Wet basisregistratie personen

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2023.
Geldend van 01-10-2023 t/m heden

Wet van 3 juli 2013 houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de doelmatige voorziening van persoonsgegevens, in het bijzonder bij de vervulling van overheidstaken, de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te moderniseren, de regelgeving te vereenvoudigen en de mogelijkheid te verruimen om gegevens op te nemen over niet-ingezetenen ten aanzien van wie de Nederlandse overheid taken vervult en derhalve nieuwe regels te stellen ter zake van de basisregistratie personen, daarbij in aanmerking nemend dat uitvoering wordt gegeven aan richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) en dat ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitvoering dient te worden gegeven aan artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Algemeen

Artikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. de basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2;

  • c. de persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en 2.69, eerste lid, over één persoon in de basisregistratie;

  • d. de inschrijving: de opneming van een persoonslijst in de basisregistratie;

  • e. de ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;

  • f. de ingezetene: de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland, en op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen;

  • g. de systematische verstrekking van gegevens of het systematisch verstrekken van gegevens: de verstrekking of het verstrekken van gegevens uit de basisregistratie, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid;

  • h. de bijhoudingsgemeente: de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1.4 verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst;

  • i. een vreemdeling: degene die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;

  • j. de aangifte van verblijf en adres: de aangifte, bedoeld in artikel 2.38;

  • k. een beëdigde vertaler: een vertaler als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet beëdigde tolken en vertalers;

  • l. de aangifte van adreswijziging: de aangifte, bedoeld in artikel 2.39;

  • m. de aangifte van vertrek: de aangifte, bedoeld in artikel 2.43;

  • n. een authentiek gegeven: een in de basisregistratie opgenomen gegeven dat op grond van artikel 1.6 als authentiek wordt aangemerkt;

  • o. het woonadres:

    • het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

    • het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;

  • p. het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;

  • q. het adres: het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres;

  • r. de briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42, die een briefadres ter beschikking stelt;

  • s. het burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

  • t. een overheidsorgaan:

    • een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

    • een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed;

  • u. een derde: elke natuurlijke persoon, niet zijnde een overheidsorgaan of de ingeschrevene, en elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed;

  • v. openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • w. een inschrijfvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 2.64;

  • x. het Besluit bevolkingsboekhouding: het Besluit bevolkingsboekhouding zoals dat gold op de laatste dag voor de intrekking van de Wet bevolkings- en verblijfsregisters;

  • y. de verordening: Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);

  • z. tijdelijk verblijfsadres: het adres in Nederland, niet zijnde het woonadres of het briefadres, waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een maand meestentijds en gedurende een half jaar minder dan twee derde van de tijd zal overnachten;

  • aa. contactgegevens: telefoonnummer en e-mailadres van de niet-ingezetene.

Artikel 1.2

Er is een basisregistratie personen. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over niet-ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet.

Artikel 1.3

  • 1 De basisregistratie heeft tot doel overheidsorganen te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak.

  • 2 De basisregistratie heeft mede tot doel derden te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens, in bij of krachtens deze wet aangewezen gevallen.

Artikel 1.4

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 1 van hoofdstuk 2.

  • 2 Onze Minister is verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 2.

Artikel 1.5

  • 1 Onze Minister is verantwoordelijk voor de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie die hij doet bij of krachtens hoofdstuk 3.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie die hij doet bij of krachtens hoofdstuk 3.

§ 2. Verplicht gebruik

Artikel 1.6

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke van de algemene gegevens, bedoeld in de artikelen 2.7 en 2.69, worden aangemerkt als authentieke gegevens.

Artikel 1.7

  • 1 Het bestuursorgaan dat bij de vervulling van zijn taak informatie over een ingeschrevene nodig heeft die in de vorm van een authentiek gegeven beschikbaar is in de basisregistratie, gebruikt voor die informatie dat gegeven.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. bij het gegeven een aantekening als bedoeld in artikel 2.26 of 2.76 is geplaatst;

    • b. het bestuursorgaan ten aanzien van het gegeven een mededeling als bedoeld in artikel 2.34, eerste lid, of 2.37b, eerste lid doet;

    • c. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

    • d. een goede vervulling van de taak van het bestuursorgaan door de onverkorte toepassing van het eerste lid wordt belet.

Artikel 1.8

Een ingeschrevene aan wie door een bestuursorgaan een gegeven wordt gevraagd, waarop artikel 1.7, eerste lid, van toepassing is, behoeft dat gegeven niet mede te delen, behoudens voor zover het gegeven naar het oordeel van het bestuursorgaan noodzakelijk is voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van betrokkene.

§ 3. Inrichting, werking en beveiliging

Artikel 1.9

  • 1 De basisregistratie bestaat uit gemeentelijke en centrale voorzieningen.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de gemeentelijke voorziening.

  • 3 Onze Minister is verantwoordelijk voor de centrale voorzieningen.

  • 4 Onze Minister draagt zorg voor een stelsel van berichtuitwisseling ten behoeve van de bijhouding en de raadpleging van de basisregistratie en de systematische verstrekking van gegevens.

Artikel 1.10

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a. de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisregistratie;

  • b. de uitwisseling van berichten tussen de centrale voorzieningen en de gemeentelijke voorzieningen en tussen de centrale voorzieningen en de overheidsorganen waaraan en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt.

Artikel 1.11

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg dat de gemeentelijke voorziening functioneert overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 1.10.

  • 2 Onze Minister draagt zorg dat de centrale voorzieningen functioneren overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 1.10.

  • 3 Het overheidsorgaan waaraan of de derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt draagt zorg dat de uitwisseling van berichten in verband met de systematische verstrekking van gegevens van zijn kant geschiedt overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 1.10.

Artikel 1.12

  • 1 Onze Minister kan een onderzoek verrichten om vast te stellen of een overheidsorgaan waaraan systematisch gegevens worden verstrekt, voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 1.10.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op organen van gemeenten, provincies of gemeenschappelijke regelingen waaraan zij deelnemen.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald op welke wijze het overheidsorgaan medewerking verleent aan het onderzoek.

  • 4 Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt.

§ 4. Kosten in verband met de uitvoering van deze wet

Artikel 1.14

  • 1 De gemeenten en de overheidsorganen waaraan en derden aan wie op grond van artikel 3.2, 3.3, 3.13 of 3.14 gegevens worden verstrekt of informatie ter beschikking wordt gesteld, dragen bij in de kosten in verband met de uitvoering van deze wet. Indien een van deze betrokkenen geen rechtspersoonlijkheid bezit, komt de bijdrage ten laste van de rechtspersoon waartoe de betrokkene behoort.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke categorieën van kosten het betreft en worden de grondslagen bepaald van de bijdragen van de betrokkenen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdragen. Daarbij kan worden bepaald dat Onze Minister het in rekening te brengen bedrag op nul vaststelt, voor zover een voorziening is getroffen in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die in de plaats treedt van de bijdrage van de betrokkene.

§ 5. Overleg

Artikel 1.15

  • 1 Onze Minister overlegt periodiek met representatieve vertegenwoordigingen van de gemeenten, van de aangewezen bestuursorganen als bedoeld in artikel 2.65 en van de overheidsorganen en derden aan wie op grond van artikel 3.2, 3.3 of 3.13 gegevens uit de basisregistratie worden verstrekt.

  • 2 Alle onderwerpen die bij of krachtens deze wet worden geregeld, lenen zich voor overleg. In ieder geval wordt overleg gepleegd over:

    • a. wijzigingen in het bepaalde bij of krachtens deze wet;

    • b. de uitgangspunten van het te voeren kwaliteitsbeleid;

    • c. de uitgangspunten van het uitvoeren van artikel 1.14.

  • 3 Onze Minister kan met betrekking tot het overleg nadere regels stellen.

Hoofdstuk 2. De bijhouding van de basisregistratie

Afdeling 1. Ingezetenen

§ 1. Algemeen

Artikel 2.1

  • 1 Deze afdeling is van toepassing op personen die als ingezetene in de basisregistratie zijn of worden ingeschreven en op ingeschrevenen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.

  • 2 Met betrekking tot de ingeschrevene die geen ingezetene meer is, worden krachtens deze afdeling geen nieuwe algemene gegevens opgenomen.

  • 3 In afwijking van het eerste of tweede lid worden gegevens opgenomen krachtens deze afdeling, voor zover:

    • a. het feiten betreft die zich hebben voorgedaan in de tijd dat de ingeschrevene nog ingezetene was, of

    • b. dit bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.

§ 2. De inschrijving

Artikel 2.2

De inschrijving in de basisregistratie geschiedt op grond van de geboorteakte, de aangifte van de betrokkene of ambtshalve.

Artikel 2.3

Op grond van de geboorteakte, opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland, waarop als geboorteplaats een plaats in Nederland is vermeld, geschiedt de inschrijving van het kind dat niet reeds is ingeschreven en waarvan de moeder uit wie het kind is geboren op de geboortedatum van het kind als ingezetene is ingeschreven. De inschrijving geschiedt door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar die moeder als ingezetene is ingeschreven.

Artikel 2.4

  • 1 Op grond van zijn aangifte van verblijf en adres wordt degene die rechtmatig verblijf geniet, niet in de basisregistratie is ingeschreven en naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, ingeschreven in de basisregistratie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn adres heeft.

  • 2 Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college ambtshalve zorg voor de inschrijving. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de betrokkene alsnog op grond van zijn aangifte in te schrijven, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.

  • 3 Inschrijving geschiedt niet dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

Artikel 2.5

  • 1 Inschrijving op grond van artikel 2.4 van een persoon die komt vanuit Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of een van de openbare lichamen, vindt niet plaats, dan nadat hij een hem betreffend verhuisbericht, verstrekt door de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen waar hij laatstelijk als ingezetene was ingeschreven, heeft overgelegd.

  • 2 In het geval dat anderszins blijkt dat het vertrek van de betrokken persoon is verwerkt in de basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen waar hij laatstelijk als ingezetene was ingeschreven, of blijkt dat betrokkene daarin niet als ingezetene was ingeschreven, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 2.6

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën bepaald van personen, die in verband met hun bijzondere verblijfsrechtelijke positie niet in aanmerking komen voor inschrijving.

  • 2 Bij of krachtens de maatregel kunnen regels worden gesteld ten aanzien van een persoon die behoort tot een categorie als bedoeld in het eerste lid, omtrent:

    • a. het niet-inschrijven van de persoon;

    • b. het aanmerken van de persoon die reeds is ingeschreven als een ingeschrevene die wegens zijn vertrek uit Nederland niet als ingezetene is ingeschreven.

§ 3. De opneming van persoonsgegevens

Artikel 2.7

  • 1 In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:

    • a. algemene gegevens:

      • gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;

      • gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn;

      • gegevens over curatele;

      • gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend;

      • gegevens over de nationaliteit, met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld;

      • gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling;

      • gegevens over de bijhoudingsgemeente en het adres in die gemeente, alsmede over het verblijf in Nederland en het vorige verblijf buiten Nederland en over het vertrek uit Nederland en het volgende verblijf buiten Nederland;

      • gegevens over het burgerservicenummer van de ingeschrevene;

      • gegevens over de burgerservicenummers van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten, de geregistreerde partner, de eerdere geregistreerde partners en de kinderen;

      • 10° gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner;

      • 11° gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Kieswet;

      • 12° gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Paspoortwet.

    • b. administratieve gegevens:

      • gegevens in verband met de inschrijving en de wijziging van de bijhoudingsgemeente;

      • gegevens ter aanduiding van akten en andere geschriften waaruit algemene gegevens zijn verkregen, dan wel van de rechtsgrond krachtens welke gegevens over het Nederlanderschap zijn opgenomen;

      • gegevens ter aanduiding van de onjuistheid van een opgenomen algemeen gegeven of van strijd met de Nederlandse openbare orde van een opgenomen gegeven over de burgerlijke staat dan wel over een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede andere gegevens, noodzakelijk in verband met de bijhouding van de basisregistratie;

      • gegevens over de beperking van de verstrekking van gegevens aan derden.

  • 2 De algemene en administratieve gegevens worden nader bepaald bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

  • 3 Een algemeen gegeven dat is opgenomen, blijft opgenomen, behoudens het bepaalde in artikel 2.57 en behoudens de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 11° en 12°.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de verwijdering en de vernietiging van de algemene gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 11° en 12°, en de administratieve gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder b, geregeld.

Artikel 2.8

  • 1 De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:

    • a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;

    • b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.

  • 2 De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

    • a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

    • b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

    • c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

    • e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

  • 3 De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan en waarvan een in Nederland geaccrediteerde consulaire ambtenaar van een ander land bevoegd een akte heeft opgemaakt die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, ontleend aan die akte.

Artikel 2.8a

  • 1 Bij een verzoek op grond van artikel 2.56a worden de gegevens over het kind, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, indien het feit zich in Nederland heeft voorgedaan, ontleend aan een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in het overlijdensregister van de Nederlandse burgerlijke stand.

  • 2 Bij een verzoek op grond van artikel 2.56a worden de gegevens over het kind, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, dat op het moment van de geboorte niet meer in leven is, indien het feit zich buiten Nederland heeft voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder c en bij gebreke ook hiervan aan een verklaring als bedoeld onder d, aangevuld met een geschrift als bedoeld onder d:

    • a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in het overlijdensregister van de Nederlandse burgerlijke stand;

    • b. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit;

    • c. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

    • d. een verklaring over het desbetreffende feit die de verzoeker ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door de verzoeker is ondertekend, zo mogelijk aangevuld met een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige over het feit.

  • 3 Indien op de akte of het geschrift, bedoeld in het eerste of tweede lid, de gegevens met betrekking tot de naam van het kind, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, ontbreken, worden deze gegevens ontleend aan de opgave van de ouder die om de opneming van die gegevens in de basisregistratie verzoekt.

Artikel 2.9

  • 1 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, dan wel artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend over het huwelijk dat is gesloten tussen echtgenoten van wie er ten minste één vreemdeling is, dan nadat de echtgenoten een verklaring hebben afgelegd dat hun huwelijk niet is aangegaan met het oogmerk om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen.

  • 2 De verklaring is niet vereist indien:

    • a. sedert de voltrekking van het huwelijk ten minste tien jaren zijn verstreken of het huwelijk inmiddels is geëindigd,

    • b. de gegevens ambtshalve worden opgenomen, of

    • c. de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder b, d of e, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een geregistreerd partnerschap.

Artikel 2.10

  • 1 Indien aannemelijk is dat omtrent een gegeven over de familierechtelijke betrekkingen tot de ouders of de kinderen, over het huwelijk en de eerdere huwelijken, over de echtgenoot en de eerdere echtgenoten, over het geregistreerd partnerschap en de eerdere geregistreerde partnerschappen of over de geregistreerde partner en de eerdere geregistreerde partners een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d, kan worden verschaft, mogen deze gegevens niet worden ontleend aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e.

  • 2 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

  • 4 Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e, worden geen gegevens ontleend, dan nadat de gegevens voor zover mogelijk zijn geverifieerd door raadpleging van de basisregistratie en zo nodig van andere registers of van geschriften die door de betrokkene zijn overgelegd.

Artikel 2.11

  • 1 Op de persoonslijst van een persoon worden geen gegevens over zijn kind opgenomen indien het kind ten tijde van de inschrijving van de persoon reeds is overleden en het kind zelf geen ingeschrevene is.

Artikel 2.12

  • 2 Indien na het advies, bedoeld in het eerste lid, gerede twijfel blijft bestaan of het voornemen bestaat van het advies af te wijken, wordt het advies van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit ingewonnen.

Artikel 2.13

  • 1 De gegevens over curatele worden ontleend aan het curatele- en bewindregister.

  • 2 De gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend, worden ontleend aan het gezagsregister.

Artikel 2.14

  • 1 Gegevens over het Nederlanderschap worden opgenomen met toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap, van andere op het Nederlanderschap betrekking hebbende wettelijke bepalingen en van verdragen waaruit het Nederlanderschap voortvloeit.

  • 2 Indien omtrent een ingeschrevene akten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, c en d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap zijn opgenomen in het in dat lid bedoelde register, wordt aan deze akten het gegeven over het Nederlanderschap ontleend. Indien omtrent een ingeschrevene een afschrift wordt overgelegd van de in de eerste volzin bedoelde akten uit het register, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de genoemde wet, wordt het gegeven over het Nederlanderschap aan dit afschrift ontleend.

  • 3 Een gegeven over het Nederlanderschap wordt ontleend aan de bevestiging van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap of het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap, waarvan de uitreiking of bekendmaking op andere wijze heeft plaatsgevonden in de gemeente waar de betrokkene is ingeschreven, onderscheidenlijk aan de door de betrokkene in die gemeente afgelegde verklaring van afstand van het Nederlanderschap, dan wel aan de mededeling van de burgemeester van een andere gemeente omtrent de verkrijging, de verlening of de afstand van het Nederlanderschap die betrekking heeft op de ingeschrevene, indien de uitreiking of bekendmaking van de bevestiging van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap of van het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap op andere wijze, heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk de verklaring van afstand is afgelegd, in een andere gemeente dan de gemeente waar de betrokkene is ingeschreven. Voor zover het in deze gevallen gaat om verkrijging of verlening van het Nederlanderschap wordt daarbij afgeweken van het tweede lid.

  • 5 Indien een afschrift wordt overgelegd van een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba krachtens artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, worden de gegevens over het Nederlanderschap aan dit afschrift ontleend.

Artikel 2.15

  • 1 Gegevens over een vreemde nationaliteit worden ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht.

  • 2 Indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, kunnen deze gegevens worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.

  • 3 Indien de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, wordt dit gegeven opgenomen. Indien een rechterlijke uitspraak op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is gedaan, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt daarvan melding gemaakt.

  • 4 Het gegeven dat betrokkene geen nationaliteit bezit wordt ontleend aan een beschikking als bedoeld in artikel 4 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid of opgenomen met toepassing van artikel 5 van die wet.

Artikel 2.16

Gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend aan mededelingen daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.17

Bij de inschrijving van een vreemdeling op grond van artikel 2.4, worden gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.15, eerste tot en met derde lid, ontleend aan een mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.

Artikel 2.18

Bij de inschrijving op grond van artikel 2.3 worden de gegevens omtrent het adres ontleend aan de persoonslijst van de moeder uit wie het kind is geboren. Als datum van inschrijving wordt de geboortedatum opgenomen.

Artikel 2.19

  • 1 Aan de aangifte van verblijf en adres van degene die rechtmatig verblijf geniet, naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden en die zijn adres heeft in de betrokken gemeente, worden gegevens betreffende het verblijf in Nederland, het adres en het vorige verblijf buiten Nederland ontleend.

  • 2 Indien aannemelijk is dat een gegeven betreffende het vorige verblijf buiten Nederland onjuist is, wordt dit gegeven niet opgenomen.

  • 3 Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het verblijf, het adres en het vorige verblijf buiten Nederland. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de betrokkene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.

  • 4 Als datum van aanvang van het verblijf in Nederland en van vestiging van het adres in de gemeente wordt de dag opgenomen waarop de aangifte is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het verblijf en adres aan betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan.

  • 5 De gegevens worden niet opgenomen dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

  • 6 Indien de betrokkene komt vanuit Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of een van de openbare lichamen, is artikel 2.5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.20

  • 1 Aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, worden gegevens betreffende het adres ontleend, tenzij aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.

  • 2 Indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de betrokkene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.

  • 3 Als datum van adreswijziging wordt opgenomen:

    • a. de in de aangifte vermelde datum van adreswijziging, als tijdig aangifte is gedaan;

    • b. de dag waarop de aangifte is ontvangen, in de overige gevallen waarin de gegevens aan de aangifte van de betrokkene worden ontleend;

    • c. de dag waarop van het voornemen tot opneming aan betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan, bij ambtshalve opneming van de gegevens.

  • 4 De gewijzigde gegevens worden niet opgenomen dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

Artikel 2.21

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Aan de aangifte van vertrek van de ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, worden gegevens betreffende het vertrek uit Nederland en het volgende verblijf buiten Nederland ontleend.

  • 2 Indien de ingezetene in gebreke is met het doen van aangifte, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het vertrek en het volgende verblijf buiten Nederland. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gegevens alsnog aan de aangifte van de ingezetene te ontlenen, indien de aangifte na afloop van de aangiftetermijn geschiedt.

  • 3 Als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres wordt de dag opgenomen waarop de aangifte is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek aan de ingeschrevene schriftelijk mededeling is gedaan.

  • 4 De gegevens worden niet opgenomen dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

  • 5 Indien de ingezetene in de aangifte van vertrek meldt te gaan verblijven in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, verstrekt het college van burgemeester en wethouders aan hem kosteloos een verhuisbericht, volgens een door Onze Minister vast te stellen model.

Artikel 2.22

  • 1 Indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, of 2.21, eerste lid, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland.

  • 2 Als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres wordt de dag opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.

Artikel 2.23

  • 1 Indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 of artikel 2.41 van toepassing is, wordt op aangifte een briefadres opgenomen.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders neemt ambtshalve een briefadres op indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres.

  • 3 Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt als briefadres opgenomen met instemming van een briefadresgever als bedoeld in artikel 2.42 diens adres of, indien geen instemming van een briefadresgever wordt verkregen, een adres van de gemeente.

Artikel 2.24

  • 2 De gegevens over het burgerservicenummer van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten, de geregistreerde partner, de eerdere geregistreerde partners en de kinderen worden ontleend aan de desbetreffende persoonslijsten.

Artikel 2.25

De gegevens over het gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner worden opgenomen op schriftelijk verzoek van de daartoe krachtens artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegde ingeschrevene, dan wel op grond van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2.26

Omtrent de beslissing dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede omtrent de omstandigheid dat de ingeschrevene geen ingezetene meer is, wordt een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens.

§ 4. De verplichtingen van overheidsorganen

Artikel 2.27

  • 1 De ambtenaar van de burgerlijke stand die in een van de onder hem berustende registers melding heeft gemaakt van een feit dat van belang is voor de bijhouding van de basisregistratie, brengt de gegevens ter zake terstond ter kennis van zijn college van burgemeester en wethouders.

  • 2 Een hem ingevolge een verdrag inzake de internationale uitwisseling van gegevens op het gebied van de burgerlijke stand toegezonden kennisgeving doet hij terstond toekomen aan zijn college.

  • 3 Hij verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders dat daarom vraagt, zo spoedig mogelijk alle inlichtingen die dat college nodig heeft voor de bijhouding van de basisregistratie.

  • 4 De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, die wegens het ontbreken van een akte in de onder hem berustende registers geen latere vermelding als bedoeld in artikel 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek toevoegt van een hem op grond van artikel 20e van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek toegezonden besluit, rechterlijke uitspraak of notariële akte, brengt een afschrift van dat besluit, die uitspraak of die akte ter kennis van zijn college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.28

  • 1 De griffier van de rechtbank die in het curatele- en bewindregister melding heeft gemaakt van een rechterlijke uitspraak waarbij met betrekking tot een persoon een voorziening in de curatele is getroffen, doet daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente, onder vermelding van de persoon die het betreft en de datum waarop de rechtsgeldigheid van de voorziening ingaat.

  • 2 De griffier doet overeenkomstige mededeling van elke beslissing, houdende vernietiging van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid, en van beëindiging van de curatele.

  • 3 De griffier van de rechtbank die in het gezagsregister aantekening heeft gehouden van een rechtsfeit dat betrekking heeft op de gezagsuitoefening over een minderjarige, welk van belang is voor de bijhouding van de basisregistratie, met betrekking tot de in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 4°, bedoelde gegevens, doet van dit rechtsfeit mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente van de minderjarige.

  • 4 De in het derde lid bedoelde mededeling geeft uitsluitend aan welke minderjarige het betreft, welk rechtsfeit met betrekking tot de gezagsuitoefening heeft plaatsgevonden alsmede de datum waarop het rechtsgevolg hiervan intreedt.

Artikel 2.29

  • 1 Indien Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het openbaar register, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, melding heeft gemaakt van het feit dat een persoon een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap of een verklaring van afstand van het Nederlanderschap heeft afgelegd, dan wel dat een persoon door verlening het Nederlanderschap heeft verkregen of door intrekking het Nederlanderschap heeft verloren, doet hij daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente. De mededeling bevat de datum waarop de verklaring in ontvangst is genomen of de datum waarop het Nederlanderschap is verkregen of verloren.

  • 2 Een mededeling als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien artikel 2.14, derde lid, van toepassing is.

  • 3 De griffier van de rechtbank Den Haag dan wel de griffier van de Hoge Raad zendt een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak houdende de vaststelling van het Nederlanderschap of de vaststelling van het niet-bezitten van het Nederlanderschap, aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

Artikel 2.30

Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet van de gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling die voor de bijhouding van de basisregistratie van belang zijn, mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

Artikel 2.31

Bij algemene maatregel van bestuur worden gevallen bepaald waarin het college van burgemeester en wethouders aan een korpschef als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 een afschrift toezendt van een beslissing als bedoeld in artikel 2.60 om op grond van artikel 2.10, tweede lid, een gegeven betreffende een vreemdeling niet in de basisregistratie op te nemen.

Artikel 2.32

De griffier van het betrokken gerecht zendt een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente van de onbevoegd verklaarde.

Artikel 2.33

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan overheidsorganen verplichtingen worden opgelegd tot het doen van mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente inzake het van toepassing zijn van artikel 2.6.

Artikel 2.34

  • 1 Een bestuursorgaan dat in verband met de verstrekking van een authentiek gegeven uit de basisregistratie gerede twijfel heeft over de juistheid van dat gegeven, doet hiervan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

  • 2 Onze Minister wijst de bestuursorganen aan die tevens mededeling doen in verband met de verstrekking van andere dan authentieke gegevens.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de gevallen waarin en de wijze waarop de mededeling wordt gedaan, alsmede de kennisgeving van het college van burgemeester en wethouders aan het bestuursorgaan naar aanleiding van een mededeling, geregeld.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen omtrent het doen van mededeling door en de kennisgeving aan bestuursorganen die een orgaan zijn van de desbetreffende gemeente en kan een of meer van deze bestuursorganen aanwijzen om tevens mededeling te doen in verband met de verstrekking van andere dan authentieke gegevens.

  • 5 Voor zover een mededeling als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een gegeven dat op grond van een andere wet is overgenomen uit een andere registratie, zendt het college van burgemeester en wethouders die mededeling door aan de verantwoordelijke voor de verwerking van dat gegeven in die andere registratie.

Artikel 2.35

  • 1 Een college van burgemeester en wethouders dat van de ambtenaar van de burgerlijke stand in zijn gemeente gegevens heeft ontvangen die van belang zijn voor de bijhouding van de basisregistratie door een andere gemeente, doet terstond mededeling van die gegevens aan het college van burgemeester en wethouders van de andere gemeente.

  • 2 Een college dat van de ambtenaar van de burgerlijke stand in zijn gemeente een ingevolge een verdrag inzake de internationale uitwisseling van gegevens op het gebied van de burgerlijke stand toegezonden kennisgeving heeft ontvangen die van belang is voor de bijhouding van de basisregistratie door een andere gemeente, doet die kennisgeving terstond toekomen aan het college van burgemeester en wethouders van de andere gemeente.

  • 3 Onze Minister, dan wel een college van burgemeester en wethouders, verstrekt aan een college van burgemeester en wethouders dat daar belang bij heeft spontaan of op verzoek zo spoedig mogelijk alle inlichtingen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de taak met betrekking tot de basisregistratie.

Artikel 2.36

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan overheidsorganen verplichtingen worden opgelegd tot het verschaffen aan het college van burgemeester en wethouders van de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdelen 11° en 12°.

Artikel 2.37

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop aan de verplichtingen bedoeld in deze paragraaf moet worden voldaan.

§ 4a. Ondersteuning bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie

Artikel 2.37a

  • 1 Onze Minister is belast met het verlenen van ondersteuning aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente bij het verrichten van onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie.

  • 2 Onze Minister is bevoegd om in het kader van de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taak gegevens, waaronder bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de verordening voor zover het gegevens over gezondheid betreft, te verwerken overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3 Onze Minister is niet bevoegd om in het kader van de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taak gegevens over nationaliteit, geboorteplaats of gegevens die daarvan zijn afgeleid te verwerken, voor zover die verwerking discriminatoire selectie van personen tot gevolg heeft.

Artikel 2.37b

  • 1 Bij regeling van Onze Minister kunnen, ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid, bestuursorganen worden aangewezen die, in afwijking van het bepaalde in artikel 2.34, eerste lid, de mededeling omtrent gerede twijfel over de juistheid van de verstrekte gegevens betreffende het adres van een persoon in een gemeente of het achterwege blijven van de verstrekking van een adres, doen toekomen aan Onze Minister. De mededeling kan ook betrekking hebben op het briefadres van een ingezetene.

  • 2 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid, kunnen door de bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister ook andere, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen, gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de aan Onze Minister opgedragen taak als bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen derden, die op grond van artikel 3.3 gegevens verstrekt krijgen uit de basisregistratie, worden aangewezen die aan Onze Minister een mededeling kunnen doen als bedoeld in het eerste lid. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.37c

  • 1 Bij het verlenen van ondersteuning door Onze Minister aan het college van burgemeester en wethouders aan het onderzoek, bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid, is Onze Minister bevoegd tot de verwerking van:

    • a. de gegevens, opgenomen in de centrale voorziening die gebruikt wordt voor de systematische verstrekking van gegevens,

    • b. de gegevens, verkregen van aangewezen bestuursorganen en derden als bedoeld in artikel 2.37b, en

    • c. andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 2 In het kader van de verwerking van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister de gegevens in ieder geval analyseren aan de hand van profielen of in het kader van een onderzoek naar patronen.

  • 3 Onze Minister treft passende maatregelen om bij de ontwikkeling van profielen controle door menselijke tussenkomst te waarborgen.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verwerking van de gegevens, de te hanteren analysemethoden en de maatregelen om menselijke tussenkomst te waarborgen bij de ontwikkeling van profielen.

  • 5 De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2.37d

  • 1 Onze Minister deelt naar aanleiding van de verwerking van gegevens als bedoeld in artikel 2.37c de resultaten dan wel een selectie daarvan mee aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de persoon waarop de gegevens betrekking hebben mogelijk als ingezetene dient te worden ingeschreven dan wel aan de bijhoudingsgemeente van de persoon van wie de gegevens betreffende het adres worden onderzocht.

  • 2 Onze Minister stelt het college van burgemeester en wethouders op de hoogte van de redenen die ten grondslag liggen aan de mededeling van de resultaten dan wel de selectie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.37e

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders dat van Onze Minister een mededeling als bedoeld in artikel 2.37d, eerste lid, heeft gekregen, stelt uiterlijk binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn na de ontvangst van de mededeling Onze Minister ervan op de hoogte of deze aanleiding is geweest voor opneming, verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens in de basisregistratie, dan wel dat bij het gegeven in de basisregistratie een aantekening als bedoeld in artikel 2.26 is geplaatst in verband met het doen van een onderzoek naar de onjuistheid van het adresgegeven. De resultaten van het onderzoek naar het inschrijven van een persoon als ingezetene of de onjuistheid van het adresgegeven van de ingezetene worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn teruggekoppeld aan Onze Minister.

  • 2 Onze Minister is bevoegd om de teruggekoppelde resultaten van het onderzoek door het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in het eerste lid te betrekken in de verwerking als bedoeld in artikel 2.37c.

  • 3 Onze Minister is tevens bevoegd om de resultaten van de terugkoppeling te verstrekken aan het bestuursorgaan dat dan wel de derde die de mededeling, bedoeld in artikel 2.37b, eerste lid, aan Onze Minister heeft gedaan.

Artikel 2.37f

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2.37g

Het college van burgemeester en wethouders treft bij het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid, naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in artikel 2.37d, eerste lid, passende maatregelen die strekken tot bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de persoon van wie de gegevens betreffende het adres worden onderzocht, waarbij deze persoon ten minste het recht heeft op voorafgaande controle door menselijke tussenkomst.

§ 5. De verplichtingen van de burger

Artikel 2.38

  • 1 Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, meldt zich uiterlijk op de vijfde dag na de aanvang van zijn verblijf in persoon bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres en meldt hij zich binnen de gestelde termijn bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen.

  • 2 Hij doet in de aangifte mededeling van de gegevens over zijn toekomstig verblijf in Nederland, over zijn adres in de gemeente en over het vorige verblijf buiten Nederland.

  • 3 Hij geeft bij de aangifte de inlichtingen en legt de geschriften over ter zake van feiten betreffende zijn burgerlijke staat, zijn nationaliteit en zijn eerder verblijf in Nederland, die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over. Indien hij zich in Nederland vestigt, komende vanuit Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, legt hij een hem betreffend verhuisbericht over, verstrekt door de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, waar hij laatstelijk als ingezetene was ingeschreven.

  • 4 Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, doet aangifte van verblijf en adres overeenkomstig het eerste tot en met het derde lid, op het moment dat hij ophoudt te behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 2.6.

  • 5 In een geval als bedoeld in het vierde lid vangt de in het eerste lid bedoelde termijn van vijf dagen aan met ingang van de dag na die waarop een in dat lid bedoelde situatie is ingetreden.

  • 6 Aangifte van verblijf en adres blijft achterwege indien:

    • a. het verblijf aanvangt door geboorte en inschrijving plaatsvindt op grond van de geboorteakte,

    • b. de betrokkene behoort tot een categorie van personen als bedoeld in artikel 2.6, of

    • c. de betrokkene een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf geniet.

Artikel 2.39

  • 1 De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

  • 2 Hij doet niet eerder aangifte dan vier weken vóór de beoogde datum van adreswijziging en niet later dan de vijfde dag na de adreswijziging. Hij doet in de aangifte mededeling van de datum van adreswijziging en van de gegevens over het nieuwe en het vorige adres.

  • 3 Indien een ingezetene geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.40

  • 1 Degene die zijn woonadres heeft in een instelling die is aangewezen op grond van het derde of het vierde lid kan, in afwijking van de artikelen 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen.

  • 2 Een instelling wordt slechts aangewezen indien de aard van de instelling meebrengt, dat door opneming van het adres daarvan in de basisregistratie de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen onevenredig zou kunnen worden geschaad.

  • 3 Onze Minister kan categorieën van instellingen dan wel instellingen afzonderlijk aanwijzen, voor zover het betreft:

    • a. instellingen voor gezondheidszorg;

    • b. instellingen op het gebied van de kinderbescherming;

    • c. penitentiaire instellingen.

  • 5 Het hoofd van een aangewezen instelling doet aan de betrokken personen tijdig schriftelijk mededeling van de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres.

Artikel 2.41

  • 1 Voor zover het opnemen van een woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is, kan de betrokkene in afwijking van artikel 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid.

Artikel 2.42

Als briefadresgever kan worden gekozen:

  • a. een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven;

  • b. een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.

Artikel 2.43

  • 1 De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, doet bij het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek. De aangiftetermijn vangt aan op de vijfde dag voor de dag van vertrek.

  • 2 De ingezetene doet in die aangifte mededeling van de gegevens over zijn vertrek en het volgende verblijf buiten Nederland.

  • 3 Ter uitvoering van het eerste lid verschijnt de ingezetene in persoon bij het college, indien:

    • a. niet alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de persoon die aangifte van vertrek doet, de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen, of;

    • b. niet voor alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de persoon die aangifte van vertrek doet, de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt vervuld.

  • 4 Een minderjarige verschijnt in persoon, tenzij alle ingezetenen, bedoeld in het derde lid, met hetzelfde woonadres als de minderjarige de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen of deze verplichting voor hen wordt vervuld.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent bijzondere gevallen waarin het eerste of vierde lid niet van toepassing is.

Artikel 2.44

De ingezetene brengt alle feiten betreffende zijn burgerlijke staat en nationaliteit die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, zo spoedig mogelijk ter kennis aan het college van burgemeester en wethouders. Hij verstrekt aan het college, desgevraagd in persoon, de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Op verzoek van het college legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over.

Artikel 2.45

  • 1 Degene die aangifte heeft gedaan als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en artikel 2.43, geeft op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de inlichtingen ter zake van zijn aangifte die van belang zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Deze verplichting is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het overleggen van geschriften. De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

  • 2 In de aangifte van een briefadres worden de redenen voor de aangifte van een briefadres medegedeeld. Bij de aangifte wordt een schriftelijke verklaring van instemming gevoegd van de briefadresgever.

  • 3 De briefadresgever draagt zorg dat voor de houder van het briefadres bestemde geschriften of inlichtingen daarover, aan hem worden doorgegeven of medegedeeld.

  • 4 De briefadresgever verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desgevraagd in persoon, ter zake van dat briefadres de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste tot en met vierde lid.

Artikel 2.46

De ingezetene verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over feiten betreffende zijn burgerlijke staat en nationaliteit, desgevraagd in persoon, de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over.

Artikel 2.47

Degene ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders het redelijke vermoeden heeft dat hij in gebreke is met het doen van een aangifte als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.43, verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desgevraagd in persoon, binnen een door het college in het verzoek te noemen termijn, ter zake de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie.

Artikel 2.48

De verplichtingen, vermeld in de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 tot en met 2.47, rusten op:

  • a. ouders, voogden en verzorgers voor minderjarigen jonger dan 16 jaar;

  • b. ouders, voogden en verzorgers voor inwonende minderjarigen van 16 jaar of ouder, tenzij de minderjarige zelf de verplichting vervult;

  • c. curatoren voor onder curatele gestelden.

Artikel 2.49

  • 1 De verplichtingen, vermeld in de artikelen 2.39 en 2.44 tot en met 2.46, kunnen worden vervuld door:

    • a. de ouder en zijn meerderjarige kind, indien beiden hetzelfde woonadres hebben, voor elkaar;

    • b. echtgenoten dan wel geregistreerde partners die hetzelfde woonadres hebben, voor elkaar;

    • c. elke meerderjarige voor een persoon die hem daartoe schriftelijk gemachtigd heeft;

    • d. het hoofd van een instelling voor gezondheidszorg voor een in die instelling verblijvende persoon die wegens de toestand van zijn gezondheid niet in staat kan worden geacht aan zijn verplichtingen te voldoen of een machtiging daartoe te geven, dan wel de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel of de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad van een zodanig persoon, onder overlegging van een schriftelijke verklaring ter zake van het hoofd van de desbetreffende instelling.

  • 2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan het college van burgemeester en wethouders de vertegenwoordigde overeenkomstig de genoemde artikelen oproepen om in persoon te verschijnen tot het verstrekken van inlichtingen.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2.38 vermelde verplichtingen voor zover het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen betreft. De maatregel bepaalt tevens de gevallen waarin kan worden afgeweken van de in dat artikel vermelde verplichting om zich in persoon te melden bij het college van burgemeester en wethouders. De maatregel bepaalt slechts gevallen waarin er om zwaarwegende redenen van kan worden afgezien dat de betrokkene zelf de verplichtingen vervult en zich daartoe in persoon meldt bij het college.

  • 4 Het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2.43 vermelde verplichting, met dien verstande dat, behoudens bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, een ouder en zijn meerderjarige kind en echtgenoten dan wel geregistreerde partners voor elkaar slechts de aangifteplicht kunnen vervullen, indien:

    • a. zij die verplichting ook voor zichzelf vervullen, en

    • b. alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn die verplichting vervullen of die verplichting voor hen wordt vervuld.

    De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid wordt met betrekking tot de verplichtingen, vermeld in artikel 2.39, onder woonadres het nieuwe woonadres verstaan.

Artikel 2.50

Het hoofd van een instelling of bedrijf waar personen verblijf plegen te houden, de instellingen, bedoeld in artikel 2.40 daaronder begrepen, verstrekt, indien de instelling of het bedrijf ter zake door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen, op door het college te bepalen tijdstippen aan het college de door het college gevraagde inlichtingen over de personen die naar redelijke verwachting in de instelling of het bedrijf voor onbepaalde tijd verblijf zullen houden dan wel gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zullen overnachten.

Artikel 2.51

De echtgenoot, de geregistreerde partner en andere nabestaanden tot en met de tweede graad van een ingezetene die in het buitenland is overleden, verstrekken op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene is ingeschreven, aan het college, voor zover mogelijk, de inlichtingen over dat overlijden en leggen de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.

Artikel 2.52

  • 1 Degene die ter uitvoering van ingevolge deze paragraaf op hem rustende verplichtingen in persoon bij het college van burgemeester en wethouders verschijnt, legt desgevraagd met het oog op de vaststelling van zijn identiteit een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht over.

  • 2 De in artikel 2.48 bedoelde ouders, voogden, verzorgers en curatoren van minderjarigen of onder curatele gestelden, laten desgevraagd de minderjarige of de onder curatele gestelde met het oog op de vaststelling van de identiteit verschijnen bij het college van burgemeester en wethouders en leggen desgevraagd een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in het eerste lid over.

§ 6. De rechten van de burger

Artikel 2.53

  • 1 Een verzoek als bedoeld in deze paragraaf wordt gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in artikel 2.55 kan ook worden gericht aan het college van enige andere gemeente in Nederland.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in artikel 2.55 kan ook worden gericht aan Onze Minister. In dat geval treedt Onze Minister voor de toepassing van artikel 2.55 in de plaats van het college van burgemeester en wethouders en wordt het verzoek gedaan door tussenkomst van een inschrijfvoorziening.

Artikel 2.54

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders zendt binnen vier weken na een inschrijving als bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4, alsmede binnen vier weken nadat een ingeschrevene die geen ingezetene was ingezetene is geworden, aan de ingeschrevene in begrijpelijke vorm een volledig overzicht van zijn persoonslijst.

  • 2 Bij minderjarigen jonger dan 16 jaar en bij onder curatele gestelden geschiedt de toezending aan de ouders, voogden of verzorgers, onderscheidenlijk aan de curator.

  • 3 De in artikel 13 en 14 van de verordening bedoelde informatie wordt medegedeeld bij de toezending van de persoonslijst. In aanvulling op deze informatie wordt tegelijkertijd mededeling gedaan van de hoofdlijnen van de ter zake van de basisregistratie geldende regels die niet in de verordening zijn opgenomen, de regels betreffende de rechten van de ingeschrevene en de wijze waarop rechten van de ingeschrevene in overeenstemming met artikel 23 van de verordening zijn beperkt.

  • 4 Degene die aangifte van verblijf en adres doet, wordt bij die gelegenheid schriftelijk op de hoogte gesteld van het recht, bedoeld in artikel 2.59.

Artikel 2.55

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders voldoet binnen vier weken aan het verzoek van eenieder die het recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van de verordening, uitoefent.

  • 2 De verzoeken, bedoeld in het eerste lid, worden gedaan door:

    • a. ouders, voogden of verzorgers voor minderjarigen jonger dan 16 jaar;

    • b. curatoren voor onder curatele gestelden.

  • 3 De kopie van de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de verordening, kan desgewenst worden gewaarmerkt.

  • 4 Het college draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.

Artikel 2.56

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders neemt op schriftelijk verzoek van de daartoe krachtens artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegde ingeschrevene binnen vier weken kosteloos op zijn persoonslijst de gegevens op over het gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner.

  • 2 Het college doet van de opneming van de gegevens terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker.

Artikel 2.56a

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders neemt op schriftelijk verzoek van de ouder binnen vier weken kosteloos op diens persoonslijst de gegevens op over een kind als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, indien de ouder ten tijde van het verzoek als ingezetene in de basisregistratie is of wordt ingeschreven.

  • 2 De ouder, bedoeld in het eerste lid, legt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van een akte of een geschrift als bedoeld in artikel 2.8a, tweede lid, een door een beëdigde vertaler vervaardigde vertaling in het Nederlands over.

  • 3 Het college doet van de opneming van de gegevens terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker.

Artikel 2.57

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders verwijdert op schriftelijk verzoek van een adoptiefkind van 16 jaar of ouder, binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van het adoptiefkind, de vóór de adoptie geldende algemene gegevens voor zover het betreft:

    • a. gegevens over de naam;

    • b. gegevens over één of beide ouders;

    • c. gegevens over de bij de adoptie verloren nationaliteit;

    • d. gegevens over de bijhoudingsgemeente en het adres in die gemeente alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland.

  • 2 Het college verwijdert op schriftelijk verzoek van de ouder met wie door een uitspraak van adoptie de familierechtelijke betrekkingen tot een kind zijn verbroken, binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van die ouder de algemene gegevens over dat kind.

  • 3 Het college verwijdert op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene binnen vier weken kosteloos van zijn persoonslijst de algemene gegevens die zijn gewijzigd in verband met een wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte van de ingeschrevene, voor zover deze gegevens golden vóór de wijziging en het betreft:

    • a. gegevens over de naam;

    • b. gegevens over het geslacht;

    • c. gegevens over het gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner.

  • 4 Het college verwijdert op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, binnen vier weken kosteloos van zijn persoonslijst de algemene gegevens over de naam en het geslacht van een ouder, een echtgenoot of een geregistreerde partner, een eerdere echtgenoot of een eerdere geregistreerde partner of het algemeen gegeven over de naam van het kind van de ingeschrevene, die zijn gewijzigd in verband met een wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte van de ouder, echtgenoot, geregistreerde partner, eerdere echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of het kind dan wel die golden voorafgaand aan die wijziging.

  • 5 Artikel 2.55, vierde lid, is van toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid. Op een verzoek als bedoeld in het derde of vierde lid is bovendien artikel 2.55, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Het college doet van de verwijdering terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker.

Artikel 2.58

  • 1 Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.

  • 3 Het college voldoet binnen vier weken aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en kan de termijn, voor zover noodzakelijk, met telkens acht weken verlengen, indien het verzoek gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit betreft. Het college doet terstond mededeling van de verlenging aan de verzoeker.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders doet van de uitvoering van het verzoek terstond mededeling aan de verzoeker.

Artikel 2.58a

Artikel 18 van de verordening is met betrekking tot de bijhouding van gegevens in de basisregistratie niet van toepassing.

Artikel 2.59

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders vermeldt op schriftelijk verzoek van de betrokkene kosteloos op zijn persoonslijst een aantekening omtrent het niet verstrekken van gegevens aan derden. Het college geeft binnen vier weken gevolg aan het verzoek en doet daarvan terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de geldende regels ter zake. Indien het verzoek bij gelegenheid van een aangifte van verblijf en adres wordt gedaan, wordt aan dat verzoek bij die gelegenheid gevolg gegeven.

Artikel 2.60

Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om:

  • a. aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven;

  • b. een gegeven over de burgerlijke staat niet op te nemen, dan wel een geschrift daarover dat als akte is aangeboden niet als zodanig aan te merken;

  • c. een gegeven over de nationaliteit niet op te nemen;

  • d. ambtshalve over te gaan tot inschrijving, of tot opneming van gegevens in het geval dat inschrijving of opneming op grond van een aangifte had moeten geschieden;

  • e. ambtshalve over te gaan tot verbetering, aanvulling of verwijdering van een algemeen gegeven;

  • f. bij een opgenomen algemeen gegeven een aantekening over de onjuistheid van dat gegeven of over de strijdigheid daarvan met de Nederlandse openbare orde te plaatsen;

  • g. niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 2.55 tot en met 2.59,

wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.61

  • 3 Voor zover een besluit als bedoeld in artikel 2.60 het niet-bezitten van enige nationaliteit betreft, kan de betrokkene zich uitsluitend wenden tot de rechtbank Den Haag met een verzoek als bedoeld in artikel 2 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid.

Afdeling 2. Niet-ingezetenen

§ 1. Algemeen

Artikel 2.62

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een aangewezen bestuursorgaan: een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.65, voor zover het betreft de taken en gevallen waar de in dat artikel bedoelde aanwijzing betrekking op heeft.

Artikel 2.63

  • 1 Deze afdeling is van toepassing op personen die niet als ingezetene in de basisregistratie zijn ingeschreven, met uitzondering van personen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden geen gegevens opgenomen krachtens deze afdeling in een geval als bedoeld in artikel 2.1, derde lid.

  • 3 De krachtens deze afdeling over een ingeschrevene opgenomen gegevens worden zodra hij ingezetene wordt opnieuw vastgesteld met inachtneming van de eerste afdeling van dit hoofdstuk.

  • 4 De gegevens over het tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens worden indien de ingeschrevene ingezetene wordt niet opnieuw vastgesteld.

Artikel 2.64

Onze Minister houdt in Nederland voorzieningen in stand ten behoeve van de uitvoering van deze wet inzake:

  • a. het inschrijven van niet-ingezetenen;

  • b. het indienen van verzoeken van niet-ingezetenen aan Onze Minister.

Artikel 2.65

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bestuursorganen worden aangewezen die bevoegd zijn om Onze Minister een verzoek te doen als bedoeld in artikel 2.68, eerste lid, of een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, onderdeel a. Bij de maatregel wordt bepaald op welke taken van het bestuursorgaan de aanwijzing betrekking heeft. Daarbij kan tevens bepaald worden op welke gevallen de aanwijzing betrekking heeft.

§ 2. De inschrijving

Artikel 2.66

  • 1 Onze Minister schrijft een persoon in de basisregistratie in op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 2.67 of artikel 2.68.

  • 2 Inschrijving geschiedt niet als de betrokkene reeds in de basisregistratie is ingeschreven.

Artikel 2.67

  • 1 Eenieder kan Onze Minister verzoeken om hem in te schrijven in de basisregistratie. Een dergelijk verzoek kan, waar het gaat om de inschrijving van minderjarigen jonger dan 16 jaar, worden gedaan door ouders, voogden of verzorgers.

  • 2 Bij zijn verzoek legt de betrokkene ten minste de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen bescheiden ten behoeve van een juiste inschrijving over.

  • 3 Onze Minister gaat niet over tot inschrijving dan nadat de betrokkene ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit in persoon bij de inschrijfvoorziening is verschenen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen van de verschijning in persoon kan worden afgezien.

  • 4 Onze Minister gaat niet over tot inschrijving dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

  • 5 Onze Minister gaat niet over tot inschrijving als de betrokkene op grond van de eerste afdeling van dit hoofdstuk voor inschrijving in aanmerking komt.

Artikel 2.68

  • 1 Een aangewezen bestuursorgaan kan Onze Minister verzoeken om een persoon in te schrijven in de basisregistratie.

  • 2 Het bestuursorgaan verzoekt alleen om inschrijving als het zelf gegevens over de betrokkene verwerkt in verband met de uitoefening van zijn taak.

  • 3 Het bestuursorgaan verzoekt niet om inschrijving dan nadat de identiteit van de betrokkene deugdelijk is vastgesteld.

  • 4 Het bestuursorgaan verzoekt niet om inschrijving als de betrokkene op grond van de eerste afdeling van dit hoofdstuk voor inschrijving in aanmerking komt.

§ 3. De opneming van persoonsgegevens

Artikel 2.69

  • 1 In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:

    • a. algemene gegevens:

      • gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht en het overlijden;

      • gegevens over de nationaliteit, met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld;

      • gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling;

      • gegevens over het woonadres;

      • gegevens over het burgerservicenummer van de ingeschrevene;

      • gegevens over het tijdelijk verblijfsadres;

      • contactgegevens;

    • b. administratieve gegevens:

      • gegevens in verband met de inschrijving;

      • gegevens over het niet-ingezetenschap;

      • gegevens over de opgave van algemene gegevens die het aangewezen bestuursorgaan heeft gedaan of over het verzoek van de ingeschrevene om opneming van algemene gegevens;

      • gegevens ter aanduiding van de bron waaruit algemene gegevens zijn verkregen, dan wel van de rechtsgrond krachtens welke algemene gegevens zijn opgenomen;

      • gegevens ter aanduiding van de onjuistheid van een opgenomen algemeen gegeven of van strijd met de Nederlandse openbare orde van een opgenomen gegeven over de burgerlijke staat dan wel over een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede andere gegevens, noodzakelijk in verband met de bijhouding van de basisregistratie;

      • gegevens over de beperking van de verstrekking van gegevens aan derden.

Artikel 2.70

  • 1 Onze Minister neemt de gegevens over de burgerservicenummers op, overeenkomstig artikel 2.24.

  • 2 Onze Minister neemt bij een inschrijving als bedoeld in artikel 2.67 de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemene gegevens op.

  • 3 Onze Minister neemt in de overige gevallen algemene gegevens op:

    • a. door ontlening aan een opgave van een aangewezen bestuursorgaan;

    • b. op verzoek van de ingeschrevene;

    • c. door ontlening aan een mededeling van de ambtenaar van de burgerlijke stand van een gemeente die in het onder hem ressorterende register melding heeft gemaakt van het overlijden van een ingeschrevene.

  • 4 Onze Minister draagt zorg voor het opnemen van de administratieve gegevens die betrekking hebben op de algemene gegevens.

Artikel 2.71

  • 2 Indien het bestuursorgaan op grond van een wet, een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie gehouden is de desbetreffende gegevens te ontlenen aan een opgave van een buitenlands orgaan, ontleent het bestuursorgaan deze gegevens aan die opgave.

  • 3 Indien Onze Minister gegevens opneemt, anders dan door ontlening aan een opgave van een aangewezen bestuursorgaan, geeft hij daarbij toepassing aan de artikelen 2.72 tot en met 2.75a.

Artikel 2.74

De gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend aan de gegevens die Onze Minister van Justitie en Veiligheid daarover tot zijn beschikking heeft.

Artikel 2.75

  • 1 De gegevens over het woonadres en de gegevens over het tijdelijk verblijfsadres worden ontleend aan een opgave van de ingeschrevene.

  • 2 Indien aannemelijk is dat een gegeven in de opgave onjuist is, wordt het gegeven niet aan de opgave ontleend.

  • 3 Als de ingeschrevene geen opgave heeft gedaan of aannemelijk is dat de opgave onjuiste gegevens bevat, kunnen de gegevens ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 2.75a

  • 1 Contactgegevens worden ontleend aan een opgave van de ingeschrevene.

  • 2 Indien aannemelijk is dat een gegeven in de opgave onjuist is, wordt het gegeven niet aan de opgave ontleend.

Artikel 2.76

Omtrent de vaststelling dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede omtrent de omstandigheid dat de ingeschrevene geen ingezetene is, wordt een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 2.77

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze waarop een verzoek als bedoeld in artikel 2.68 en een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, worden gedaan en omtrent de informatie die daarbij wordt overgelegd.

Artikel 2.78

  • 1 Een aangewezen bestuursorgaan doet alleen een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, onder a, voor zover het zelf de desbetreffende gegevens verwerkt in verband met de uitoefening van zijn taak. Als het bestuursorgaan bij die uitoefening de beschikking krijgt over gegevens over een ingeschrevene, die door middel van een dergelijke opgave kunnen leiden tot bijhouding van de basisregistratie, doet het bestuursorgaan opgave aan Onze Minister.

  • 2 Indien bij een algemeen gegeven een aantekening is geplaatst omtrent een onderzoek naar de onjuistheid of strijdigheid met de openbare orde, bevordert een aangewezen bestuursorgaan de goede vaststelling van het gegeven, voor zover het bestuursorgaan zelf het gegeven verwerkt in verband met de uitoefening van zijn taak.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 2.79

  • 1 De persoon die aan Onze Minister een verzoek als bedoeld in deze afdeling richt, doet dit door tussenkomst van een inschrijfvoorziening.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid en de informatie die daarbij wordt overgelegd.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de door de verzoeker verschuldigde rechten wegens handelingen ter uitvoering van het verzoek. Rechten kunnen slechts worden geheven voor zover de handelingen niet kosteloos moeten worden verricht.

Artikel 2.80

Indien Onze Minister in verband met het opnemen van gegevens in de basisregistratie over een persoon aan de betrokkene verzoekt om een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht met het oog op de vaststelling van diens identiteit, is de betrokkene verplicht een dergelijk op hem betrekking hebbend document over te leggen.

Artikel 2.81

  • 1 Onze Minister stelt binnen vier weken na een inschrijving als bedoeld in artikel 2.66 aan de ingeschrevene in begrijpelijke vorm een volledig overzicht ter beschikking van zijn persoonslijst.

  • 2 Onze Minister vermeldt op schriftelijk verzoek van de betrokkene op zijn persoonslijst kosteloos een aantekening omtrent beperking van de verstrekking van gegevens aan derden. Onze Minister geeft binnen vier weken gevolg aan het verzoek en doet daarvan terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de geldende regels ter zake.

  • 4 Een verzoek als bedoeld in artikel 2.55 kan ook worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van enige gemeente in Nederland.

Hoofdstuk 3. De verstrekking van gegevens uit de basisregistratie

Afdeling 1. De verstrekking aan overheidsorganen en derden

§ 1. De verstrekking door Onze Minister

Artikel 3.1

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld welke verstrekkingen systematische verstrekkingen zijn en worden nadere regels gesteld over deze verstrekkingen.

Artikel 3.2

  • 1 Onze Minister verstrekt gegevens aan een overheidsorgaan, voor zover dit is bepaald in een besluit van Onze Minister.

  • 2 Onze Minister neemt het besluit op verzoek van het overheidsorgaan. Het verzoek bevat de gronden voor de verstrekking en de gegevens waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 3 Bij de bepaling van de gegevens die worden verstrekt, worden de gegevens opgenomen die in het verzoek zijn vermeld voor zover het overheidsorgaan aantoont dat deze gegevens noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van zijn taak.

  • 4 Bij het besluit wordt in ieder geval bepaald over welke categorieën van personen gegevens worden verstrekt, welke gegevens het betreft en in welke gevallen gegevens worden verstrekt.

  • 5 Aan het besluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

  • 6 Onze Minister maakt het besluit bekend in de Staatscourant.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de indiening van het verzoek en de bekendmaking van het besluit.

  • 8 Onze Minister kan een besluit als bedoeld in het eerste lid weigeren te nemen of het besluit intrekken, indien de gevraagde gegevensverstrekking zodanig is dat verstrekking op grond van paragraaf 2 aangewezen is.

  • 9 Indien een overheidsorgaan verschillende taken uitoefent waarvoor gegevens worden gevraagd, kan Onze Minister bij het besluit de verschillende taken in aanmerking nemen.

Artikel 3.3

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang aangewezen, ten behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie kunnen worden verstrekt. De maatregel bepaalt tevens de categorieën van derden die voor de verstrekking in aanmerking komen en bepaalt of artikel 3.21 op de verstrekking van toepassing is. De maatregel kan beperkingen bevatten ten aanzien van de gegevens die kunnen worden verstrekt.

  • 2 Bij de maatregel worden slechts werkzaamheden aangewezen die samenhangen met een overheidstaak, strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is van overheidszorg, of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden, ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is.

  • 4 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 2. De verstrekking door de colleges van burgemeester en wethouders

Artikel 3.4

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie, anders dan de systematische verstrekking, bedoeld in paragraaf 1.

  • 2 Krachtens deze paragraaf kunnen gegevens worden verstrekt over alle ingeschrevenen.

Artikel 3.5

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op verzoek van een overheidsorgaan aan hem gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van zijn taak.

  • 2 Het verzoek bevat de gronden voor de verstrekking.

  • 3 Voor zover krachtens het bepaalde in deze paragraaf gegevens kunnen worden verstrekt, wordt op verzoek een gewaarmerkt afschrift van de in het verzoek aangewezen gegevens verstrekt.

  • 4 Het college weigert het verzoek indien de gevraagde gegevensverstrekking zodanig is dat verstrekking op grond van paragraaf 1 aangewezen is. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent gevallen waarin het college het verzoek moet weigeren.

Artikel 3.6

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op verzoek van een derde aan hem gegevens voor zover:

    • a. het gebruik van die gegevens is voorgeschreven in een algemeen verbindend voorschrift,

    • b. de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie gegevens worden verstrekt, of

    • c. de verstrekking in overeenstemming is met het tweede lid.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang aangewezen, ten behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie kunnen worden verstrekt. De maatregel bepaalt tevens de categorieën van derden die voor de verstrekking in aanmerking komen en bepaalt of artikel 3.21 op de verstrekking van toepassing is. De maatregel kan beperkingen bevatten ten aanzien van de gegevens die kunnen worden verstrekt.

  • 4 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 3. De verstrekking door het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente

Artikel 3.7

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie door het college van burgemeester en wethouders, anders dan de verstrekking, bedoeld in paragraaf 2.

  • 2 Krachtens deze paragraaf worden uitsluitend gegevens verstrekt over ingeschrevenen ten aanzien van wie het college op grond van artikel 1.4 verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst.

Artikel 3.8

  • 1 Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels gesteld worden omtrent de verstrekking van gegevens aan overheidsorganen die een orgaan zijn van de gemeente.

  • 2 Aan een overheidsorgaan worden slechts gegevens verstrekt voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van zijn taak.

Artikel 3.9

  • 1 Op verzoek van een derde kunnen aan hem gegevens worden verstrekt voor zover daarin is voorzien bij gemeentelijke verordening en voor zover:

    • a. de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie gegevens worden verstrekt, of

    • b. de verstrekking in overeenstemming is met het tweede lid.

  • 2 Bij gemeentelijke verordening kunnen door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang voor de gemeente worden aangewezen, ten behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie kunnen worden verstrekt. De verordening bepaalt tevens de categorieën van derden die voor de verstrekking in aanmerking komen. De verordening staat slechts verstrekking toe voor zover deze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde en het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene niet aan de verstrekking in de weg staan.

  • 3 Aan een overheidsorgaan van, dan wel een persoon of organisatie gevestigd in een land buiten de Europese Unie worden slechts gegevens verstrekt overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, indien een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie in de verstrekking van die gegevens voorziet.

  • 4 De verstrekking kan uitsluitend betrekking hebben op algemene gegevens over de naam, het geslacht, de geslachtsnaam van de echtgenoot dan wel geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of eerdere geregistreerde partner, het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot dan wel geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of eerdere geregistreerde partner, het adres, de bijhoudingsgemeente, de geboortedatum en de datum van overlijden.

§ 4. Overige bepalingen

Artikel 3.10

  • 1 Voor zover een algemeen gegeven wordt verstrekt waarbij een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 2.26, 2.59, 2.76 of 2.81, tweede lid, wordt dat gegeven uitsluitend verstrekt onder mededeling van die aantekening.

  • 2 De verstrekking van algemene gegevens die zijn opgenomen krachtens artikel 2.70, tweede of derde lid, geschiedt met de mededeling van de bron waaruit de gegevens zijn verkregen, dan wel van de rechtsgrond krachtens welke de gegevens zijn opgenomen. Indien de gegevens zijn opgenomen krachtens artikel 2.70, derde lid, onder a, wordt tevens medegedeeld welk bestuursorgaan de opgave heeft gedaan.

Artikel 3.11

  • 1 Het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de verstrekking van gegevens houdt gedurende twintig jaren volgend op de verstrekking aantekening van de verstrekking.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald van welke verstrekkingen geen aantekening wordt gehouden in verband met de veiligheid van de staat of de voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten.

Artikel 3.12

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen omtrent de verstrekking van algemene en administratieve gegevens aan een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen omtrent de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie aan een daarbij aangewezen autoriteit in een van de openbare lichamen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bij of krachtens een rijkswet aan de desbetreffende autoriteit opgedragen taak.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling worden getroffen omtrent de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie aan autoriteiten in een van de openbare lichamen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bij of krachtens de maatregel aangewezen andere taken dan bedoeld in het eerste en tweede lid waarmee zij op grond van de voor hen geldende wetgeving zijn belast.

  • 4 Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede of derde lid worden regels gesteld omtrent de vaststelling van de kosten in verband met de verstrekking van de gegevens en de wijze waarop deze kosten dienen te worden vergoed.

  • 5 Indien op grond van het eerste, tweede of derde lid een regeling wordt getroffen omtrent de systematische verstrekking van gegevens is artikel 3.2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.13

  • 1 Een andere verstrekking uit de basisregistratie dan die bedoeld in de paragrafen 1, 2 of 3 of in artikel 3.12 is slechts toegestaan voor zover daarin is voorzien bij algemene maatregel van bestuur en voor zover:

    • a. de verstrekking plaats vindt voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden;

    • b. de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig wordt geschaad;

    • c. door de ontvanger van de gegevens de nodige voorzieningen zijn getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van de onder a genoemde doeleinden.

  • 2 Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde maatregel kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking en de wijze waarop deze plaatsvindt.

Artikel 3.14

  • 1 Onze Minister kan aan een overheidsorgaan of aan een derde informatie ter beschikking stellen die is verkregen door bewerking van gegevens uit de basisregistratie. Het betreft uitsluitend informatie die niet herleidbaar is tot gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare ingeschrevene.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het ter beschikking stellen van informatie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.15

Indien op grond van artikel 15, derde lid, van de verordening in samenhang met artikel 2.55, derde lid, dan wel artikel 3.5, derde lid, 3.6, derde lid, of 3.9, vijfde lid, een gewaarmerkt afschrift wordt verstrekt van gegevens ten aanzien van een vreemdeling op wiens persoonslijst geen actuele gegevens zijn opgenomen in verband met het verblijfsrecht, wordt hiervan mededeling gedaan op dat afschrift.

Artikel 3.16

Een derde kan bij het verwerken van persoonsgegevens gebruikmaken van het burgerservicenummer voor zover dit noodzakelijk is in verband met de juiste verstrekking van gegevens aan hem uit de basisregistratie.

Artikel 3.17

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het ter beschikking stellen van informatie, bedoeld in artikel 3.14.

  • 3 Andere verstrekkingen aan een overheidsorgaan en verstrekkingen op grond van artikel 3.12 geschieden kosteloos.

Artikel 3.18

Een beslissing op grond van deze afdeling omtrent het verstrekken van gegevens of het ter beschikking stellen van informatie wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling 2. De rechten van de burger

Artikel 3.19

  • 1 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 3.22 en 3.23 kan worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van enige gemeente.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, kan ook worden gericht aan Onze Minister. In dat geval treedt Onze Minister voor de toepassing van de artikelen 3.22 en 3.23 in de plaats van het college en wordt het verzoek gedaan door tussenkomst van een inschrijfvoorziening.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in artikel 3.22a, eerste lid, wordt elektronisch gericht aan Onze Minister zonder tussenkomst van een inschrijfvoorziening.

Artikel 3.20

De verstrekking aan de betrokkene van hem betreffende gegevens geschiedt ingevolge artikel 15 van de verordening, in samenhang met artikel 2.55 of in samenhang met de artikelen 2.81 en 2.55.

Artikel 3.20a

Artikel 18 van de verordening is met betrekking tot de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie niet van toepassing.

Artikel 3.21

  • 1 Indien op de persoonslijst een aantekening omtrent beperking van de verstrekking van gegevens aan derden is vermeld, worden geen gegevens van de persoonslijst verstrekt op grond van:

  • 2 In afwijking van het eerste lid verstrekt het college van burgemeester en wethouders gegevens op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en c, indien de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

  • 3 Het college maakt een beschikking, waarmee het toepassing geeft aan het tweede lid, terstond bekend aan de betrokkene. Het geeft geen uitvoering aan de beschikking binnen een bij die beschikking gestelde termijn.

  • 5 Het college neemt passende maatregelen om ten minste eens per jaar aan de ingezetenen het recht, bedoeld in het eerste lid, bekend te maken. De bekendmaking vindt plaats via één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.

Artikel 3.22

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders deelt binnen vier weken aan de betrokkene in verband met de uitoefening van het recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van de verordening, op diens verzoek mede of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende de periode van twintig jaren voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt uit de basisregistratie aan een overheidsorgaan of derde.

  • 2 Het college voldoet niet aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, voor zover:

    • a. van de verstrekking geen aantekening is gehouden krachtens artikel 3.11, tweede lid; of

    • b. dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat of de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden geregeld in welke gevallen toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onderdeel b.

Artikel 3.22a

  • 1 Onverminderd artikel 3.22, eerste lid, deelt Onze Minister elektronisch aan de betrokkene in verband met de uitoefening van het recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van de verordening, op diens verzoek mede of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende de periode van twintig jaren voorafgaande aan het verzoek door Onze Minister uit de basisregistratie zijn verstrekt.

  • 2 Onze Minister voldoet niet aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien het verzoek betrekking heeft op een minderjarige jonger dan 16 jaar.

Artikel 3.23

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders doet op schriftelijk verzoek van de betrokkene, indien op grond van het verzoek, bedoeld in de artikelen 2.57 en 2.58, een besluit als bedoeld in artikel 2.60, dan wel de uitspraak van de rechter, bedoeld in artikel 2.61, ten aanzien van hem gegevens zijn verbeterd, aangevuld of verwijderd, van de wijziging mededeling aan overheidsorganen en derden aan wie gedurende twintig jaren voorafgaand aan het verzoek en in de sedert dat verzoek verstreken tijd, de desbetreffende gegevens zijn verstrekt, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, kan de betrokkene aan het college richten tot uiterlijk acht weken nadat hij van de wijziging kennis heeft kunnen nemen.

  • 3 Het college doet aan de verzoeker desgevraagd opgave van degenen aan wie de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan. Artikel 3.22, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien gegevens ten aanzien van de betrokkene zijn verbeterd, aangevuld of verwijderd op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 2.81 in samenhang met de artikelen 2.57, 2.58, 2.60 en 2.61.

Artikel 3.24

Een beslissing op een verzoek als bedoeld in deze afdeling wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4. Toezicht, overgangs-, straf- en slotbepalingen

Afdeling 1. Toezicht, onderzoek en informatieverstrekking

Artikel 4.1

Artikel 4.2

Het college van burgemeester en wethouders wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger ingevolge hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5.

Artikel 4.3

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders verricht periodiek een onderzoek naar de inrichting, de werking en de beveiliging van de basisregistratie, alsmede naar de verwerking van gegevens in de basisregistratie, voor zover het de gemeentelijke voorziening betreft of het college verantwoordelijk is voor de bijhouding.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders zendt periodiek een uittreksel van de resultaten van het onderzoek aan de Autoriteit persoonsgegevens.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op Onze Minister met dien verstande dat het onderzoek betrekking heeft op de centrale voorzieningen.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders zendt periodiek een uittreksel van de resultaten van het onderzoek aan Onze Minister ten behoeve van een landelijk beeld van de in het eerste lid bedoelde aspecten.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de periodiciteit en de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, en de periodiciteit van de in het tweede en vierde lid bedoelde verzendingen en de inhoud van de in die leden bedoelde uittreksels.

Afdeling 2. Overgangsbepalingen

§ 1. De oude registers

Artikel 4.4

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is ten behoeve van de uitvoering van deze wet tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het persoonsregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde verwerking van persoonsgegevens. Daarbij kan worden bepaald dat het persoonsregister op een andere wijze dan in de vorm van persoonskaarten, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding, kan worden aangehouden en kan de vernietiging van de persoonskaarten worden geregeld.

  • 3 Uit het persoonsregister worden geen andere gegevens verstrekt dan:

    • a. gegevens als bedoeld in artikel 2.7;

    • b. gegevens uit vak 23 van de persoonskaart.

Artikel 4.5

  • 1 Onze Minister is ten behoeve van de uitvoering van deze wet tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het persoonskaartenarchief en het schakelregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding.

  • 2 Onze Minister kan de verantwoordelijkheid voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid, overdragen aan het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. De overdracht geschiedt slechts na instemming van dat college.

Artikel 4.6

Onze Minister, of het in artikel 4.5, tweede lid, bedoelde college van burgemeester en wethouders, verstrekt op verzoek van het college dat een persoon inschrijft van wie in het persoonskaartenarchief een persoonskaart is opgenomen, de gegevens die zijn vermeld op de desbetreffende persoonskaart. Deze gegevens blijven berusten bij het college waaraan ze zijn verstrekt, waarbij artikel 4.4 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4.7

  • 1 Er is een centraal archief van overledenen, bestaande uit de persoonskaarten, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van het Besluit bevolkingsboekhouding.

  • 2 Onze Minister is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het centraal archief van overledenen, bedoeld in het eerste lid. Hij treft een regeling ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 4.8

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent heffingen in verband met de verstrekking van gegevens uit de hierna genoemde registraties, voor zover Onze Minister verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens in deze registraties:

    • a. het persoonskaartenarchief;

    • b. het schakelregister;

    • c. het centraal archief van overledenen.

  • 2 Op grond van de in het eerste lid bedoelde regels kunnen uitsluitend heffingen ingesteld worden in verband met de verstrekking van gegevens aan derden, anders dan de verstrekking overeenkomstig artikel 3.3, en in verband met de verstrekking aan de betrokkene van hem betreffende gegevens.

§ 2. Het gebruik van het administratienummer

Artikel 4.9

  • 1 Naast de in artikel 2.7 bedoelde algemene gegevens worden tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum over de op grond van hoofdstuk 1, afdeling 1, paragraaf 2 ingeschreven personen de volgende algemene gegevens opgenomen:

    • a. het administratienummer van de ingeschrevene;

    • b. de administratienummers van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten, de geregistreerde partner, de eerdere geregistreerde partners en de kinderen;

    • c. de data waarop de onder a en b bedoelde nummers van kracht zijn geworden of beëindigd.

  • 2 Naast de in artikel 2.69 bedoelde algemene gegevens worden tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum over de op grond van hoofdstuk 1, afdeling 2, paragraaf 2 ingeschreven personen de volgende algemene gegevens opgenomen:

    • a. het administratienummer van de ingeschrevene;

    • b. de datum waarop het nummer van kracht is geworden of beëindigd.

  • 3 Tot de laatste van de in de aanhef van het eerste en tweede lid bedoelde data blijft artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing. Tot dat moment wordt aan een niet-ingezetene die wordt ingeschreven in de basisregistratie een administratienummer toegekend. Daarbij is het hiervoor bedoelde artikel 50, eerste, tweede, derde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het nummer wordt toegekend door Onze Minister. Onze Minister neemt de gegevens, bedoeld in het tweede lid, op in de basisregistratie.

  • 4 Een overheidsorgaan kan tot de in het derde lid bedoelde datum bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van zijn taak gebruikmaken van het administratienummer.

  • 5 Een derde kan tot de in het derde lid bedoelde datum bij het verwerken van persoonsgegevens gebruikmaken van het administratienummer voor zover dit noodzakelijk is in verband met de juiste verstrekking aan hem van gegevens uit de basisregistratie.

  • 6 Na de in het derde lid bedoelde datum wordt het administratienummer niet meer gebruikt.

§ 5. Het registreren van een vreemde nationaliteit naast het Nederlanderschap

Artikel 4.12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het verwijderen en vernietigen van gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld. Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2.7 en 2.69.

§ 6. Invoering van het verwerken van gegevens over niet-ingezetenen

Artikel 4.13

  • 1 Dit artikel is van toepassing op gevallen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, met uitzondering van het geval dat de betrokkene op het moment van zijn overlijden ingezetene was.

  • 2 De voormalige bijhoudingsgemeente doet aan Onze Minister een opgave van de gegevens die in de basisregistratie moeten worden opgenomen.

  • 3 Onze Minister neemt de gegevens op door deze te ontlenen aan de in het tweede lid bedoelde opgave.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een opgave wordt gedaan en de informatie die daarbij wordt overgelegd.

  • 5 Dit artikel is van toepassing tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

§ 7. De gefaseerde overgang van GBA naar basisregistratie personen

Artikel 4.15

  • 1 Een college van burgemeester en wethouders geeft uitvoering aan deze wet met behulp van de gemeentelijke voorziening waarmee uitvoering werd gegeven aan de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de oude gemeentelijke voorziening) of met de gemeentelijke voorziening die is toegesneden op de basisregistratie personen (de nieuwe gemeentelijke voorziening).

  • 2 De overgang van gemeenten van de oude naar de nieuwe voorzieningen geschiedt per gemeente of groep van gemeenten.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in verband met de overgang, waaronder regels omtrent het tijdstip van de overgang. Bij deze regels kan worden afgeweken van de hoofdstukken 2 en 3 van deze wet, voor zover het betreft:

    • a. de conversie van gegevens, indien een gemeente met een oude voorziening de bijhoudingsgemeente wordt;

    • b. het doen van verzoeken als bedoeld in artikel 2.53 aan een ander dan de bijhoudingsgemeente;

    • c. het doen van een verzoek als bedoeld in artikel 2.59;

    • d. het verstrekken van gegevens op grond van de artikelen 3.5 en 3.6 over personen waarvoor de gemeente niet de bijhoudingsgemeente is;

    • e. het doen van verzoeken als bedoeld in artikel 3.19 aan een ander dan de bijhoudingsgemeente, en

    • f. overige aspecten inzake de bijhouding en verstrekking van gegevens, voor zover de afwijking noodzakelijk is in verband met een goede bijhouding en verstrekking van de gegevens in de basisregistratie gedurende de overgang van de oude naar de nieuwe voorzieningen.

Artikel 4.16

  • 1 Een overheidsorgaan waaraan of een derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt wisselt berichten uit met de centrale voorzieningen op de wijze waarop de berichtuitwisseling plaats vond onder de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de oude berichtuitwisseling) of op de wijze die is toegesneden op de basisregistratie personen (de nieuwe berichtuitwisseling).

  • 2 De overgang van de in het eerste lid bedoelde overheidsorganen of derden van de oude naar de nieuwe berichtuitwisseling geschiedt per overheidsorgaan of derde, of per groep van organen of derden. De overgang kan betrekking hebben op delen van de organisatie van het overheidsorgaan of de derde en op verschillende wijzen van systematische verstrekking.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in verband met de overgang, waaronder regels omtrent het tijdstip van de overgang.

Afdeling 2a. Tijdelijke afwijking van de wet bij wege van experiment

Artikel 4.16a

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bij wege van experiment regels worden gesteld waarmee voor de periode van ten hoogste vier jaren wordt afgeweken van bepalingen van deze wet met het oogmerk om:

    • a. de rechten van burgers uit te breiden ten aanzien van de bijhouding van of de verstrekking uit de basisregistratie;

    • b. de bijhouding van gegevens in of de verstrekking uit de basisregistratie te beperken;

    • c. de administratieve lasten voor de burger ten aanzien van diens verplichtingen onder deze wet te verlichten;

    • d. de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie uit te breiden;

    • e. contactgegevens of een tweede adresgegeven in de basisregistratie bij te houden; of

    • f. de ingeschrevene op het woonadres te informeren over de inschrijvingen op het betreffende adres.

  • 3 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 4 Onze Minister zendt ten minste drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk. Uit het verslag blijkt ten minste in hoeverre het experiment heeft bijgedragen aan het betreffende oogmerk, bedoeld in het eerste lid. Artikel 1.15 is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing, indien voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid een voordracht plaatsvindt van een voorstel van wet waarmee in het onderwerp van de maatregel wordt voorzien. In dat geval kan bij besluit van Onze Minister de werkingsduur, zo nodig in afwijking van de periode, genoemd in het eerste lid, aanhef, worden verlengd tot het tijdstip waarop het voorstel tot wet is verheven en de wet in werking treedt, dan wel het voorstel is verworpen of ingetrokken.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt bepaald voor welke periode, bedoeld in het eerste lid, aanhef, van welke bepalingen, bedoeld in het tweede lid, eerste zin, op welke wijze en door welke instanties wordt afgeweken; en

    • b. worden nadere regels gesteld over de wijze waarop en de criteria aan de hand waarvan de doeltreffendheid en de effecten van het experiment worden bepaald.

Afdeling 3. Straf- en slotbepalingen

Artikel 4.17

Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro opleggen:

Artikel 4.18

De termijn, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 vangt aan bij degene die op de dag van zijn overlijden ingezetene is, op die dag, en bij degene die op de dag vallende honderd jaar na de geboorte niet ingezetene is, op die dag.

Artikel 4.20

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 3 juli 2013

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zesentwintigste juli 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven