Besluit minimumjeugdloonregeling

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2016

Besluit van 29 juni 1983, houdende vaststelling van een minimumjeugdloonregeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 juni 1983, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden, Directie Arbeidsvoorwaarden-, Inkomens- en Vermogensbeleid, Afdeling Inkomensbeleid, nr. 97.561;

Gelet op artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657);

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid van 9 juni 1983, nr. S.A. 48.261/K/Bu;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 1983, nr. W 12.83.0331/16.3.25.;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 juni 1983, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden, Directie Arbeidsvoorwaarden-, Inkomens- en Vermogensbeleid, Afdeling Inkomensbeleid, nr. 97.809.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Het minimumloon waarop artikel 1 aanspraak geeft, bedraagt voor de hierna te onderscheiden leeftijdscategorieën het daarbij aan te geven percentage van het minimumloon, dat geldt ingevolge de artikelen 8, eerste lid en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag:

    de 22-jarigen: 85

    de 21-jarigen: 72½

    de 20-jarigen: 61½

    de 19-jarigen: 52½

    de 18-jarigen: 45½

    de 17-jarigen: 39½

    de 16-jarigen: 34½

    de 15-jarigen: 30.

  • 2 De uit de toepassing van het voorgaande lid voortvloeiende maand- en weekbedragen worden afgerond op een veelvoud van € 0,05; indien het restbedrag € 0,025 of meer bedraagt, geschiedt de afronding naar boven.

Artikel 3

Het Koninklijk besluit van 24 december 1980, houdende vaststelling van een minimumjeugdloonregeling (Stb. 699) wordt ingetrokken.

Artikel 4

  • 1 In afwijking van het in artikel 2 bepaalde behouden werknemers, die op 30 juni 1983 uit hoofde van de arbeidsovereenkomst waarop hun dienstbetrekking berust aanspraak hebben op een minimumloon berekend volgens het in artikel 3 genoemde Koninklijk besluit, aanspraak op een loon tenminste tot het voor hen op die datum geldende bedrag. Deze aanspraak geldt zolang de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust na 30 juni 1983 voortduurt dan wel gedurende een na die datum aangegane andere overeenkomst waarop een dienstbetrekking in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag berust, doch uiterlijk tot 1 juli 1984.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden naar de Raad van State.

's-Gravenhage, 29 juni 1983

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. de Koning

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven