Preambule
Partijen bij de overeenkomst
het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Republiek Kroatië,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en
de Europese Unie, enerzijds, en
de Republiek Botswana,
het Koninkrijk Lesotho,
de Republiek Mozambique,
de Republiek Namibië,
de Republiek Zuid-Afrika, en
het Koninkrijk Swaziland,
hierna de „staten van de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika die partij
zijn bij de economische partnerschapsovereenkomst” , anderzijds („de SADC-EPO-staten”),
gezien de wens van de partijen hun handelsbetrekkingen te versterken en nauwe en duurzame
banden tot stand te brengen op basis van partnerschap en samenwerking,
ervan overtuigd dat deze overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen tussen
de partijen verder zal verdiepen en stimuleren,
met de wens op het grondgebied van de partijen nieuwe werkgelegenheid te creëren,
investeringen aan te trekken en de levensstandaard te verbeteren, en daarbij duurzame
ontwikkeling te bevorderen,
zich bewust van het belang van samenwerking bij de ontwikkelingsfinanciering voor
de uitvoering van deze overeenkomst,
erkennende de inspanningen van de SADC-EPO-staten om zorg te dragen voor de economische
en sociale ontwikkeling van hun bevolking tegen de achtergrond van verdieping van
de regionale integratie in de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika („SADC-regio”),
uitdrukking gevende aan de vastberadenheid van de partijen om de regionale samenwerking
en de economische integratie te bevorderen alsmede de liberalisering van de handel
in de SADC-regio te stimuleren,
erkennende dat de SADC-EPO-staten bijzondere behoeften en belangen hebben en dat het
noodzakelijk is rekening te houden met hun verschillende niveaus van economische ontwikkeling
en uiteenlopende geografische en sociaal-economische problemen,
zich bewust van de bijzondere omstandigheden waarin Botswana, Lesotho, Namibië en
Swaziland („BLNS-staten”) zich ten aanzien van deze overeenkomst bevinden en van de
noodzaak rekening te houden met de gevolgen van de handelsliberalisering in het kader
van de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen Zuid-Afrika en de
Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend op 11 oktober 1999 („TDC-overeenkomst”), voor hen,
erkennende dat door een speciale en gedifferentieerde behandeling en asymmetrie rekening
moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden en behoeften van de minst ontwikkelde
landen („MOL’s”) van de SADC-EPO-staten,
zich bewust van de bijzondere omstandigheden waarin Lesotho zich als het enige MOL
in de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie („SACU”) bevindt en van de noodzaak wegens
de gevolgen van de verlaging van de tariefinkomsten ingevolge de TDC-overeenkomst en deze overeenkomst prioriteit aan steun voor de handel toe te kennen,
zich bewust van de bijzondere omstandigheden van die SADC-EPO-staten die herstellen
van langdurige gewapende conflicten, en waarvoor een speciale en gedifferentieerde
behandeling en asymmetrie nodig is,
rekening houdende met de rechten en verplichtingen van de partijen als lid van de
Wereldhandelsorganisatie („WTO”), en het belang van het multilaterale handelssysteem
bevestigend,
herinnerend aan het belang dat de partijen hechten aan de beginselen en regels van
het multilaterale handelssysteem en aan de noodzaak deze op transparante en niet-discriminerende
wijze toe te passen,
indachtig de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische
gebied en de Stille Oceaan („ACS”), enerzijds, en de Europese Gemeenschap („EG”) en
haar lidstaten, anderzijds, ondertekend op 23 juni 2000 en herzien op 25 juni 2005 („Overeenkomst van Cotonou”),
uitdrukking gevende aan de inzet en steun van de partijen voor de economische ontwikkeling
in de SADC-EPO-staten, zodat deze de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling („MDG’s”)
kunnen halen,
indachtig de TDC-overeenkomst,
gelet op de vastberadenheid van de partijen ervoor te zorgen dat hun wederzijdse afspraken
het proces van regionale integratie in het kader van het Verdrag inzake de ontwikkelingsgemeenschap
van Zuidelijk Afrika, ondertekend op 17 augustus 1992, zoals gewijzigd („SADC-verdrag”),
ondersteunen,
erkennende het bijzondere geval van de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie, in 2002 bij
de Overeenkomst inzake de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie opgericht tussen de regeringen
van de Republiek Botswana, het Koninkrijk Lesotho, de Republiek Namibië, de Republiek
Zuid-Afrika en het Koninkrijk Swaziland, ondertekend op 21 oktober 2002 („SACU-overeenkomst”),
uitdrukking gevende aan de ondersteuning en stimulering van het proces van handelsliberalisering
door de partijen,
de nadruk leggende op het belang van landbouw en duurzame ontwikkeling voor het verlichten
van de armoede in de SADC-EPO-staten,