Stb. 2016, 472, datum inwerkingtreding 08-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
2 De werknemer:
-
a. die voorafgaand aan zijn dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had of heeft gehad op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidsondersteuning
op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
-
b. die een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever als bedoeld in artikel
7 van de Wet sociale werkvoorziening,
-
c. wiens dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5, is aangevangen voordat zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidsondersteuning
op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ontstond,
omdat die dienstbetrekking is aangevangen voordat hij achttien jaar werd,
-
d. die onmiddellijk voorafgaande aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde
een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening, een dienstbetrekking
had als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of een dienstbetrekking
had, die is aangewezen op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering
sociale verzekeringen of een nog geldende indicatiebeschikking had op grond van artikel
11 van de Wet sociale werkvoorziening, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014,
-
e. die, voorafgaand aan zijn dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, 4 of 5 die is aangevangen op of na 1 januari 2015, een persoon was die met ondersteuning
bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond
van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking
is of werd toegeleid, en van wie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het minimumloon, bedoeld
in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, of
-
f. die arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, derde lid,
van de Participatiewet, niet zijnde een werknemer als bedoeld in onderdeel e
heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over
perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen na aanvang
van de dienstbetrekking. Het recht op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in onderdeel
c, ontstaat niet eerder dan zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidsondersteuning
op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Het recht
op ziekengeld van de werknemer, bedoeld in de onderdelen e en f, eindigt met ingang
van 1 januari 2021.
3 Het tweede lid, onderdelen e en f, is slechts van toepassing op werknemers, van wie
de dienstbetrekking is aangevangen in de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari
2021. Op de werknemer, bedoeld in het tweede lid, onderdelen d, e en f, zijn het eerste
lid, onderdelen c en d, niet van toepassing.
11 Het bepaalde in het tweede en derde lid inzake het tweede lid, onderdeel e, is van
overeenkomstige toepassing op een arbeidsbeperkte als bedoeld in:
-
a. artikel 38b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
-
b. artikel 38b, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen nadat de quotumheffing
op grond van artikel 122n, eerste lid, van die wet voor de betreffende werkgever is
geactiveerd.
Stb. 2019, 441, datum inwerkingtreding 04-12-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
12 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een werknemer als bedoeld in het tweede
lid of arbeidsbeperkte als bedoeld in het elfde lid tevens verstaan de persoon die
niet langer aan de voorwaarden op grond van het tweede of elfde lid voldoet en als
arbeidsbeperkte wordt beschouwd op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering
sociale verzekeringen voor zover het betreft zijn perioden van ongeschiktheid tot
werken wegens ziekte die zijn aangevangen voordat zijn opname in de registratie van
arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d, eerste lid, van die wet, eindigt.