechts verleend indien de motorbrandstof wordt gebruikt voor het aandrijven van motorrijtuigen.

Artikel 32

  • 1 Bij een verzoek om teruggaaf binnen drie maanden na een tariefwijziging van de accijns wordt de teruggaaf ingevolge deze afdeling bij een tariefverhoging naar het daarvóór geldende tarief en bij een tariefverlaging naar het dan geldende tarief verleend, tenzij de belanghebbende aantoont dat de accijns waarvan teruggaaf wordt gevraagd, is voldaan naar het na de tariefverhoging geldende onderscheidenlijk vóór de tariefverlaging gegolden hebbende hogere tarief.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een gedeeltelijke teruggaaf van accijns.

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Controlebepalingen

Artikel 34

  • 1 Van accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten die zijn voorzien van de wettelijk voorgeschreven accijnszegels, die worden vervoerd of voorhanden zijn, niet zijnde onder een accijnsschorsingsregeling, wordt aan de hand van bescheiden de herkomst aangetoond.

  • 2 Het bescheid dat wordt gebruikt om de herkomst aan te tonen van accijnsgoederen die worden vervoerd, niet zijnde onder een accijnsschorsingsregeling, mag niet ouder zijn dan zes dagen, tenzij wordt aangetoond dat het vervoer langer dan zes dagen geleden is aangevangen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op accijnsgoederen:

    • a. beneden de op grond van artikel 2d, tweede lid, van de wet vastgestelde hoeveelheden; en

    • b. die bij anderen dan ondernemers voorhanden zijn of door hen worden vervoerd voor eigen behoeften voor zover die accijnsgoederen zich bevinden in de gebruikelijke kleinhandelsverpakking.

Artikel 35

Van ruwe en van gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak die wordt vervoerd moet aan de hand van bescheiden de herkomst kunnen worden aangetoond.

Artikel 36

  • 1 Degene die handel drijft in ruwe tabak dient in het bezit te zijn van een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur.

  • 2 De vergunning wordt op verzoek verleend. In het verzoek wordt opgave gedaan van de plaatsen waar het bedrijf wordt uitgeoefend. In de vergunning worden voorwaarden opgenomen met het oog op het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen.

  • 3 Ruwe tabak en monsters van ruwe tabak mogen uitsluitend worden verstrekt aan vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten en aan agenten, commissionairs of makelaars in ruwe tabak.

  • 4 De agent, commissionair of makelaar, die monsters ruwe tabak aan anderen dan vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten afstaat, is onderworpen aan de voor handelaren in ruwe tabak geldende bepalingen.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ruwe tabak mede verstaan gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak.

Afdeling 2. Overige bepalingen

Artikel 37

Met betrekking tot het verlenen, het aanpassen en het intrekken van op grond van dit besluit te verlenen vergunningen zijn de artikelen 43 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38

In een publiek douane-entrepot type II als bedoeld in artikel 1, drieëndertigste lid, van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie of een particulier douane-entrepot als bedoeld in artikel 240, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie mogen accijnsgoederen met de douanestatus van Uniegoederen als bedoeld in artikel 5, drieëntwintigste lid, van het Douanewetboek van de Unie voorhanden zijn die voor uitvoer zijn vrijgegeven en die in afwachting van het verlaten van de Unie worden opgeslagen in een douane-entrepot, met toepassing van artikel 237, derde lid, van het Douanewetboek van de Unie, in samenhang met artikel 177 van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie.

Artikel 39

  • 1 De opslagruimte van een particulier douane-entrepot als bedoeld in artikel 240, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie kan voor de opslag van accijnsgoederen als accijnsgoederenplaats worden aangewezen.

  • 2 Uit de administratie van de vergunninghouder voor de accijnsgoederenplaats en voor een douane-entrepot als bedoeld in het eerste lid, blijkt op overzichtelijke wijze welke goederen in de accijnsgoederenplaats zijn opgeslagen en welke in het douane-entrepot.

  • 3 Met betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, wordt onder het in artikel 2a, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de wet bedoelde brengen van accijnsgoederen vanuit het douane-entrepot naar een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken van de goederen van het douane-entrepot naar de accijnsgoederenplaats.

  • 4 Voor de in het derde lid bedoelde overbrengingen is geen e-AD vereist.

Artikel 39a

  • 1 De inspecteur kan toestaan dat de vervoerder, de eigenaar of de gecertificeerde afzender, bedoeld in artikel 56, derde lid, van de wet, zekerheid stelt in plaats van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, de geregistreerde afzender of de gecertificeerde geadresseerde, indien hiertoe een gezamenlijk verzoek van die vervoerder, eigenaar of gecertificeerde afzender en die vergunninghouder, geregistreerde afzender of gecertificeerde geadresseerde wordt ingediend.

  • 2 In het verzoek worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, van de geregistreerde afzender of de gecertificeerde geadresseerde en de naam en het adres van de vervoerder, de eigenaar van de goederen of de gecertificeerde afzender;

    • b. het accijnsnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, van de geregistreerde afzender of de gecertificeerde geadresseerde;

    • c. het btw-identificatienummer van de vervoerder, de eigenaar van de goederen of de gecertificeerde afzender.

Hoofdstuk VII. Strafbepalingen

Artikel 42

Strafbare feiten zijn:

  • a. het nalaten te voldoen aan een in de artikelen 2, veertiende en vijftiende lid, 2a, eerste, vijfde en zevende lid, 3, derde en vierde lid, 3a, zesde en zevende lid, 6a, derde en vierde lid, 6aa, 8, 8a, 9a, 9c, 9d, 19, 19a, 21a, 22, 25 en 34, eerste lid, opgenomen verplichting en een op grond van artikel 9 opgelegde verplichting;

  • b. het in strijd met artikel 34 vervoeren of voorhanden hebben van accijnsgoederen, andere dan tabaksproducten die zijn voorzien van de wettelijk voorgeschreven accijnszegels, zonder bescheid aan de hand waarvan de herkomst kan worden aangetoond;

  • c. het in strijd met artikel 35 vervoeren van ruwe en van gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak zonder bescheiden aan de hand waarvan de herkomst kan worden aangetoond;

  • d. het drijven van handel in ruwe of in gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak zonder een daartoe strekkende vergunning;

  • e. het verstrekken van ruwe tabak en monsters ruwe of gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak aan anderen dan vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten, agenten, commissionairs en makelaars; en

  • f. het overigens in strijd met dit besluit vervoeren, voorhanden of in opslag hebben van accijnsgoederen.

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 43

  • 1 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op de accijns in werking treedt.

  • 2 Dit besluit kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit accijns.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 20 december 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de eenendertigste december 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin