Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Dominicaanse Republiek
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Dominicaanse Republiek, hierna te noemen „de Partijen”;
Geleid door de wens de internationale samenwerking op het gebied van het strafrecht
verder te ontwikkelen en het voor onderdanen van elk van de Partijen die gedetineerd
zijn als gevolg van het plegen van een strafbaar feit mogelijk te maken hun veroordelingen
binnen hun eigen samenleving te ondergaan,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
a. „veroordeling”: elke straf of vrijheidsbenemende maatregel wegens een strafbaar feit
opgelegd door een rechter;
-
b. „vonnis”: een beslissing of bevel van een rechter waarbij een veroordeling wordt uitgesproken;
-
c. „gevonniste persoon”: een persoon die bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld door
een rechter van een van de Partijen en zijn veroordeling ondergaat in de Staat van
veroordeling;
-
d. „de Staat van veroordeling”: de Staat waarin veroordeling is uitgesproken. Met betrekking
tot het Koninkrijk der Nederlanden wordt onder de Staat van veroordeling verstaan:
Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, al naargelang in welk van die delen van
het Koninkrijk de veroordeling heeft plaatsgevonden;
-
e. „de Staat van tenuitvoerlegging”: de Staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden
of reeds is overgebracht, teneinde zijn veroordeling te ondergaan. Met betrekking
tot het Koninkrijk der Nederlanden wordt onder de Staat van tenuitvoerlegging verstaan:
Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, al naargelang in welk van die delen van
het Koninkrijk de gevonniste persoon zijn hoofdverblijf heeft, tenzij dit Verdrag
anders bepaalt;
-
f. het ministerie van Justitie: in de Dominicaanse Republiek, het Bureau van de Procureur-Generaal
van de Republiek en in het Koninkrijk der Nederlanden het ministerie van Veiligheid
en Justitie van Nederland, het ministerie van Justitie van Aruba, het ministerie van
Justitie van Curaçao of het ministerie van Justitie van Sint Maarten, al naargelang
in welk van die delen van het Koninkrijk de veroordeelde persoon zijn hoofdverblijf
heeft of de veroordeling is uitgesproken.
Artikel 2. Algemene beginselen
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
1 De Partijen verbinden zich elkaar, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, in
zo ruim mogelijke mate samenwerking te verlenen met betrekking tot de overbrenging
van gevonniste personen en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.
-
2 Een op het grondgebied van een Partij gevonniste persoon kan, overeenkomstig de bepalingen
van dit Verdrag, naar het grondgebied van de andere Partij worden overgebracht, teneinde
de tegen hem uitgesproken veroordeling te ondergaan. Te dien einde kan hij de Staat
van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging zijn wens te kennen geven overeenkomstig
dit Verdrag te worden overgebracht.
Artikel 3. Voorwaarden voor overbrenging
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 In uitzonderingsgevallen kunnen de Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging
zich akkoord verklaren met de overbrenging, zelfs wanneer de duur van het nog door
de gevonniste persoon te ondergane gedeelte van de veroordeling korter is dan die
in het eerste lid, onderdeel c, is vermeld.
Artikel 4. Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Verdrag aan
de Staat van veroordeling kenbaar heeft gemaakt, dient die Staat de Staat van tenuitvoerlegging
zo spoedig mogelijk daarvan in kennis te stellen, nadat het vonnis onherroepelijk
en voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden.
Artikel 5. Verzoeken en antwoorden
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 Bedoelde verzoeken worden rechtstreeks door het ministerie van Justitie van de verzoekende
Staat aan het ministerie van Justitie van de aangezochte Staat gericht. De beantwoording
van de verzoeken, alsmede de met de verzoeken verband houdende verdere correspondentie
tussen beide Staten, geschiedt eveneens rechtstreeks tussen de ministeries van Justitie.
Artikel 6. Stukken ter ondersteuning
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 Indien om een overbrenging wordt verzocht, worden door de Staat van veroordeling de
navolgende stukken aan de Staat van tenuitvoerlegging verstrekt, tenzij een van beide
Staten reeds heeft aangegeven dat hij niet met de overbrenging zal instemmen:
-
a. een gewaarmerkt afschrift van het vonnis en de wettelijke bepalingen die daaraan ten
grondslag liggen;
-
b. een opgave betreffende het reeds ondergane gedeelte van een veroordeling, daaronder
begrepen inlichtingen omtrent enige voorlopige hechtenis, strafvermindering en elke
andere met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de veroordeling relevante omstandigheid;
-
c. een document, in welke vorm dan ook, waaruit de uitdrukkelijke instemming blijkt van
de gevonniste persoon of van zijn wettelijk vertegenwoordiger indien betrokkene minderjarig
is of zijn geestelijke of lichamelijke toestand tussenkomst van een vertegenwoordiger
vereist;
-
d. waar nodig, een medisch of sociaal rapport omtrent de gevonniste persoon, inlichtingen
betreffende zijn gedrag tijdens zijn detentie en betreffende zijn behandeling in de
Staat van veroordeling en elke aanbeveling ten aanzien van zijn verdere behandeling
in de Staat van tenuitvoerlegging; en
-
e. de toepasselijke bepalingen op mogelijke vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling
of elke beschikking omtrent vervroegde invrijheidstelling, die verband houdt met de
tenuitvoerlegging van het vonnis dat het onderwerp van het verzoek is.
Artikel 7. Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van veroordeling
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Artikel 8. Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van tenuitvoerlegging
[Treedt in werking per 01-02-2021]
De voortzetting van de tenuitvoerlegging van de veroordeling wordt beheerst door het
recht van de Staat van tenuitvoerlegging en alleen die Staat is bevoegd alle ter zake
dienende beslissingen te nemen. Bij beschikkingen inzake vervroegde of voorwaardelijke
invrijheidstelling mag de Staat van tenuitvoerlegging ook rekening houden met de in
artikel 6, tweede lid, onderdeel e, genoemde bepalingen of beslissingen.
Artikel 9. Voortzetting van de tenuitvoerlegging
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 Indien deze veroordeling evenwel naar aard en duur onverenigbaar is met de wet van
de Staat van tenuitvoerlegging, of indien de wet van die Staat zulks vereist, kan
die Staat door middel van een rechterlijke of administratieve beschikking, de sanctie
aanpassen aan de straf of maatregel die door zijn eigen wet voor soortgelijke strafbare
feiten wordt voorgeschreven. Wat de aard betreft, zal de straf of maatregel zoveel
mogelijk overeenstemmen met die welke bij de ten uitvoer te leggen veroordeling is
opgelegd. De door de Staat van veroordeling opgelegde sanctie zal hierdoor naar aard
en duur niet worden verzwaard en evenmin zal het door de wet van de Staat van tenuitvoerlegging
voorgeschreven maximum hierdoor worden overschreden.
Artikel 10. Gratie, amnestie, strafvermindering
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Zowel de Staat van veroordeling als de Staat van tenuitvoerlegging kan gratie, amnestie
of strafvermindering van de veroordeling verlenen in overeenstemming met zijn grondwet
of overige wettelijke regelingen.
Artikel 11. Herziening van het vonnis
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Slechts de Staat van veroordeling heeft het recht te beslissen op een verzoek tot
herziening van het vonnis.
Artikel 12. Beëindiging van de tenuitvoerlegging
[Treedt in werking per 01-02-2021]
De Staat van tenuitvoerlegging dient de tenuitvoerlegging van de veroordeling te beëindigen,
zodra hij door de Staat van veroordeling in kennis is gesteld van enige beslissing
of maatregel ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer voor tenuitvoerlegging
vatbaar is.
Artikel 13. Bericht inzake tenuitvoerlegging
[Treedt in werking per 01-02-2021]
De Staat van tenuitvoerlegging bericht de Staat van veroordeling ten aanzien van de
tenuitvoerlegging van de veroordeling:
-
a. wanneer eerstgenoemde de veroordeling beschouwt als geheel ten uitvoer gelegd;
-
b. indien de gevonniste persoon uit de detentie ontsnapt is vóór de beëindiging van de
tenuitvoerlegging van de veroordeling; of
-
c. indien de Staat van veroordeling om een bijzonder rapport verzoekt.
Artikel 14. Talen en kosten
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
1 De kennisgevingen en inlichtingen bedoeld in de artikelen 4, tweede en derde lid, 12 en 13 worden gesteld in de taal van de Partij waaraan ze gericht zijn. De stukken ter ondersteuning
van een verzoek genoemd in artikel 6 dienen vergezeld te gaan van vertalingen in de taal van de Partij waaraan ze gericht
zijn.
Artikel 15. Inwerkingtreding
[Treedt in werking per 01-02-2021]
-
2 Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het
Europese deel van Nederland, het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius
en Saba), Aruba, Curaçao en Sint Maarten, tenzij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving
anders aangeeft. In dit laatste geval kan het Koninkrijk der Nederlanden de werking
van dit Verdrag te allen tijde uitbreiden naar een of meer van zijn delen, door middel
van een kennisgeving dienaangaande, langs diplomatieke weg, aan de Dominicaanse Republiek.
Artikel 16. Toepassing in de tijd
[Treedt in werking per 01-02-2021]
Dit Verdrag kan worden toegepast op de tenuitvoerlegging van veroordelingen die zijn
uitgesproken hetzij vóór hetzij na zijn inwerkingtreding.
Artikel 17. Opzegging
[Treedt in werking per 01-02-2021]