Wijzigingsbesluit Besluit houdende beperking van een uitkering krachtens de Regeling [...] niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht, enz.

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 11-04-1964 t/m heden

Besluit van 23 januari 1964, houdende nadere maatregelen ten aanzien van een uitkering krachtens de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht in verband met samenloop met pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet of pensioen dan wel uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet en in verband met de huurverhogingen per 1 augustus 1957, per 1 april 1960 en per 1 september 1962

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 5 november 1963, afd. pensioenen en wachtgelden, nr. P. 111.341/S;

Overwegende:

dat het wenselijk is nadere regelen te stellen ten aanzien van uitkeringen krachtens de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 148, I 543) in verband met samenloop met een pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet of een pensioen dan wel uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet en in verband met de huurverhogingen per 1 augustus 1957, per 1 april 1960 en per 1 september 1962;

De Raad van State gehoord (advies van 4 december 1963, nr. 79);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister a.i. van 16 januari 1964, nr. P. 111.341/Z, mar. nr. 857877/254771;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

Op een uitkering, waarop krachtens artikel 4 van de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 1948, I 543) aanspraak bestaat, is mede van toepassing de wet van 23 september 1959 (Stb. 340), houdende beperking van de uitbetaling van een overheidsweduwenpensioen of een overheidswezenpensioen bij gelijktijdige aanspraak op een pensioen of uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Tijdelijke regeling samenloop overheidsweduwen- en overheidswezenpensioenen met algemeen weduwen- en wezenpensioen), met dien verstande, dat daarbij de uitkering wordt gelijkgesteld met een overheidsweduwenpensioen in de zin van laatstgenoemde wet.

Slotbepalingen

Artikel IV

  • 1 Van 1 april 1960 af vindt artikel 9 van Ons besluit van 23 januari 1960 (Stb. 61) geen toepassing meer.

  • 2 Uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van Ons besluit van 23 januari 1960 (Stb. 61), welke op of na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zullen worden toegekend met ingangsdatum vóór 1 april 1960, worden tot die datum verhoogd met een bijslag overeenkomstig de bepalingen van genoemd besluit.

Artikel V

  • 1 Behoudens het tweede lid, wordt het bedrag, hetwelk bij wijze van voorschot op de aanspraak krachtens dit besluit aan een uitkeringsgenietende is uitbetaald, vermeerderd met de bedragen welke over die periode aan hem zijn uitbetaald krachtens Ons besluit van 23 januari 1960 (Stb. 61), aangemerkt als het bedrag, waarop voor hem over die periode door dit besluit aanspraak is ontstaan.

  • 2 Indien in verband met een overlijden, dan wel een hertrouwen van een weduwe over een kortere periode dan in het vorige lid genoemd, aanspraak krachtens dit besluit bestaat, is het vorige lid over die kortere periode van overeenkomstige toepassing en vindt zoveel mogelijk verrekening plaats van het aan het voorschot als in het vorige lid bedoeld, te veel uitbetaalde met hetgeen, waarop overigens over die kortere periode door dit besluit aanspraak is ontstaan.

Artikel VI

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug, voor wat betreft artikel II tot 1 oktober 1959 en voor wat betreft de overige artikelen tot 1 april 1960.

  • 2 De bij dit besluit bij artikel II mede van toepassing verklaring van de wet van 23 september 1959 (Stb. 340) geldt uitsluitend voor het tijdvak van 1 oktober 1959 tot 1 januari 1963 en de bij de artikelen I en III ingevoerde wijzigingen gelden uitsluitend voor het tijdvak 1 april 1960 tot 1 januari 1963.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 23 januari 1964

JULIANA.

De Minister van Defensie a.i.,

J. VAN AARTSEN.

Uitgegeven de negende april 1964.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Naar boven