Economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, Kasane, 10-06-2016

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling treedt in werking op nader te bepalen tijdstip.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 10-06-2016 t/m heden

Economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds

Authentiek : NL

Economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Preambule

Partijen bij de overeenkomst

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten van de Europese Unie” genoemd,

en

de Europese Unie, enerzijds, en

de Republiek Botswana,

het Koninkrijk Lesotho,

de Republiek Mozambique,

de Republiek Namibië,

de Republiek Zuid-Afrika, en

het Koninkrijk Swaziland,

hierna de „staten van de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika die partij zijn bij de economische partnerschapsovereenkomst” , anderzijds („de SADC-EPO-staten”),

gezien de wens van de partijen hun handelsbetrekkingen te versterken en nauwe en duurzame banden tot stand te brengen op basis van partnerschap en samenwerking,

ervan overtuigd dat deze overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen verder zal verdiepen en stimuleren,

met de wens op het grondgebied van de partijen nieuwe werkgelegenheid te creëren, investeringen aan te trekken en de levensstandaard te verbeteren, en daarbij duurzame ontwikkeling te bevorderen,

zich bewust van het belang van samenwerking bij de ontwikkelingsfinanciering voor de uitvoering van deze overeenkomst,

erkennende de inspanningen van de SADC-EPO-staten om zorg te dragen voor de economische en sociale ontwikkeling van hun bevolking tegen de achtergrond van verdieping van de regionale integratie in de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika („SADC-regio”),

uitdrukking gevende aan de vastberadenheid van de partijen om de regionale samenwerking en de economische integratie te bevorderen alsmede de liberalisering van de handel in de SADC-regio te stimuleren,

erkennende dat de SADC-EPO-staten bijzondere behoeften en belangen hebben en dat het noodzakelijk is rekening te houden met hun verschillende niveaus van economische ontwikkeling en uiteenlopende geografische en sociaal-economische problemen,

zich bewust van de bijzondere omstandigheden waarin Botswana, Lesotho, Namibië en Swaziland („BLNS-staten”) zich ten aanzien van deze overeenkomst bevinden en van de noodzaak rekening te houden met de gevolgen van de handelsliberalisering in het kader van de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen Zuid-Afrika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend op 11 oktober 1999 („TDC-overeenkomst”), voor hen,

erkennende dat door een speciale en gedifferentieerde behandeling en asymmetrie rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden en behoeften van de minst ontwikkelde landen („MOL’s”) van de SADC-EPO-staten,

zich bewust van de bijzondere omstandigheden waarin Lesotho zich als het enige MOL in de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie („SACU”) bevindt en van de noodzaak wegens de gevolgen van de verlaging van de tariefinkomsten ingevolge de TDC-overeenkomst en deze overeenkomst prioriteit aan steun voor de handel toe te kennen,

zich bewust van de bijzondere omstandigheden van die SADC-EPO-staten die herstellen van langdurige gewapende conflicten, en waarvoor een speciale en gedifferentieerde behandeling en asymmetrie nodig is,

rekening houdende met de rechten en verplichtingen van de partijen als lid van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”), en het belang van het multilaterale handelssysteem bevestigend,

herinnerend aan het belang dat de partijen hechten aan de beginselen en regels van het multilaterale handelssysteem en aan de noodzaak deze op transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen,

indachtig de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan („ACS”), enerzijds, en de Europese Gemeenschap („EG”) en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend op 23 juni 2000 en herzien op 25 juni 2005 („Overeenkomst van Cotonou”),

uitdrukking gevende aan de inzet en steun van de partijen voor de economische ontwikkeling in de SADC-EPO-staten, zodat deze de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling („MDG’s”) kunnen halen,

indachtig de TDC-overeenkomst,

gelet op de vastberadenheid van de partijen ervoor te zorgen dat hun wederzijdse afspraken het proces van regionale integratie in het kader van het Verdrag inzake de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika, ondertekend op 17 augustus 1992, zoals gewijzigd („SADC-verdrag”), ondersteunen,

erkennende het bijzondere geval van de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie, in 2002 bij de Overeenkomst inzake de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie opgericht tussen de regeringen van de Republiek Botswana, het Koninkrijk Lesotho, de Republiek Namibië, de Republiek Zuid-Afrika en het Koninkrijk Swaziland, ondertekend op 21 oktober 2002 („SACU-overeenkomst”),

uitdrukking gevende aan de ondersteuning en stimulering van het proces van handelsliberalisering door de partijen,

de nadruk leggende op het belang van landbouw en duurzame ontwikkeling voor het verlichten van de armoede in de SADC-EPO-staten,

hebben besloten deze overeenkomst te sluiten1:

DEEL I. DUURZAME ONTWIKKELING EN ANDERE SAMENWERKINGSGEBIEDEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 1. Doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

  • a. bijdragen tot het terugdringen en uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeenstemming is met het doel van duurzame ontwikkeling, de MDG’s en de Overeenkomst van Cotonou;

  • b. bevorderen van regionale integratie, economische samenwerking en goed bestuur met het oog op de totstandbrenging en uitvoering van een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regionaal regelgevingskader voor handel en investeringen tussen de partijen en tussen de SADC-EPO-staten onderling;

  • c. bevorderen van de geleidelijke integratie van de SADC-EPO-staten in de wereldeconomie, in overeenstemming met hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;

  • d. verbeteren van de capaciteit van de SADC-EPO-staten op het gebied van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken;

  • e. ondersteunen van de voorwaarden voor meer investeringen en initiatieven van de particuliere sector en verbeteren van de leveringscapaciteit, het concurrentievermogen en de economische groei in de SADC-EPO-staten, en

  • f. versterken van de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen. Hiertoe worden met deze overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen verbeterd, wordt de uitvoering van het Protocol over handel in de regio van de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika, ondertekend op 24 augustus 1996 (SADC-handelsprotocol), en van de SACU-overeenkomst geconsolideerd, wordt een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen door middel van de geleidelijke, asymmetrische liberalisering van de onderlinge handel ondersteund, en wordt de samenwerking op alle gebieden die van belang zijn voor de handel versterkt, verruimd en verdiept, een en ander met inachtneming van de WTO-verplichtingen.

Artikel 2. Beginselen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 3 De partijen komen overeen bij de uitvoering van deze overeenkomst samen te werken op een wijze die in overeenstemming is met het ontwikkelingsbeleid en de regionale integratieprogramma’s waarbij de SADC-EPO-staten betrokken zijn of betrokken kunnen worden.

  • 4 De partijen komen overeen samen te werken om aan hun verbintenissen en verplichtingen te voldoen en de SADC-EPO-staten beter in staat te stellen deze overeenkomst uit te voeren.

Artikel 3. Regionale integratie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen dat regionale integratie een integraal bestanddeel van hun partnerschap en een krachtig instrument voor het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst is.

  • 2 De partijen bekrachtigen het belang van regionale en subregionale integratie tussen de SADC-EPO-staten voor het verbeteren van economische kansen, het vergroten van politieke stabiliteit en het bevorderen van de daadwerkelijke integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie.

  • 3 De partijen steunen in het bijzonder de integratieprocessen die zijn gebaseerd op de SACU-overeenkomst, het SADC-verdrag en de op 11 juli 2000 goedgekeurde Oprichtingsakte van de Afrikaanse Unie, alsmede het ontwikkelingsbeleid en de politieke doelstellingen die met die processen verband houden. De partijen beogen elkaar met behulp van die instrumenten bij de uitvoering van deze overeenkomst te ondersteunen, daarbij rekening houdend met hun respectieve ontwikkelingsniveau, behoeften, geografische realiteit en strategieën voor duurzame ontwikkeling.

Artikel 4. Toezicht

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe voortdurend toezicht te houden op het functioneren en het effect van deze overeenkomst door middel van passende mechanismen en tijdschema’s in het kader van hun respectieve participatieprocessen en participerende instellingen alsmede die welke in het kader van deze overeenkomst zijn ingevoerd, teneinde te waarborgen dat de doelstellingen van deze overeenkomst worden verwezenlijkt en dat deze overeenkomst correct wordt uitgevoerd en hun bevolking, en in het bijzonder de kwetsbaarste groepen, zoveel mogelijk voordelen biedt.

  • 2 De partijen verbinden zich ertoe elkaar onverwijld te raadplegen over elke aangelegenheid betreffende de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 5. Samenwerking in internationale fora

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen streven naar samenwerking in alle internationale fora waar aangelegenheden in verband met deze overeenkomst worden besproken.

HOOFDSTUK II. HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 6. Context en doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen herinneren aan Agenda 21 over milieu en ontwikkeling van 1992, de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie („IAO”) over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk van 1998, het Uitvoeringsplan van Johannesburg over duurzame ontwikkeling van 2002, de Ministeriële Verklaring van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk van 2006, de Verklaring van de IAO over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering van 2008 en het slotdocument van de Conferentie van de VN over duurzame ontwikkeling van 2012 getiteld „The Future We Want”.

  • 2 De partijen herbevestigen dat zij vastbesloten zijn de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze bijdraagt tot de doelstelling van duurzame ontwikkeling in de drie pijlers ervan (economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming), voor het welzijn van huidige en toekomstige generaties, en zullen ernaar streven dat deze doelstelling wordt geïntegreerd in en tot uitdrukking komt op elk niveau van hun handelsbetrekkingen.

  • 3 De bepalingen van DEEL III zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 7.

Artikel 7. Duurzame ontwikkeling

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen herbevestigen dat de doelstelling van duurzame ontwikkeling op elk niveau van hun economische partnerschap moet worden toegepast en geïntegreerd, ter uitvoering van de prioritaire verplichtingen neergelegd in de artikelen 1, 2 en 9 van de Overeenkomst van Cotonou, en met name van de algemene verbintenis armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te roeien op een wijze die in overeenstemming is met de doelstellingen van duurzame ontwikkeling.

  • 2 Voor de toepassing van deze overeenkomst vatten de partijen deze doelstelling op als een verbintenis om:

    • a. bij de toepassing van deze overeenkomst ten volle rekening te houden met de belangen van hun respectieve bevolking en van toekomstige generaties op menselijk, cultureel, economisch, sociaal, gezondheids- en milieugebied, en

    • b. bij de besluitvorming methoden toe te passen die aansluiten bij de grondbeginselen van eigen inbreng, deelname en dialoog.

  • 3 De partijen komen daarom overeen samen te werken aan de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling waarbij de mens centraal staat.

Artikel 8. Multilaterale milieu- en arbeidsnormen en -overeenkomsten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen de waarde van internationale governance en overeenkomsten op milieugebied als antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale of regionale milieuproblemen, en beschouwen fatsoenlijk werk voor iedereen als hoofdelement van duurzame ontwikkeling voor alle landen en als prioritaire doelstelling van internationale samenwerking.

  • 2 Rekening houdend met de Overeenkomst van Cotonou, met name de artikelen 49 en 50, herbevestigen de partijen in het kader van dit artikel hun rechten en hun verbintenis tot uitvoering van hun verplichtingen met betrekking tot de multilaterale milieuovereenkomsten („MEA’s”) en de IAO-verdragen die zij hebben geratificeerd.

Artikel 9. Regelgevingsrecht en beschermingsniveaus

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen het recht van elke partij haar eigen niveaus van interne arbeids- en milieubescherming te bepalen, en dienovereenkomstig haar wetgeving en beleid ter zake vast te stellen of te wijzigen, overeenkomstig internationaal erkende normen en overeenkomsten waarbij zij partij zijn.

  • 2 De partijen herbevestigen het belang van de bescherming waarin hun arbeids- en milieuwetgeving voorziet.

  • 3 De partijen erkennen dat het niet gepast is handel of investeringen aan te moedigen door de interne niveaus van arbeids- en milieubescherming af te zwakken of te verminderen, en zij wijken met het oog daarop niet af van hun respectieve arbeids- en milieuwetgeving noch verzuimen aanhoudend die daadwerkelijk te handhaven.

Artikel 10. Handel en investeringen ten behoeve van duurzame ontwikkeling

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen herbevestigen hun verbintenis om de bijdrage van handel en investeringen aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch opzicht te versterken.

  • 2 Een partij kan via het Handels- en ontwikkelingscomité verzoeken om overleg met de andere partij over elke aangelegenheid die zich in verband met dit hoofdstuk voordoet.

  • 3 Aan de dialoog en de samenwerking tussen de partijen in het kader van dit hoofdstuk via het Handels- en ontwikkelingscomité kan door andere betrokken autoriteiten en belanghebbenden worden deelgenomen.

Artikel 11. Samenwerking bij handel en duurzame ontwikkeling

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van handelsgerelateerde aspecten van het arbeids- en milieubeleid teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken.

  • 2 De partijen kunnen informatie uitwisselen en ervaring delen over hun werkzaamheden ter bevordering van de samenhang en de wederzijdse versterking van handels-, milieu- en sociale doelstellingen, en zij versterken de dialoog en de samenwerking op het gebied van duurzameontwikkelingsvraagstukken die zich in het kader van hun handelsbetrekkingen kunnen voordoen.

  • 3 Ten aanzien van de leden 1 en 2 kunnen de partijen onder meer op de volgende gebieden samenwerken:

    • a. de handelsaspecten van het arbeids- of milieubeleid in internationale fora, zoals de IAO-agenda voor fatsoenlijk werk en de MEA’s;

    • b. de gevolgen van deze overeenkomst voor duurzame ontwikkeling;

    • c. maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht;

    • d. de handelsaspecten van het wederzijds belang bij de bevordering van het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit;

    • e. de handelsaspecten van duurzaam bosbeheer, en

    • f. de handelsaspecten van duurzamevisserijmethoden.

HOOFDSTUK III. SAMENWERKINGSGEBIEDEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 12. Ontwikkelingssamenwerking

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe samen te werken met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst en de ondersteuning van de handels- en ontwikkelingsstrategieën van de SADC-EPO-staten in het kader van het algemene regionale integratieproces van de SADC. De samenwerking kan zowel financiële als niet-financiële vormen aannemen.

  • 2 De partijen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking een cruciaal bestanddeel van hun partnerschap en een essentiële factor voor de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen van deze overeenkomst is. De samenwerking op het gebied van de ontwikkelingsfinanciering ter bevordering van de regionale economische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeenkomst van Cotonou, wordt zodanig uitgevoerd dat de inspanningen van de SADC-EPO-staten om deze doelstellingen te bereiken, worden ondersteund en bevorderd en de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn. De gebieden van samenwerking en technische bijstand worden in voorkomend geval in deze overeenkomst vastgesteld. De samenwerking vindt plaats overeenkomstig de in dit artikel bepaalde modaliteiten. Die modaliteiten worden permanent getoetst en zo nodig herzien in overeenstemming met de bepalingen van artikel 116.

  • 3 De financiering door de EU2 van de ontwikkelingssamenwerking tussen de SADC-EPO-staten en de EU ter ondersteuning van de uitvoering van deze overeenkomst vindt plaats in het kader van de voorschriften en de desbetreffende procedures die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Cotonou, met name de programmeringsprocedures van het Europees Ontwikkelingsfonds, en in het kader van de desbetreffende instrumenten die uit de algemene begroting van de Unie worden gefinancierd. Steun bij de uitvoering van deze overeenkomst is een van de prioriteiten in dit verband.

  • 4 De lidstaten van de Europese Unie verbinden zich er gezamenlijk toe door middel van hun respectieve ontwikkelingsbeleid en -instrumenten activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking te ondersteunen die gericht zijn op de regionale economische samenwerking en integratie en op de uitvoering van deze overeenkomst in de SADC-EPO-staten en op regionaal niveau, in overeenstemming met de beginselen van complementariteit en de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp zoals vervat in de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp van 2005 en de Actieagenda van Accra van 2008.

  • 5 De partijen erkennen dat voldoende middelen nodig zijn om deze overeenkomst uit te voeren en de voordelen ervan ten volle te verwezenlijken. In dit verband zullen de partijen samenwerken om de SADC-EPO-staten in staat te stellen toegang te krijgen tot andere financiële instrumenten en faciliteiten verlenen aan andere donoren die bereid zijn de inspanningen van de SADC-EPO-staten tot verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst te ondersteunen.

  • 6 De partijen zijn het erover eens dat een regionaal mechanisme voor ontwikkelingsfinanciering, zoals een EPO-fonds, een nuttig instrument zou zijn om ontwikkelingsgelden doeltreffend te kanaliseren en de begeleidende maatregelen bij de EPO uit te voeren. De EU stemt ermee in de inspanningen van de regio om een dergelijk mechanisme op te zetten, te ondersteunen. Wanneer een audit bevredigende resultaten oplevert, zal de EU bijdragen in het fonds.

Artikel 13. Samenwerkingsprioriteiten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de uitvoering van deze overeenkomst en met inachtneming van het ontwikkelingsbeleid van de SADC-EPO-staten komen de partijen overeen dat de in dit artikel en in artikel 14 genoemde onderwerpen prioritaire gebieden voor handels- en economische samenwerking zijn.

  • 2 De samenwerking inzake de handel in goederen heeft ten doel de handel in goederen uit te breiden en het vermogen van de SADC-EPO-staten handel te drijven te versterken, onder meer door de geleidelijke afschaffing van tarieven en douanerechten in overeenstemming met de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen ten aanzien van liberalisering, door correcte toepassing van de oorsprongsregels, handelsbeschermingsinstrumenten, niet-tarifaire maatregelen, sanitaire en fytosanitaire normen („SPS-normen”) en technische handelsbelemmeringen („TBT”), door aandacht voor niet-tarifaire maatregelen en door de stimulering van douanesamenwerking en handelsbevordering.

  • 3 De samenwerking op het gebied van het concurrentievermogen aan de aanbodzijde heeft ten doel het concurrentievermogen van de SADC-EPO-staten te vergroten en obstakels aan de aanbodzijde op nationaal en institutioneel niveau en in het bijzonder bij de ondernemingen te verwijderen. Deze samenwerking omvat onder meer gebieden als productie, technologische ontwikkeling en innovatie, marketing, financiering, distributie, vervoer, diversificatie van de economische basis, ontwikkeling van de particuliere sector, verbetering van het handels- en ondernemingsklimaat en steun voor kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van de landbouw, visserij, industrie en diensten.

  • 4 De samenwerking op het gebied van de infrastructuur ten behoeve van het bedrijfsleven heeft ten doel een concurrentiegericht ondernemingsklimaat op gebieden als informatie- en communicatietechnologie, vervoer en energie te ontwikkelen.

  • 5 De partijen komen overeen samen te werken bij de ontwikkeling en de uitbreiding van de handel in diensten als bedoeld in artikel 73.

  • 7 De samenwerking op het gebied van handelsgegevens heeft ten doel ervoor te zorgen dat de SADC-EPO-staten beter in staat zijn handelsgegevens te verzamelen, te analyseren en te verspreiden.

  • 8 De samenwerking bij de institutionele capaciteitsopbouw in verband met de EPO heeft ten doel steun te verlenen aan institutionele structuren ten behoeve van het beheer van de uitvoering van de EPO en de capaciteitsopbouw in verband met handelsbesprekingen en het handelsbeleid, in samenwerking met de desbetreffende institutionele mechanismen die zijn opgericht in het kader van het SADC-verdrag en de SACU-overeenkomst of in de respectieve SADC-EPO-staten.

Artikel 14. Samenwerking op het gebied van begrotingsaanpassing

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen zijn zich ervan bewust dat de geleidelijke afschaffing dan wel de verlaging van douanerechten ingevolge deze overeenkomst van invloed kan zijn op de belastingontvangsten van de SADC-EPO-staten, en komen overeen op dit gebied samen te werken.

  • 2 De partijen komen overeen in overeenstemming met artikel 12 met name op de volgende punten samen te werken:

    • a. steun bij budgettaire hervormingen, en

    • b. ondersteuning van maatregelen ter aanvulling van budgettaire hervormingen, die de netto-impact van deze overeenkomst op de begroting moeten beperken en die zullen worden vastgesteld overeenkomstig een gezamenlijk overeengekomen mechanisme.

  • 3 De partijen zijn zich ervan bewust dat de verlaging van douanerechten in het bijzonder gevolgen zal hebben voor de belastingontvangsten van Lesotho en komen overeen bij de toepassing van artikel 12 bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van Lesotho.

Artikel 15. Soorten maatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Ontwikkelingssamenwerking in het kader van deze overeenkomst omvat onder meer, maar niet uitsluitend, de volgende maatregelen in verband met deze overeenkomst:

  • a. beleidsontwikkeling;

  • b. ontwikkeling van wetgeving en van regelgevingskaders;

  • c. institutionele en organisatorische ontwikkeling;

  • d. capaciteitsopbouw en opleiding3;

  • e. technische adviezen;

  • f. administratieve diensten;

  • g. ondersteuning op het gebied van SPS-maatregelen en TBT, en

  • h. operationele steun, met inbegrip van uitrusting, materiaal en werkzaamheden in verband daarmee.

Artikel 16. Samenwerking op het gebied van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 De partijen komen overeen passende, doeltreffende en niet-discriminerende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten („IER’s”) te verlenen en te verzekeren, en voorzien in maatregelen voor de handhaving van die rechten in geval van schending daarvan, in overeenstemming met de bepalingen van de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.

  • 3 De partijen kunnen samenwerken in aangelegenheden die verband houden met geografische aanduidingen („GA’s”), in overeenstemming met de bepalingen van afdeling 3 (artikelen 22–24) van de TRIPs-overeenkomst. De partijen erkennen het belang van GA’s en oorspronggebonden producten voor duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling.

  • 4 De partijen zijn het erover eens dat het van belang is te antwoorden op redelijke verzoeken om elkaar informatie en opheldering over aangelegenheden in verband met GA’s en andere IER’s te verschaffen. Onverminderd de algemene strekking van deze samenwerking kunnen de partijen, met wederzijdse instemming, internationale en regionale organisaties met deskundigheid op het gebied van GA’s inschakelen.

  • 5 De partijen beschouwen traditionele kennis als een belangrijk gebied waarop in de toekomst samenwerking mogelijk is.

  • 6 De partijen kunnen overwegen in de toekomst onderhandelingen over de bescherming van IER’s te openen, en de SADC-EPO-staten hebben de ambitie en zullen ernaar streven bij onderhandelingen als collectief op te treden. Als onderhandelingen worden begonnen, zal de EU de opneming van bepalingen inzake samenwerking en speciale en gedifferentieerde behandeling in overweging nemen.

  • 7 Indien een partij bij deze overeenkomst geen partij is bij een toekomstige overeenkomst inzake de bescherming van IER’s waarover overeenkomstig lid 6 is onderhandeld en tot die overeenkomst wenst toe te treden, kan zij onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding daartoe.

  • 8 Indien een overeenkomst die voortvloeit uit de in de leden 6 en 7 bedoelde onderhandelingen, leidt tot resultaten die onverenigbaar blijken met de toekomstige ontwikkeling van een regionaal kader van de SADC voor IER’s, zullen de partijen bij de onderhavige overeenkomst gezamenlijk inspanningen doen om deze overeenkomst aan te passen en in overeenstemming te brengen met het regionale kader en tegelijkertijd zorgen voor een evenwichtige verdeling van de voordelen.

Artikel 17. Samenwerking op het gebied van overheidsopdrachten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen het belang van transparante overheidsopdrachten voor het bevorderen van de economische ontwikkeling en de industrialisering. De partijen zijn het eens over het belang van samenwerking voor het verbeteren van het wederzijdse begrip van hun respectieve regelingen voor overheidsopdrachten. De partijen verklaren opnieuw te hechten aan transparante en voorspelbare regelingen voor overheidsopdrachten in overeenstemming met de nationale wettelijke voorschriften.

  • 2 De partijen erkennen dat het van belang is hun wet- en regelgeving en algemene administratieve beschikkingen alsmede alle wijzigingen daarvan te blijven bekendmaken of op een andere manier voor het publiek beschikbaar te blijven stellen, in een officieel daartoe aangewezen elektronische of gedrukte vorm die op ruime schaal wordt verspreid en gemakkelijk toegankelijk blijft voor het publiek. De partijen zijn het erover eens dat het van belang is te antwoorden op redelijke verzoeken om elkaar informatie en opheldering over bovengenoemde aangelegenheden te verschaffen.

  • 3 De partijen kunnen overwegen in de toekomst onderhandelingen over overheidsopdrachten te openen, en de SADC-EPO-staten hebben de ambitie en zullen ernaar streven bij onderhandelingen als collectief op te treden. Als onderhandelingen worden begonnen, stemt de EU in met de opneming van bepalingen inzake samenwerking en speciale en gedifferentieerde behandeling.

  • 4 Indien een partij bij deze overeenkomst geen partij is bij een toekomstige overeenkomst inzake overheidsopdrachten en tot die overeenkomst wenst toe te treden, kan zij onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding daartoe.

  • 5 Indien een overeenkomst die voortvloeit uit de in de leden 3 en 4 bedoelde onderhandelingen, leidt tot resultaten die onverenigbaar blijken met de toekomstige ontwikkeling van een regionaal kader van de SADC voor overheidsopdrachten, zullen de partijen bij de onderhavige overeenkomst gezamenlijk inspanningen doen om deze overeenkomst aan te passen en in overeenstemming te brengen met het regionale kader en tegelijkertijd zorgen voor een evenwichtige verdeling van de voordelen.

Artikel 18. Samenwerking op het gebied van concurrentie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen dat bepaalde zakelijke praktijken, zoals concurrentiebeperkende overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen en misbruik van machtsposities, de handel tussen de partijen kunnen beperken en daardoor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

  • 2 De partijen komen overeen in overeenstemming met artikel 13, lid 6, samen te werken op het gebied van concurrentie.

  • 3 De partijen kunnen overwegen in de toekomst onderhandelingen over concurrentie te openen, en de SADC-EPO-staten hebben de ambitie en zullen ernaar streven bij onderhandelingen als collectief op te treden. Als onderhandelingen worden begonnen, stemt de EU in met de opneming van bepalingen inzake samenwerking en speciale en gedifferentieerde behandeling.

  • 4 Indien een partij bij deze overeenkomst geen partij is bij een toekomstige overeenkomst inzake concurrentie en tot die overeenkomst wenst toe te treden, kan zij onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding daartoe.

  • 5 Indien een overeenkomst die voortvloeit uit de in de leden 3 en 4 bedoelde onderhandelingen, leidt tot resultaten die onverenigbaar blijken met de toekomstige ontwikkeling van een regionaal kader van de SADC voor concurrentie, zullen de partijen bij de onderhavige overeenkomst gezamenlijk inspanningen doen om deze overeenkomst aan te passen en in overeenstemming te brengen met het regionale kader en tegelijkertijd zorgen voor een evenwichtige verdeling van de voordelen.

Artikel 19. Samenwerking op het gebied van fiscaal bestuur

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen erkennen het belang van samenwerking met betrekking tot de beginselen van behoorlijk bestuur in belastingzaken via de bevoegde autoriteiten.

DEEL II. HANDEL EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE AANGELEGENHEDEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

HOOFDSTUK I. HANDEL IN GOEDEREN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 20. Vrijhandelsgebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 Voor deze overeenkomst wordt het beginsel van asymmetrie, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen uit hoofde van deze overeenkomst betreft, in acht genomen, in overeenstemming met de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van de SADC-EPO-staten.

Artikel 21. Toepassingsgebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen tussen de partijen4.

Artikel 22. Oorsprongsregels

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De in deze overeenkomst vastgestelde tariefpreferenties worden toegepast op goederen die aan de oorsprongsregels in Protocol I voldoen.

Artikel 23. Douanerechten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Onder douanerechten worden verstaan alle soorten rechten en heffingen, met inbegrip van alle aanvullende belastingen en aanvullende heffingen, die worden opgelegd ter zake van of in verband met de invoer van goederen, met uitzondering van:

    • a. interne belastingen en andere interne heffingen die in overeenstemming met artikel 40 worden opgelegd;

    • b. rechten die in overeenstemming met DEEL II, hoofdstuk II, worden opgelegd, en

    • c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 27 worden opgelegd.

  • 2 Voor geen enkel geliberaliseerd product worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de handel tussen de partijen nieuwe douanerechten ingevoerd of al bestaande douanerechten verhoogd, met uitzondering van het bepaalde in:

    • a. lid 7;

    • b. lid 9;

    • c. BIJLAGE I, DEEL 1, afdeling A, punt 7, en

    • d. BIJLAGE II, DEEL 1, afdeling A, punt 8.

  • 3 Tenzij in deze overeenkomst anders bepaald, is voor elk product het basisrecht waarvoor de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen tot tariefverlaging gelden, het meestbegunstigingsrecht dat wordt toegepast op de dag waarop deze overeenkomst in werking treedt.

  • 4 Wanneer de verlaging van de tarieven niet bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst begint, is het basisrecht waarvoor de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen tot tariefverlaging gelden, het in lid 3 bedoelde recht of, indien dit lager is, het meestbegunstigingsrecht dat wordt toegepast op de dag waarop de tariefverlaging volgens het desbetreffende tijdschema ingaat.

  • 5 Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de EU het secretariaat van de SACU en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique in kennis van haar lijst van basisrechten waarvoor de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen tot tariefverlaging gelden. Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stellen de SACU en Mozambique de Europese Commissie in kennis van hun respectieve lijsten van basisrechten waarvoor de in deze overeenkomst neergelegde verbintenissen tot tariefverlaging gelden. Na de kennisgeving als bedoeld in dit lid publiceert elke partij elk van deze lijsten, overeenkomstig haar eigen interne procedures, binnen één maand na de uitwisseling van de kennisgevingen. Het Handels- en ontwikkelingscomité stelt op zijn eerste bijeenkomst na de kennisgeving en publicatie de lijsten van de door de partijen respectievelijk de SACU meegedeelde basisrechten vast. De rechten die zijn opgenomen in de lijst van de EU in BIJLAGE I, DEEL II, en in de lijst van Mozambique in BIJLAGE III, DEEL II, zijn indicatief en vormen geen basisrechten in de zin van lid 3.

  • 6 De verlaagde rechten die in overeenstemming met de in deze overeenkomst vervatte tariefverlagingsschema’s zijn berekend, worden voor de toepassing afgerond op één decimaal of, in het geval van specifieke rechten, op twee decimalen.

  • 7 Voor die tariefpreferenties die worden uitgedrukt als een percentage van het toegepaste meestbegunstigingsrecht geldt dat, indien op enig moment na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een partij het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verhoogt of verlaagt, het ten aanzien van de andere partij toegepaste recht tegelijkertijd wordt verhoogd of verlaagd zolang de preferentiële marge overeenkomstig de lijst van de partij wordt gehandhaafd.

  • 8 Voor die tariefpreferenties die in deze overeenkomst volledig worden uitgedrukt als een vast recht geldt dat, indien op enig moment na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een partij het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verlaagt, dat verlaagde recht wordt toegepast ten aanzien van de andere partij indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig de lijst van die partij berekende vaste douanerecht.

  • 9 De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op die producten die zijn uitgesloten van de verbintenissen tot tariefverlaging die worden aangeduid door de afbouwcategorie „X” in de lijst van elke partij in respectievelijk BIJLAGE I, II en III.

Artikel 24. Douanerechten van de EU op producten van oorsprong uit de SADC-EPO-staten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Producten van oorsprong uit Botswana, Lesotho, Mozambique, Namibië en Swaziland krijgen bij invoer in de EU de in BIJLAGE I voor die landen vastgestelde rechten- en contingentvrije behandeling.

  • 2 Producten van oorsprong uit Zuid-Afrika krijgen bij invoer in de EU de in BIJLAGE I voor dat land vastgestelde behandeling.

Artikel 25. Douanerechten van de SADC-EPO-staten op producten van oorsprong uit de EU

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Producten van oorsprong uit de EU krijgen bij invoer in de SACU de in BIJLAGE II vastgestelde behandeling.

  • 2 Producten van oorsprong uit de EU krijgen bij invoer in Mozambique de in BIJLAGE III vastgestelde behandeling.

Artikel 26. Rechten en belastingen bij uitvoer

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Tenzij in dit artikel anders bepaald, worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de handel tussen de partijen geen nieuwe douanerechten of belastingen ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen ingevoerd, noch al bestaande rechten of belastingen verhoogd.

  • 2 In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer dit gerechtvaardigd is wegens specifieke behoeften inzake ontvangsten, wanneer dit noodzakelijk is voor de bescherming van opkomende industrieën of van het milieu, of wanneer dit van wezenlijk belang is om een acute, algemene of plaatselijke schaarste van voedingsmiddelen of andere producten die noodzakelijk zijn voor de voedselzekerheid te voorkomen of te lenigen, kunnen Botswana, Lesotho, Namibië, Mozambique en Swaziland, na overleg met de EU, op een beperkt aantal extra producten tijdelijke douanerechten of belastingen invoeren ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen.

  • 3 In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij industriële-ontwikkelingsbehoeften kunnen aantonen, kunnen de SADC-EPO-staten tijdelijke douanerechten of belastingen invoeren ter zake van of in verband met de uitvoer van een beperkt aantal producten naar de EU. De SADC-EPO-staat die dergelijke tijdelijke douanerechten of belastingen wil invoeren, stelt de EU daarvan in kennis, onder mededeling van alle relevante informatie en de redenen daarvoor, en voert hierover desgevraagd overleg met de EU. Dergelijke tijdelijke rechten of belastingen worden door de afzonderlijke SADC-EPO-staten te allen tijde uitsluitend toegepast op een totaal van acht (8) producten, gedefinieerd als een tariefpost op GS6-niveau of, in het geval van „erts en concentraten daarvan”, als een tariefpost op GS4-niveau, gedurende een periode van in totaal hoogstens twaalf (12) jaar. Die periode kan voor hetzelfde product met instemming van de EU worden verlengd of opnieuw worden ingevoerd.

  • 4 De volgende voorwaarden gelden voor lid 3, maar niet voor lid 2:

    • a. de SADC-EPO-staat stelt gedurende de eerste zes (6) jaar, te rekenen vanaf de datum van invoering van een recht of belasting bij uitvoer, de uitvoer naar de EU vrij van de toepassing van dat recht of die belasting voor een jaarlijks bedrag gelijk aan de gemiddelde omvang van de uitvoer van dat product naar de EU gedurende de periode van drie (3) jaar die aan de invoering van het recht of de belasting voorafgaat. De SADC-EPO-staat stelt met ingang van het zevende jaar na de invoering van dat recht of die belasting en tot het tijdstip van het vervallen daarvan ingevolge lid 3, de uitvoer naar de EU vrij van de toepassing van dat recht of die belasting voor een jaarlijks bedrag gelijk aan 50 % van de gemiddelde omvang van de uitvoer van dat product naar de EU gedurende de periode van drie (3) jaar die aan de invoering van het recht of de belasting voorafgaat, en

    • b. de rechten of belastingen bij uitvoer bedragen niet meer dan 10 % van de uitvoerwaarde van het product.

  • 5 Wanneer de SADC-EPO-staten aan de uitvoer van een voor een belangrijke handelsmacht bestemd product een gunstigere behandeling toekennen in de vorm van of in verband met douanerechten of belastingen, geldt deze gunstigere behandeling vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst ook voor het voor het grondgebied van de EU bestemde soortgelijke product. Voor de toepassing van dit artikel geldt de definitie van „belangrijke handelsmacht” in artikel 28, lid 6.

  • 6 Wanneer een SADC-EPO-staat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een zending producten die ingevolge de leden 1, 3 en 4 niet aan rechten bij uitvoer zijn onderworpen, uit de EU is wederuitgevoerd naar een of meer derde landen dan wel naar die derde landen is omgeleid zonder in de EU te zijn binnengebracht, kan hij die kwestie aan de orde stellen in het Handels- en ontwikkelingscomité.

  • 7 Het Handels- en ontwikkelingscomité onderzoekt de kwestie binnen een termijn van negentig (90) dagen. Indien het Handels- en ontwikkelingscomité na afloop van het onderzoek geen besluit neemt, kunnen de douaneautoriteiten van de betrokken SADC-EPO-staat het Handels- en ontwikkelingscomité verzoeken de importeur van het betrokken product in de EU om een verklaring te vragen dat het ingevoerde product in de EU zal worden verwerkt en niet zal worden wederuitgevoerd naar derde landen.

  • 8 Indien een SADC-EPO-staat, nadat gedurende ten minste negentig (90) dagen van die verklaringen gebruik wordt gemaakt, nog steeds gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een zending producten die ingevolge de leden 1, 3 en 4 niet aan rechten bij uitvoer zijn onderworpen, uit de EU is wederuitgevoerd naar een of meer derde landen dan wel naar die derde landen is omgeleid zonder in de EU te zijn binnengebracht, kan hij het Handels- en ontwikkelingscomité in kennis stellen van de gronden voor zijn ongerustheid.

  • 9 Wordt, nadat deze stappen zijn gevolgd, binnen dertig (30) dagen geen oplossing gevonden, dan kan de betrokken SADC-EPO-staat doeltreffende maatregelen opleggen om te voorkomen dat die rechten worden ontweken, op voorwaarde dat deze maatregelen het minst restrictief voor het handelsverkeer zijn en niet gelden voor de marktdeelnemers die hebben aangetoond niet bij de ontwijkingspraktijk betrokken te zijn. Bij wijze van alternatief kunnen met terugwerkende kracht opnieuw uitvoerrechten worden ingesteld op de uit de EU naar een of meer derde landen wederuitgevoerde zending.

  • 10 De partijen komen overeen uiterlijk drie (3) jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst dit artikel in het kader van de Gezamenlijke Raad SADC-EPO-staten – EU („Gezamenlijke Raad”) te herzien, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de gevolgen ervan voor de ontwikkeling en diversificatie van de economieën van de SADC-EPO-staten.

Artikel 27. Vergoedingen en heffingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook, invoer- en uitvoerrechten en de belastingen vallende onder artikel 40 uitgezonderd, die ter zake van of in verband met in- of uitvoer worden opgelegd, mogen niet hoger zijn dan de kosten van de verleende diensten en mogen geen indirecte bescherming van interne producten noch een belasting op de in- of uitvoer voor fiscale doeleinden inhouden.

  • 2 Onverminderd artikel 30 mag een partij geen strenge boeten opleggen wegens geringe overtredingen van douaneregelingen of -voorschriften. Met name mag een boete wegens een verzuim of abuis in de douanebescheiden, indien gemakkelijk te herstellen en kennelijk zonder bedrieglijke opzet of schromelijke nalatigheid begaan, niet hoger zijn dan nodig is om louter als waarschuwing te dienen.

  • 3 De bepalingen van dit artikel hebben eveneens betrekking op door de overheid opgelegde vergoedingen en heffingen in verband met in- en uitvoer, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

    • a. consulaire formaliteiten, zoals consulaire facturen en certificaten;

    • b. kwantitatieve beperkingen;

    • c. vergunningen;

    • d. deviezencontrole;

    • e. diensten ten behoeve van de statistiek;

    • f. documenten, documentatie en certificering;

    • g. analyse en onderzoek, en

    • h. quarantaine, sanitair onderzoek en ontsmetting.

  • 4 Voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen opgelegd.

Artikel 28. Gunstigere behandeling als gevolg van vrijhandelsovereenkomsten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Wat de in artikel 23, lid 1, en artikel 26, lid 1, omschreven douanerechten en de in artikel 27 omschreven vergoedingen en andere heffingen betreft, past de EU elke gunstigere behandeling die toepasselijk wordt doordat zij na de ondertekening van deze overeenkomst partij wordt bij een preferentiële handelsovereenkomst met derde partijen, ook toe ten aanzien van de SADC-EPO-staten.

  • 2 Wat de in artikel 23, lid 1, en artikel 26, lid 1, omschreven douanerechten en de in artikel 27 omschreven vergoedingen en andere heffingen betreft, passen de SADC-EPO-staten, op verzoek van de EU, elke gunstigere behandeling die toepasselijk wordt doordat zij, individueel respectievelijk tezamen, na de ondertekening van deze overeenkomst partij worden bij een preferentiële handelsovereenkomst met een belangrijke handelsmacht, ook toe ten aanzien van de EU.

  • 3 In afwijking van lid 2 geldt dat de SADC-EPO-staten de behandeling die toepasselijk wordt doordat zij, individueel respectievelijk tezamen, partij worden bij een preferentiële handelsovereenkomst met landen van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan of andere landen of regio’s in Afrika, niet ook ten aanzien van de EU toepassen.

  • 4 In afwijking van lid 2 geldt dat wanneer een SADC-EPO-staat aantoont dat hij, doordat hij een preferentiële handelsovereenkomst met een belangrijke handelsmacht heeft gesloten, een in zijn geheel aanzienlijk gunstigere behandeling krijgt dan die welke door de EU wordt verleend, de partijen hierover overleg plegen en gezamenlijk besluiten hoe de bepalingen van lid 2 het best kunnen worden uitgevoerd.

  • 5 Dit artikel wordt niet zo uitgelegd dat de EU respectievelijk een SADC-EPO-staat verplicht is een SADC-EPO-staat respectievelijk de EU een preferentiële behandeling toe te kennen die toepasselijk wordt doordat de EU of een SADC-EPO-staat op de datum van ondertekening van deze overeenkomst partij is bij een preferentiële handelsovereenkomst met derde partijen.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde overeenkomst een aandeel van meer dan 1 % in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die individueel, tezamen of via een overeenkomst inzake economische integratie in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde overeenkomst een aandeel van meer dan 1,5 % in de mondiale uitvoer van goederen had.

  • 7 In afwijking van lid 1 geldt dat wanneer de EU na de ondertekening van deze overeenkomst partij wordt bij een preferentiële handelsovereenkomst met een derde partij en die preferentiële handelsovereenkomst voorziet in een gunstigere behandeling van de derde partij dan die welke de EU Zuid-Afrika uit hoofde van deze overeenkomst verleent, de EU en Zuid-Afrika hierover in overleg treden teneinde te besluiten of en hoe de gunstigere behandeling uit de preferentiële handelsovereenkomst ook ten aanzien van Zuid-Afrika kan worden toegepast. De Gezamenlijke Raad kan voorstellen tot wijziging van de bepalingen van deze overeenkomst aannemen overeenkomstig artikel 117.

  • 8 In afwijking van lid 2 geldt dat wanneer de SACU of een MOL dat tot de SADC-EPO-staten behoort partij wordt bij een preferentiële handelsovereenkomst met een belangrijke handelsmacht en die preferentiële handelsovereenkomst voorziet in een gunstigere behandeling van de belangrijke handelsmacht door de SACU of het betrokken MOL dat tot de SADC-EPO-staten behoort dan die welke de EU uit hoofde van deze overeenkomst wordt verleend, de SACU of het respectieve MOL dat tot de SADC-EPO-staten behoort en de EU hierover in overleg treden teneinde te besluiten of en hoe de gunstigere behandeling uit de preferentiële handelsovereenkomst ook ten aanzien van de EU kan worden toegepast. De Gezamenlijke Raad kan voorstellen tot wijziging van de bepalingen van deze overeenkomst aannemen overeenkomstig artikel 117.

Artikel 29. Vrij verkeer

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Op goederen van oorsprong uit de EU respectievelijk de SADC-EPO-staten worden bij invoer op het grondgebied van de SADC-EPO-staten respectievelijk de EU slechts éénmaal douanerechten geheven.

  • 2 Rechten die worden betaald bij invoer van goederen in een SADC-EPO-staat die tevens een SACU-lidstaat is, worden volledig terugbetaald wanneer de goederen weer uit het douanegebied van die SADC-EPO-staat van eerste invoer worden uitgevoerd naar een SADC-EPO-staat die niet tevens een SACU-lidstaat is. Op die goederen worden dan rechten geheven in het land waar de goederen worden verbruikt. In afwachting van overeenstemming tussen de SADC-EPO-staten over de ter zake van dit lid toe te passen procedures, wordt dit lid toegepast overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving en -procedures.

  • 3 De partijen komen overeen samen te werken met het oog op bevordering van het goederenverkeer en vereenvoudiging van de douaneprocedures in de SADC-EPO-staten, in het bijzonder als voorzien in artikel 13, lid 2.

Artikel 30. Speciale bepalingen over administratieve samenwerking

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de toepassing van en de controle op de preferentiële behandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en benadrukken hun vastberadenheid om onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.

  • 2 De partijen komen tevens overeen samen te werken teneinde ervoor te zorgen dat de nodige institutionele structuren de bevoegde autoriteiten in staat stellen tijdig en doeltreffend op verzoeken om bijstand te reageren.

  • 3 Onverminderd artikel 9 van protocol 2 wordt voor de toepassing van dit artikel onder het niet verlenen van administratieve samenwerking onder meer verstaan:

    • a. het herhaaldelijk niet nakomen van de in artikel 38 van protocol 1 neergelegde verplichting om de oorsprongsstatus van het betrokken product of de betrokken producten te controleren;

    • b. het herhaaldelijk weigeren de in artikel 38 van protocol 1 bedoelde controle achteraf van het bewijs van oorsprong te verrichten en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onnodige vertraging daarbij;

    • c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor de in artikel 7 van protocol 2 bedoelde missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van de betrokken preferentiële behandeling, of onnodige vertraging daarbij.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een gegronde verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.

  • 5 Wanneer een partij op basis van objectieve informatie heeft vastgesteld dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten en de specifieke oorsprong ervan in uitzonderlijke gevallen in overeenstemming met dit artikel tijdelijk schorsen.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel worden onder uitzonderlijke omstandigheden verstaan omstandigheden die een aanzienlijk negatief effect op een partij hebben of kunnen hebben indien een bepaalde preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten wordt voortgezet.

  • 7 Voor een tijdelijke schorsing ingevolge lid 5 moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

    • a. de partij die op basis van objectieve informatie heeft vastgesteld dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, stelt het Handels- en ontwikkelingscomité onverwijld in kennis van haar bevindingen en van de objectieve informatie, en treedt in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité op basis van alle relevante informatie en objectief vastgestelde bevindingen, informatie die verband houdt met capaciteits- en/of structurele beperkingen daaronder begrepen, in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;

    • b. wanneer het Handels- en ontwikkelingscomité de kwestie heeft onderzocht en niet binnen vier (4) maanden na ontvangst van de kennisgeving overeenstemming over een aanvaardbare oplossing heeft bereikt, kan de betrokken partij de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten en de specifieke oorsprong ervan tijdelijk schorsen. Het Handels- en ontwikkelingscomité wordt van de tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld. Op verzoek van een van de partijen kan de periode voor het bereiken van overeenstemming over een aanvaardbare oplossing om naar behoren gemotiveerde redenen worden verlengd tot vijf (5) maanden;

    • c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. De schorsingen duren niet langer dan zes (6) maanden, waarna verlenging mogelijk is nadat het Handels- en ontwikkelingscomité in de gelegenheid is geweest de kwestie opnieuw te onderzoeken. Tijdelijke schorsingen worden onmiddellijk na goedkeuring ervan ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité gebracht. Binnen het Handels- en ontwikkelingscomité vindt hierover periodiek overleg plaats, met name met het oog op opheffing van de schorsingen zodra niet langer aan de voorwaarden voor de schorsing wordt voldaan.

Artikel 31. Handelwijze bij administratieve fouten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen erkennen elkaars recht om administratieve fouten bij de uitvoering van deze overeenkomst te corrigeren. Wanneer fouten worden vastgesteld, kan elk van de partijen het Handels- en ontwikkelingscomité verzoeken de mogelijkheden te onderzoeken om passende maatregelen te nemen om de situatie te herstellen.

HOOFDSTUK II. HANDELSBESCHERMINGSINSTRUMENTEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 32. Antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Ten aanzien van de rechten en verplichtingen van elk van de partijen in verband met de toepassing van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen gelden de desbetreffende WTO-overeenkomsten. De bepalingen van DEEL III zijn niet van toepassing op dit artikel.

Artikel 33. Multilaterale vrijwaringsmaatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 3 Lid 2 geldt voor een periode van vijf (5) jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Uiterlijk honderdtwintig (120) dagen voor afloop van deze periode onderzoekt de Gezamenlijke Raad de toepassing van lid 2 in het licht van de ontwikkelingsbehoeften van de SADC-EPO-staten, teneinde vast te stellen of de toepassing ervan kan worden verlengd.

  • 4 De bepalingen van Deel III zijn niet van toepassing op lid 1.

Artikel 34. Algemene bilaterale vrijwaringsmaatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Niettegenstaande artikel 33 kan een partij respectievelijk de SACU, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, vrijwaringsmaatregelen van beperkte duur toepassen die afwijken van de artikelen 24 en 25, onder de voorwaarden van en in overeenstemming met de procedures in dit artikel.

  • 2 De in lid 1 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen worden getroffen wanneer, ten gevolge van de door een partij krachtens deze overeenkomst aangegane verplichtingen, met inbegrip van tariefconcessies, een product van oorsprong uit een van de partijen in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden op het grondgebied van de andere partij respectievelijk de SACU wordt ingevoerd dat deze invoer:

    • a. op het grondgebied van de partij van invoer respectievelijk de SACU ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt;

    • b. leidt tot of dreigt te leiden tot verstoring van een economische sector die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, met name wanneer hierdoor grote sociale problemen of moeilijkheden ontstaan die een ernstige verslechtering van de economische situatie van de partij van invoer respectievelijk de SACU tot gevolg kunnen hebben, of

    • c. leidt tot of dreigt te leiden tot verstoring van de markten voor soortgelijke of rechtstreeks concurrerende landbouwproducten op het grondgebied van de partij van invoer respectievelijk de SACU.

    Deze vrijwaringsmaatregelen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de ernstige schade of de verstoringen te verhelpen of te voorkomen.

  • 3 De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen bestaan uit een of meer van de volgende maatregelen:

    • a. schorsing van de verdere verlaging van het invoerrecht op het betrokken product, zoals bepaald in deze overeenkomst;

    • b. verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot een niveau dat het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen, niet overschrijdt, of

    • c. invoering van tariefcontingenten voor het betrokken product.

  • 4 Onverminderd de leden 1, 2 en 3 kan de EU, wanneer een product van oorsprong uit een SADC-EPO-staat in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden wordt ingevoerd dat hierdoor voor een soortgelijke of rechtstreeks concurrerende productiesector in een of meer ultraperifere gebieden van de EU een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, overeenkomstig de in de leden 6, 7 en 8 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot dat gebied of die gebieden.

  • 5 Onverminderd de leden 1, 2 en 3 kan een SADC-EPO-staat respectievelijk de SACU, wanneer een product van oorsprong uit de EU in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden wordt ingevoerd dat hierdoor voor die SADC-EPO-staat respectievelijk de SACU een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, overeenkomstig de in de leden 6, 7 en 8 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot zijn respectievelijk haar grondgebied.

  • 6 De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen:

    • a. worden slechts gehandhaafd zolang als nodig is om de ernstige schade of de verstoringen als omschreven in de leden 2, 4 en 5 te voorkomen of te verhelpen;

    • b. worden voor een periode van niet meer dan twee (2) jaar toegepast. Wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan, kunnen deze maatregelen worden verlengd met nog eens maximaal twee (2) jaar. Wanneer een SADC-EPO-staat respectievelijk de SACU een vrijwaringsmaatregel toepast, of wanneer de EU een maatregel toepast die beperkt is tot een of meer van haar ultraperifere gebieden, kan die maatregel evenwel voor een periode van niet meer dan vier (4) jaar worden toegepast, met een mogelijke verlenging met nog eens vier (4) jaar wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan;

    • c. die langer dan één (1) jaar gelden, bevatten duidelijke bepalingen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en

    • d. mogen gedurende een periode van ten minste één (1) jaar na het verstrijken ervan niet opnieuw worden genomen ten aanzien van de invoer van een product waarop al eerder vrijwaringsmaatregelen van toepassing waren.

  • 7 Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 6 gelden de volgende bepalingen:

    • a. wanneer een partij respectievelijk de SACU van oordeel is dat een van de in lid 2, onder a), b) of c), lid 4 en/of lid 5 genoemde situaties zich voordoet, legt zij de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek voor aan het Handels- en ontwikkelingscomité;

    • b. het Handels- en ontwikkelingscomité kan elke aanbeveling doen die nodig is om de situatie te verhelpen. Indien het Handels- en ontwikkelingscomité daartoe geen aanbevelingen heeft gedaan of indien er binnen dertig (30) dagen nadat de aangelegenheid aan het Handels- en ontwikkelingscomité werd voorgelegd geen andere bevredigende oplossing is bereikt, kan de partij van invoer overeenkomstig dit artikel passende maatregelen vaststellen om de situatie te verhelpen;

    • c. alvorens een in dit artikel bedoelde maatregel te nemen of in de gevallen waarin lid 8 van toepassing is, verstrekt de partij respectievelijk de SACU het Handels- en ontwikkelingscomité zo spoedig mogelijk alle informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor de betrokken partijen aanvaardbare oplossing te vinden;

    • d. bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen krachtens dit artikel moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo min mogelijk verstoren. Indien het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop deze overeenkomst in werking treedt, lager is dan het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen, mogen de overeenkomstig lid 3, onder b), toegepaste maatregelen het meestbegunstigingsrecht dat geldt op de dag onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop deze overeenkomst in werking treedt, overschrijden. In een dergelijk geval verstrekt de partij respectievelijk de SACU, overeenkomstig de bepalingen onder c), het Handels- en ontwikkelingscomité de nodige informatie waaruit blijkt dat een verhoging van het recht tot het niveau van het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip van inwerkingtreding niet volstaat en dat een maatregel die dit recht overschrijdt noodzakelijk is om de ernstige schade of de verstoringen overeenkomstig lid 2 te verhelpen of te voorkomen;

    • e. alle krachtens dit artikel genomen vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité gebracht en zijn het voorwerp van periodiek overleg binnen dat comité, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de intrekking van de maatregelen zodra de omstandigheden dat toelaten.

  • 8 Wanneer uitstel tot moeilijk te herstellen schade zou leiden, kan de partij van invoer respectievelijk de SACU voorlopig de in de leden 3, 4 en/of 5 bedoelde maatregelen nemen zonder aan de eisen van lid 7 te voldoen.

    • a. Deze maatregelen hebben een maximale duur van honderdtachtig (180) dagen wanneer zij door de EU worden genomen, en van tweehonderd (200) dagen wanneer zij door een SADC-EPO-staat respectievelijk de SACU worden genomen of wanneer zij door de EU worden genomen en beperkt zijn tot een of meer van haar ultraperifere gebieden.

    • b. De duur van een dergelijke voorlopige maatregel wordt meegerekend als deel van de initiële periode en van eventuele verlengingen als bedoeld in lid 6.

    • c. Bij de vaststelling van dergelijke voorlopige maatregelen wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen.

    • d. De partij van invoer respectievelijk de SACU stelt de andere betrokken partij in kennis en legt de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek voor aan het Handels- en ontwikkelingscomité.

  • 9 Indien de partij van invoer respectievelijk de SACU de invoer van een product onderwerpt aan een administratieve procedure die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van handelsstromen die tot de in dit artikel bedoelde problemen kunnen leiden, stelt zij het Handels- en ontwikkelingscomité daarvan onverwijld in kennis.

  • 10 De WTO-bepalingen over geschillenbeslechting zijn niet van toepassing op de krachtens dit artikel vastgestelde vrijwaringsmaatregelen.

Artikel 35. Landbouwvrijwaringsmaatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Niettegenstaande artikel 34 kan een vrijwaringsmaatregel in de vorm van een invoerrecht worden toegepast indien, gedurende een periode van twaalf maanden, het invoervolume naar de SACU van een in bijlage IV vermeld landbouwproduct van oorsprong uit de EU de daarin vermelde referentiehoeveelheid voor het product overschrijdt.

  • 2 Op de in lid 1 bedoelde landbouwproducten kan een recht worden geheven dat niet meer bedraagt dan 25 % van het geldende geconsolideerde tarief in het kader van de WTO of, als dit hoger is, 25 procentpunten. Dit recht is niet hoger dan het gebruikelijke meestbegunstigingstarief.

  • 3 De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden gehandhaafd gedurende het resterende deel van het kalenderjaar of, als dit langer is, gedurende vijf (5) maanden.

  • 5 De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden op transparante wijze uitgevoerd. Binnen tien (10) dagen, te rekenen vanaf de toepassingsdatum van een dergelijke maatregel, stelt de SACU de EU hiervan schriftelijk in kennis en verstrekt zij haar relevante gegevens met betrekking tot de maatregel. Op verzoek raadpleegt de SACU de EU over de toepassing van de maatregel. De SACU stelt tevens binnen dertig (30) dagen na de instelling van een dergelijke maatregel het Handels- en ontwikkelingscomité hiervan in kennis.

  • 6 De toepassing en werking van dit artikel kan voorwerp van bespreking en onderzoek in het Handels- en ontwikkelingscomité zijn. Op verzoek van een van de partijen kan het Handels- en ontwikkelingscomité de referentiehoeveelheden en de landbouwproducten als bedoeld in dit artikel onderzoeken.

  • 7 Dit artikel geldt slechts voor een periode van twaalf (12) jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 36. Vrijwaringsmaatregelen inzake voedselzekerheid

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen dat de verwijdering van handelsbelemmeringen tussen hen, zoals die in deze overeenkomst is voorzien, aanzienlijke problemen voor de producenten van landbouwproducten en voedingsmiddelen van de SADC-EPO-staten kan opleveren, en zij komen overeen hierover overleg met elkaar te voeren.

  • 2 Niettegenstaande artikel 34 geldt dat wanneer dit van wezenlijk belang is om een acute, algemene of plaatselijke schaarste van voedingsmiddelen of andere producten te voorkomen of te lenigen teneinde de voedselzekerheid van een SADC-EPO-staat te waarborgen en wanneer deze situatie tot grote moeilijkheden voor die staat leidt of dreigt te leiden, de betrokken SADC-EPO-staat overeenkomstig de procedure van artikel 34, lid 7, onder b), c) en d), lid 8 en lid 9, vrijwaringsmaatregelen kan vaststellen. De maatregel zal ten minste éénmaal per jaar aan een onderzoek worden onderworpen en wordt ingetrokken zodra de omstandigheden die tot de vaststelling ervan hebben geleid, niet meer bestaan.

Artikel 37. Transitoire vrijwaringsmaatregelen van BLNS-staten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen de gevoeligheid van de in bijlage V vermelde geliberaliseerde producten voor de BLNS-staten.

  • 2 Niettegenstaande artikel 34 geldt dat wanneer een van de in bijlage V vermelde producten van oorsprong uit de EU in dermate toegenomen hoeveelheden op het grondgebied van een BLNS-staat wordt ingevoerd dat hierdoor in een BLNS-staat ernstige schade ontstaat of dreigt te ontstaan, de betrokken BLNS-staat een transitoire vrijwaringsmaatregel kan toepassen.

  • 3 In lid 2 bedoelde vrijwaringsmaatregelen hebben de vorm van een recht op het in bijlage V vermelde betrokken product tot een niveau dat het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen, niet overschrijdt, of bestaat in de invoering van een tariefcontingent tegen nulrecht, op voorwaarde dat het recht buiten het contingent niet hoger is dan het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen.

  • 4 Dertig (30) dagen vóór de toepassing van de vrijwaringsmaatregel geeft de betrokken BLNS-staat de EU schriftelijk kennis van de maatregel. Na de kennisgeving heeft de betrokken BLNS-staat zestig (60) dagen de tijd om alle relevante informatie met betrekking tot de maatregel te verstrekken.

  • 5 Onverminderd lid 2 treden de betrokken BLNS-staat en de EU op verzoek van een van beide partijen in overleg over de vrijwaringsmaatregel.

  • 6 De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden voor een periode van niet meer dan vier (4) jaar toegepast. Wanneer de omstandigheden die de instelling van de maatregel rechtvaardigden, blijven bestaan, kan deze maatregel worden verlengd met nog eens maximaal vier (4) jaar.

  • 7 Na afloop van een periode van twaalf (12) jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, mag geen in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregel meer worden vastgesteld.

Artikel 38. Vrijwaringsmaatregelen ter bescherming van opkomende industrieën

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Niettegenstaande artikel 34 kunnen Botswana, Lesotho, Namibië, Mozambique en Swaziland verdere verlagingen van het douanerecht tijdelijk schorsen of het douanerecht verhogen tot een niveau dat het meestbegunstigingsrecht niet overschrijdt, wanneer een product van oorsprong uit de EU als gevolg van de verlaging van de douanerechten in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden op hun grondgebied wordt ingevoerd dat dit een bedreiging vormt voor de vestiging van een opkomende industrie of dat hierdoor voor een opkomende industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, verstoringen ontstaan of dreigen te ontstaan.

  • 2 Vrijwaringsmaatregelen die overeenkomstig de voorwaarden van lid 1 worden vastgesteld door een SADC-EPO-staat die tevens een SACU-lidstaat is, hebben de vorm van aanvullende rechten die uitsluitend worden geheven door de SADC-EPO-staat die zich op deze bepaling beroept.

  • 3 De in lid 1 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen voor een periode van niet meer dan acht (8) jaar worden toegepast en kunnen bij besluit van de Gezamenlijke Raad worden verlengd.

  • 4 Wat betreft de toepassing van de leden 1 en 2 gelden de volgende bepalingen:

    • a. wanneer een SADC-EPO-staat van oordeel is dat de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, legt hij de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek voor aan het Handels- en ontwikkelingscomité. De betrokken SADC-EPO-staat verstrekt het Handels- en ontwikkelingscomité alle informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie;

    • b. het Handels- en ontwikkelingscomité kan elke aanbeveling met het oog op het vinden van een aanvaardbare oplossing doen die nodig is om de situatie te verhelpen. Indien het Handels- en ontwikkelingscomité geen aanbevelingen heeft gedaan of indien er binnen dertig (30) dagen nadat de aangelegenheid aan het Handels- en ontwikkelingscomité werd voorgelegd geen andere bevredigende oplossing is bereikt, kan de betrokken SADC-EPO-staat overeenkomstig dit artikel maatregelen vaststellen;

    • c. bij de toepassing van maatregelen krachtens lid 1 moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo min mogelijk verstoren, en

    • d. alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité gebracht en zijn het voorwerp van periodiek overleg binnen dat comité.

  • 5 In kritieke omstandigheden waarin uitstel tot moeilijk te herstellen schade zou leiden, kan de betrokken SADC-EPO-staat voorlopig de in lid 1 bedoelde maatregelen nemen zonder aan de eisen van lid 4 te voldoen. Deze maatregel heeft een maximale duur van tweehonderd (200) dagen. De duur van een dergelijke voorlopige maatregel wordt meegerekend als deel van de in lid 3 bedoelde periode. Bij de vaststelling van dergelijke voorlopige maatregelen wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen. De betrokken invoerende SADC-EPO-staat stelt de EU in kennis en legt de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek van deze voorlopige maatregel voor aan het Handels- en ontwikkelingscomité.

  • 6 De SACU-lidstaten hebben het recht een beroep te doen op artikel 26 van de SACU-overeenkomst.

HOOFDSTUK III. NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 39. Verbod op kwantitatieve beperkingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen kunnen kwantitatieve beperkingen toepassen op voorwaarde dat dit geschiedt in overeenstemming met de WTO-overeenkomst.

Artikel 40. Nationale behandeling op het gebied van interne belastingen en regelgeving

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen dat interne belastingen en andere interne heffingen, alsmede wetten, verordeningen en voorschriften betreffende verkoop, aanbod ten verkoop, koop, vervoer, distributie of gebruik van producten op de interne markt, en interne kwantitatieve regelingen die menging, be- of verwerking of gebruik van producten in bepaalde hoeveelheden of verhoudingen voorschrijven, niet op zodanige wijze op ingevoerde of interne producten mogen worden toegepast dat bescherming aan de interne productie wordt verleend.

  • 2 Ingevoerde producten van oorsprong uit de andere partij mogen noch direct noch indirect aan hogere interne belastingen of hogere andere interne heffingen van welke aard ook worden onderworpen dan die welke direct of indirect op soortgelijke interne producten van toepassing zijn. Bovendien mogen de partijen ook anderszins geen interne belastingen of andere interne heffingen op ingevoerde of interne producten toepassen op een wijze die in strijd is met de in lid 1 geformuleerde beginselen5.

  • 3 Ingevoerde producten van oorsprong uit de andere partij mogen, wat betreft alle wetten, verordeningen en voorschriften betreffende verkoop, aanbod ten verkoop, koop, vervoer, distributie of gebruik op de interne markt, niet minder gunstig worden behandeld dan soortgelijke producten van nationale oorsprong. Het bepaalde in dit lid vormt geen beletsel voor de toepassing van differentiële interne vervoerstarieven die uitsluitend berusten op de economische exploitatie van het vervoermiddel en niet op de oorsprong van het product.

  • 4 De partijen mogen geen interne kwantitatieve regelingen inzake menging, be- of verwerking of gebruik van producten in bepaalde hoeveelheden of verhoudingen invoeren of handhaven die direct of indirect vereisen dat een bepaalde hoeveelheid of verhouding van een onder de regeling vallend product uit interne bron afkomstig is. Bovendien mogen de partijen ook anderszins geen interne kwantitatieve regelingen toepassen op een wijze die in strijd is met de in lid 1 geformuleerde beginselen.

  • 5 Interne kwantitatieve regelingen inzake menging, be- of verwerking of gebruik van producten in bepaalde hoeveelheden of verhoudingen mogen niet op zodanige wijze worden toegepast dat die hoeveelheden of verhoudingen over externe toevoerbronnen worden verdeeld.

  • 6 De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op wetten, verordeningen of voorschriften voor de aanschaffing door overheidsinstanties van producten die worden aangekocht voor overheidsdoeleinden en niet met het oog op commerciële wederverkoop of het gebruik bij de productie van goederen voor commerciële verkoop.

  • 7 De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor de toekenning van subsidies aan uitsluitend interne producenten, met inbegrip van betalingen uit de opbrengsten van interne belastingen of heffingen die overeenkomstig de bepalingen van dit artikel worden toegepast en van subsidies in de vorm van aankopen van interne producten door de overheid.

  • 8 De partijen erkennen dat interne prijsbeheersing door middel van vaststelling van maximumprijzen, zelfs indien deze in overeenstemming is met de andere bepalingen van dit artikel, nadelige gevolgen kan teweegbrengen voor de belangen van partijen die ingevoerde producten leveren. Bijgevolg dienen de partijen die dergelijke maatregelen toepassen rekening te houden met de belangen van de partijen van uitvoer teneinde deze nadelige gevolgen zoveel mogelijk te vermijden.

  • 9 De bepalingen van dit artikel beletten een partij niet interne kwantitatieve regelingen die betrekking hebben op belichte cinematografische films en die voldoen aan de voorwaarden van artikel IV van de GATT 1947, in te stellen of in stand te houden.

HOOFDSTUK IV. DOUANE EN HANDELSBEVORDERING

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 41. Doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:

  • a. versterken van de samenwerking op het gebied van douane en handelsbevordering, teneinde ervoor te zorgen dat de wettelijke voorschriften en procedures ter zake alsmede de administratieve capaciteit van de douanediensten voldoen aan de doelstellingen van doeltreffende controle en stimulering van de handelsbevordering;

  • b. bevorderen van de harmonisatie van de douanewetgeving en -procedures;

  • c. ervoor zorgen dat legitieme doelstellingen van het overheidsbeleid, met inbegrip van die met betrekking tot de veiligheid en de fraudebestrijding op het gebied van douane en handelsbevordering, op generlei wijze in het gedrang komen, en

  • d. bieden van de noodzakelijke steun aan de douanediensten van de SADC-EPO-staten voor de doeltreffende uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 42. Samenwerking op administratief en douanegebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen nemen met het oog op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en om doeltreffend in te spelen op de in artikel 41 genoemde doelstellingen de volgende maatregelen:

    • a. zij wisselen informatie uit over de douanewetgeving en -procedures;

    • b. zij ontwikkelen gezamenlijke initiatieven op het gebied van douane en handelsbevordering en de versterking van de administratieve capaciteit;

    • c. zij wisselen ervaringen en goede praktijken uit over de bestrijding van corruptie en fraude op gebieden die onder dit hoofdstuk vallen;

    • d. zij wisselen ervaringen en goede praktijken uit met betrekking tot de invoer-, uitvoer- en doorvoerprocedures en de verbetering van de dienstverlening aan het bedrijfsleven;

    • e. zij wisselen ervaringen en goede praktijken uit over de vergemakkelijking van de doorvoer;

    • f. zij bevorderen de uitwisseling van deskundigen tussen douanediensten, en

    • g. zij stimuleren de coördinatie tussen alle betrokken instanties, zowel intern als grensoverschrijdend.

  • 2 De partijen treffen voorbereidingen voor en ontwikkelen een nauwere samenwerking op het gebied van de uitvoering van het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de Werelddouaneorganisatie („WDO”) van 2005. Deze samenwerking omvat initiatieven die gericht zijn op de uiteindelijke wederzijdse erkenning van de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” (Authorised Economic Operator) en de uitwisseling van voorinformatie om een doeltreffende risicobeoordeling en een doeltreffend risicobeheer voor veiligheidsdoeleinden mogelijk te maken.

  • 3 De partijen verlenen elkaar administratieve bijstand in douaneaangelegenheden in overeenstemming met protocol 2.

Artikel 43. Douanewetgeving en -procedures

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen komen overeen hun respectieve handels- en douanewetgeving alsmede hun respectieve handels- en douaneprocedures zoveel mogelijk te baseren op:

    • a. de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures van 1999, de materiële elementen van het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de WDO, het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem en andere internationale instrumenten en normen die op het gebied van douane en handel van toepassing zijn;

    • b. de noodzaak de legitieme handel te beschermen en te bevorderen;

    • c. de noodzaak onnodige en discriminerende lasten voor marktdeelnemers te voorkomen, maatregelen tegen fraude en corruptie te treffen en marktdeelnemers die de wettelijke voorschriften goed naleven extra faciliteiten te verlenen;

    • d. de noodzaak voor elke partij één enkel administratief document of elektronisch equivalent daarvan te gebruiken;

    • e. de toepassing van moderne douanetechnieken, zoals risicobeoordeling, vereenvoudigde procedures voor de binnenkomst en de vrijgave van goederen, controles na de vrijgave en bedrijfsaudits;

    • f. transparantie, doeltreffendheid en evenredigheid, teneinde de kosten te verminderen en de voorspelbaarheid voor de marktdeelnemers te vergroten;

    • g. de noodzaak erop toe te zien dat de eisen en procedures die van toepassing zijn op de in-, uit- en doorvoer van goederen niet discriminerend zijn, hoewel zendingen verschillend mogen worden behandeld op grond van objectieve criteria voor de risicobeoordeling;

    • h. de geleidelijke ontwikkeling van systemen, met inbegrip van die welke zijn gebaseerd op informatietechnologie, voor zowel invoer- als uitvoerverrichtingen, teneinde de uitwisseling van informatie tussen marktdeelnemers, douanediensten en andere instanties te vergemakkelijken;

    • i. de invoering van systemen die de invoer van goederen vergemakkelijken door het gebruik van vereenvoudigde douaneregelingen en -procedures, waaronder inklaring vóór aankomst;

    • j. de afschaffing van alle vereisten ten aanzien van het verplichte gebruik van inspecties vóór verzending, zoals bedoeld in de WTO-overeenkomst inzake inspecties vóór verzending, of van soortgelijke vereisten;

    • k. de toepassing van voorschriften die waarborgen dat geen onevenredige sancties worden opgelegd wegens geringe overtredingen van douaneregelingen of procedurele voorschriften, en dat de toepassing ervan niet leidt tot onnodige vertraging bij de douaneafhandeling;

    • l. een systeem van bindende uitspraken over douaneaangelegenheden, met name over de tariefindeling en de oorsprongsregels, in overeenstemming met hun respectieve wettelijke voorschriften;

    • m. de vergemakkelijking van doorvoer;

    • n. de afschaffing van alle vereisten met betrekking tot de verplichte inschakeling van douane-expediteurs, en

    • o. transparante, niet-discriminerende en evenredige voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs.

  • 2 Om de werkmethoden te verbeteren en de transparantie en doeltreffendheid van de douaneafhandeling te waarborgen:

    • a. zorgen de partijen er door de toepassing van anticorruptiemaatregelen op dit gebied voor dat de hoogste integriteitsnormen in acht worden genomen;

    • b. nemen de partijen nadere maatregelen om de gegevens in de door de douane en andere, verwante instanties benodigde documentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;

    • c. vereenvoudigen de partijen waar mogelijk de eisen en formaliteiten, zodat goederen snel worden vrijgegeven en ingeklaard;

    • d. zorgen de partijen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende procedures om op te komen tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane en andere instanties betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen. Die procedures moeten eenvoudig toegankelijk zijn, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en

    • e. scheppen de partijen een goed klimaat voor de doeltreffende handhaving van de wettelijke vereisten.

Artikel 44. Vergemakkelijking van de doorvoer

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen waarborgen de vrije doorvoer over hun grondgebied volgens de route die daarvoor het meest geschikt is. Eventuele controles of eisen moeten niet-discriminerend en evenredig zijn en overal op dezelfde wijze worden toegepast.

  • 2 Onverminderd rechtmatige douanecontroles behandelen de partijen de doorvoer van goederen niet ongunstiger dan de in- en uitvoer en het verkeer van interne goederen.

  • 3 De partijen:

    • a. hanteren entrepotregelingen waarmee goederen, onder voorbehoud van een passende zekerheidsstelling, zonder betaling van rechten en andere heffingen kunnen worden doorgevoerd;

    • b. bevorderen regionale doorvoerregelingen en voeren deze uit;

    • c. passen internationale normen en instrumenten in verband met de doorvoer toe, en

    • d. stimuleren de coördinatie tussen alle betrokken instanties, zowel intern als grensoverschrijdend.

Artikel 45. Relaties met het bedrijfsleven

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen:

  • a. erop toe te zien dat alle wettelijke voorschriften, procedures en vergoedingen en heffingen op douanegebied, alsmede waar mogelijk de nodige toelichtingen, openbaar worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg;

  • b. voor zover mogelijk tijdig en regelmatig overleg te voeren met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot de douane en douanegerelateerde handelsaangelegenheden;

  • c. in voorkomend geval nieuwe of gewijzigde wettelijke voorschriften en nieuwe of gewijzigde procedures op zodanige wijze in te voeren en in werking te doen treden dat handelaren zich goed kunnen voorbereiden op de naleving daarvan. De partijen maken administratieve berichten ter zake openbaar, met name over de eisen voor douane-expediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en contactpunten voor het inwinnen van informatie, en

  • d. de samenwerking tussen de marktdeelnemers en de betrokken diensten te stimuleren door toepassing van instrumenten als memoranda van overeenstemming.

Artikel 46. Vaststelling van de douanewaarde

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van aangelegenheden in verband met de vaststelling van de douanewaarde.

Artikel 47. Harmonisatie van douanenormen op regionaal niveau

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen bevorderen de harmonisatie van de douanewetgeving, -procedures, -normen en -vereisten.

  • 2 Elk van de partijen bepaalt zelf de inhoud en het tempo van dit proces.

Artikel 48. Steun voor de douanediensten van de SADC-EPO-staten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen het belang van steun voor de douanediensten van de SADC-EPO-staten bij de uitvoering van dit hoofdstuk, in overeenstemming met de bepalingen van Deel I, hoofdstuk III.

  • 2 De prioriteitsgebieden voor die steun zijn:

    • a. de toepassing van moderne douanetechnieken, met inbegrip van:

      • i. risicobeheer,

      • ii. controles na de vrijgave, en

      • iii. automatisering van douaneprocedures;

    • b. de controle van de vaststelling van de douanewaarde, de indeling en de oorsprongsregels, ook met het oog op het voldoen aan het vereiste van artikel 43, lid 1, onder j);

    • c. de vergemakkelijking van de doorvoer en een grotere doeltreffendheid van regionale doorvoerregelingen;

    • d. transparantiekwesties met betrekking tot de bekendmaking en het beheer van alle handelsregelingen en van de vergoedingen en formaliteiten ter zake;

    • e. de invoering en toepassing van procedures en praktijken die geïnspireerd zijn op internationale instrumenten en normen op het gebied van douane en handel, onder meer de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures en het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de WDO.

  • 3 De partijen erkennen dat het noodzakelijk is de specifieke behoeften te evalueren met inachtneming van de situatie in elk land en met gebruikmaking van de WTO- en WDO-instrumenten voor de evaluatie van behoeften of van andere, onderling overeengekomen instrumenten.

Artikel 49. Overgangsregelingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen de noodzaak van overgangsregelingen om de soepele uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk te waarborgen.

  • 2 Met het oog op de noodzaak hun capaciteit op het gebied van douane en handelsbevordering te vergroten en onverminderd hun rechten en verplichtingen in het kader van de WTO geldt voor de SADC-EPO-staten een overgangsperiode van acht (8) jaar om te voldoen aan de in de artikelen 27, 43, 44 en 45 genoemde eisen waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze overeenkomst nog capaciteit moet worden opgebouwd.

  • 3 De Gezamenlijke Raad kan besluiten deze overgangsperiode met twee (2) jaar te verlengen wanneer de noodzakelijke capaciteit nog niet is bereikt.

Artikel 50. Speciaal comité voor douane en handelsbevordering

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen richten een speciaal comité voor douane en handelsbevordering op, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.

  • 2 Het speciaal comité voor douane en handelsbevordering heeft onder meer de volgende taken:

    • a. toezicht houden op de uitvoering en het beheer van dit hoofdstuk en van protocol I;

    • b. bieden van een forum voor overleg en discussie over alle onderwerpen betreffende de douane, zoals oorsprongsregels, algemene douaneprocedures, vaststelling van de douanewaarde, tariefindeling, doorvoer en wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden;

    • c. versterken van de samenwerking bij de ontwikkeling, toepassing en handhaving van de oorsprongsregels en douaneprocedures in verband daarmee, algemene douaneprocedures en wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden;

    • d. versterken van de samenwerking bij de capaciteitsopbouw en de technische bijstand;

    • e. volgen van de uitvoering van artikel 47;

    • f. vaststellen van zijn eigen reglement van orde, en

    • g. behandelen van alle andere onderwerpen waarover de partijen met betrekking tot dit hoofdstuk overeenstemming bereiken.

  • 3 Het speciaal comité voor douane en handelsbevordering komt bijeen op een datum en met een agenda die vooraf door de partijen in onderling overleg zijn vastgesteld.

  • 4 De partijen nemen beurtelings het voorzitterschap van het speciaal comité voor douane en handelsbevordering waar.

  • 5 Het speciaal comité voor douane en handelsbevordering brengt verslag uit aan het Handels- en ontwikkelingscomité.

HOOFDSTUK V. TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 51. Multilaterale verplichtingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 Die rechten en verplichtingen liggen ten grondslag aan de activiteiten van de partijen in het kader van dit hoofdstuk.

Artikel 52. Doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen:

  • a. samen te werken om hun onderlinge goederenverkeer te vergemakkelijken en uit te breiden door binnen het kader van de TBT-overeenkomst van de WTO onnodige handelsbelemmeringen te signaleren, te voorkomen en uit de weg te ruimen;

  • b. samen te werken om de regionale integratie en samenwerking, in het bijzonder tussen de SADC-EPO-staten onderling, bij TBT-aangelegenheden te versterken, en

  • c. technische capaciteit van de SADC-EPO-staten voor TBT-aangelegenheden tot stand te brengen en uit te breiden.

Artikel 53. Toepassingsgebied en definities

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures in de zin van de TBT-overeenkomst van de WTO, voor zover zij gevolgen hebben voor de handel waarop deze overeenkomst betrekking heeft.

Artikel 54. Samenwerking en regionale integratie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen zijn het erover eens dat samenwerking tussen de nationale en regionale autoriteiten die bevoegd zijn voor TBT-aangelegenheden, zowel in de particuliere als in de overheidssector, belangrijk is voor de bevordering van de handel in de regio en tussen de partijen, alsmede voor het algehele proces van regionale integratie, en zij verbinden zich ertoe om met het oog hierop samen te werken.

Artikel 55. Transparantie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw het beginsel van transparantie bij de toepassing van technische voorschriften en normen in overeenstemming met de TBT-overeenkomst van de WTO.

  • 2 De partijen erkennen het belang van doeltreffende mechanismen voor overleg, kennisgeving en informatie-uitwisseling ten aanzien van technische voorschriften en normen in overeenstemming met de TBT-overeenkomst van de WTO.

  • 3 De partijen komen overeen een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing op te zetten om te verzekeren dat de SADC-EPO-staten vooraf in kennis worden gesteld van nieuwe maatregelen van de EU die gevolgen kunnen hebben voor de uitvoer van de SADC-EPO-staten naar de EU. De partijen maken optimaal gebruik van de bestaande mechanismen en voorkomen onnodige overlapping met multilaterale of unilaterale mechanismen.

Artikel 56. Maatregelen in verband met technische handelsbelemmeringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen mechanismen vast te stellen en toe te passen die door de TBT-overeenkomst van de WTO worden ondersteund en het meest geschikt zijn voor specifieke prioritaire kwesties of sectoren. Bij deze mechanismen kan het gaan om:

  • a. intensivering van de samenwerking tussen de partijen, teneinde de toegang tot elkaars markten te vergemakkelijken door de kennis van en het begrip voor elkaars systemen op het gebied van technische voorschriften, normen, metrologie, accreditatie en conformiteitsbeoordeling te vergroten;

  • b. uitwisseling van informatie, vaststelling en toepassing van passende mechanismen voor specifieke kwesties of sectoren, d.w.z. aanpassing aan internationale normen, vertrouwen op de conformiteitsverklaring van de leverancier, gebruik van internationaal erkende accreditatie voor de kwalificatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties en gebruik van internationale test- en certificeringsprogramma’s voor producten;

  • c. aanwijzing en organisatie van sectorspecifieke interventies inzake normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het begrip voor en de toegang tot elkaars markten te bevorderen. Bij de keuze van de sectoren wordt rekening gehouden met de belangrijkste handelsgebieden, met inbegrip van prioritaire producten;

  • d. ontwikkeling van samenwerkingsactiviteiten en -maatregelen, teneinde de uitvoering van de rechten en verplichtingen op grond van de TBT-overeenkomst van de WTO te ondersteunen;

  • e. in voorkomend geval, ontwikkeling van gemeenschappelijke standpunten en wijzen van aanpak inzake praktijken ten aanzien van technische regelgeving, onder meer wat betreft transparantie, overleg, noodzaak en evenredigheid, gebruik van internationale normen, conformiteitsbeoordelingsvereisten, gebruikmaking van effect- en risicobeoordeling, handhaving en markttoezicht;

  • f. waar mogelijk bevordering van harmonisatie op gebieden van wederzijds belang, teneinde te komen tot internationale normen, en het gebruik van dergelijke normen bij de ontwikkeling van technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

  • g. een verbintenis om te zijner tijd onderhandelingen over overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning op gebieden van wederzijds economisch belang te overwegen;

  • h. bevordering van samenwerking tussen de organen van de partijen die verantwoordelijk zijn voor technische voorschriften, metrologie, normalisatie, testen, certificering, inspectie en accreditatie, en

  • i. bevordering van de deelname van de SADC-EPO-staten in internationale normalisatie-instellingen.

Artikel 57. Rol van het Handels- en ontwikkelingscomité bij TBT-aangelegenheden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen dat het Handels- en ontwikkelingscomité bevoegd is:

  • a. toezicht te houden op de uitvoering van dit hoofdstuk en die uitvoering te evalueren;

  • b. TBT-aangelegenheden te coördineren en daarover overleg te voeren;

  • c. prioritaire sectoren en producten en de hieruit voortvloeiende prioritaire gebieden voor samenwerking aan te wijzen en te herzien;

  • d. indien nodig en dienstig, aanbevelingen voor wijzigingen van dit hoofdstuk te formuleren, en

  • e. alle andere onderwerpen te behandelen waarover de partijen met betrekking tot dit hoofdstuk overeenstemming bereiken.

Artikel 58. Capaciteitsopbouw en technische bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van technische voorschriften, normen, metrologie, accreditatie en conformiteitsbeoordeling om de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken.

  • 2 De partijen komen overeen dat prioritaire gebieden voor samenwerking zijn:

    • a. de invoering van passende regelingen voor het delen van deskundigheid, met inbegrip van passende opleidingen om een adequate en duurzame technische competentie van de desbetreffende normalisatie- en conformiteitsbeoordelingsinstanties van de SADC-EPO-staten en wederzijds begrip tussen dergelijke instanties op het grondgebied van de partijen te waarborgen;

    • b. de ontwikkeling van de capaciteit van de SADC-EPO-staten op het gebied van technische voorschriften, metrologie, normen, accreditatie en conformiteitsbeoordeling, onder meer door het oprichten of moderniseren van laboratoria en andere voorzieningen. In dit verband erkennen de partijen het belang van versterking van de regionale samenwerking en de noodzaak rekening te houden met prioritaire producten en sectoren;

    • c. de ontwikkeling en vaststelling, in de SADC-EPO-staten, van geharmoniseerde technische voorschriften, normen, metrologie-, accreditatie- en conformiteitsbeoordelingsprocedures, die zijn gebaseerd op internationale normen ter zake;

    • d. steun voor de deelname van de SADC-EPO-staten aan internationale activiteiten op het gebied van normalisatie, accreditatie en metrologie, en

    • e. de inrichting van TBT-informatie- en meldpunten in de SADC-EPO-staten.

HOOFDSTUK VI. SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 59. Multilaterale verplichtingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 Die rechten en verplichtingen liggen ten grondslag aan de activiteiten van de partijen in het kader van dit hoofdstuk.

Artikel 60. Doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen:

  • a. bij de bevordering van handel en investeringen in de SADC-EPO-staten en tussen de partijen te verzekeren dat de vastgestelde maatregelen niet verder gaan dan nodig is om het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten te beschermen in overeenstemming met de SPS-overeenkomst van de WTO;

  • b. samen te werken om de regionale integratie en in het bijzonder de samenwerking tussen de SADC-EPO-staten op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen („SPS-maatregelen”) te versterken en om bij het aanpakken van problemen die voortvloeien uit SPS-maatregelen betreffende in bijlage VI opgenomen overeengekomen prioritaire producten en sectoren voldoende rekening te houden met de regionale integratie;

  • c. de samenwerking te bevorderen met het oog op de erkenning van passende beschermingsniveaus in het kader van SPS-maatregelen, en

  • d. technische capaciteit van de SADC-EPO-staten voor de uitvoering van en het toezicht op SPS-maatregelen tot stand te brengen en uit te breiden, en daarbij een ruimer gebruik van internationale SPS-normen en andere SPS-aspecten te bevorderen.

Artikel 61. Toepassingsgebied en definities

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de in de SPS-overeenkomst van de WTO en bij internationale normalisatie-instellingen, te weten de Codex Alimentarius-Commissie, het IPPC en de OIE, gebruikte definities.

Artikel 62. Bevoegde instanties

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De SPS-instanties in de partijen zijn bevoegd voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen.

  • 2 De partijen stellen elkaar, in overeenstemming met deze overeenkomst, in kennis van hun respectieve bevoegde SPS-instanties, en van alle wijzigingen daarin.

Artikel 63. Transparantie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw het beginsel van transparantie bij de toepassing van SPS-maatregelen in overeenstemming met de SPS-overeenkomst van de WTO.

  • 2 De partijen erkennen het belang van doeltreffende mechanismen voor overleg, kennisgeving en informatie-uitwisseling ten aanzien van SPS-maatregelen in overeenstemming met de SPS-overeenkomst van de WTO.

  • 3 De partij van invoer stelt de partij van uitvoer in kennis van alle wijzigingen van haar sanitaire en fytosanitaire invoervoorschriften die gevolgen kunnen hebben voor de handel waarop dit hoofdstuk van toepassing is. De partijen verbinden zich ertoe om waar nodig mechanismen voor de uitwisseling van dergelijke informatie in te stellen.

  • 4 De partijen passen bij de vaststelling van invoervoorwaarden het beginsel van zonering of compartimentering toe, waarbij rekening wordt gehouden met internationale normen. Indien mogelijk kunnen van geval tot geval ook zones of compartimenten met een vastgestelde sanitaire of fytosanitaire status door de partijen gezamenlijk worden vastgesteld en voorgesteld, teneinde handelsverstoringen te voorkomen.

Artikel 64. Uitwisseling van informatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen komen overeen een systeem voor vroegtijdige waarschuwing op te zetten om te verzekeren dat de SADC-EPO-staten vooraf in kennis worden gesteld van nieuwe SPS-maatregelen van de EU die gevolgen kunnen hebben voor de uitvoer van de SADC-EPO-staten naar de EU. Dit systeem wordt in voorkomend geval gebaseerd op bestaande mechanismen.

  • 2 De partijen komen overeen samen te werken bij de uitbouw van het netwerk voor epidemiologische surveillance voor dierziekten en op fytosanitair gebied. De partijen wisselen informatie uit over het vóórkomen van schadelijke organismen en ziekten waarvan bekend is dat zij onmiddellijk gevaar voor de andere partij opleveren.

Artikel 65. Rol van het Handels- en ontwikkelingscomité bij SPS-aangelegenheden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het Handels- en ontwikkelingscomité is bevoegd:

  • a. toezicht te houden op de uitvoering van dit hoofdstuk en die uitvoering te evalueren;

  • b. adviezen en aanbevelingen voor de uitvoering van dit hoofdstuk te formuleren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

  • c. een forum te bieden voor discussie en uitwisseling van informatie en waar aspecten in verband met samenwerking aan de orde kunnen worden gesteld;

  • d. indien nodig en dienstig, aanbevelingen voor wijzigingen van dit hoofdstuk te formuleren;

  • e. de lijst van prioritaire producten en sectoren in BIJLAGE VI alsmede de hieruit voortvloeiende prioritaire gebieden voor samenwerking te herzien;

  • f. de samenwerking bij de ontwikkeling, toepassing en handhaving van SPS-maatregelen te versterken, en

  • g. alle andere relevante aangelegenheden in verband hiermee te bespreken.

Artikel 66. Overleg

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Indien een van de partijen van oordeel is dat een andere partij maatregelen heeft getroffen die gevolgen kunnen hebben of kunnen hebben gehad voor de toegang tot haar markt, vindt passend overleg plaats teneinde onnodige vertragingen te voorkomen en een passende oplossing te vinden in overeenstemming met de SPS-overeenkomst van de WTO. In dit verband verstrekken de partijen elkaar de namen en adressen van contactpunten met sanitaire en fytosanitaire expertise, teneinde de communicatie en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.

Artikel 67. Samenwerking, capaciteitsopbouw en technische bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen:

  • a. de samenwerking tussen vergelijkbare instellingen van de partijen te bevorderen;

  • b. samen te werken bij de bevordering van de regionale harmonisatie van maatregelen en de ontwikkeling van passende regelgevingskaders en beleidsmaatregelen binnen en tussen de SADC-EPO-staten en zo te zorgen voor meer intraregionale handel en investeringen, en

  • c. samen te werken op de volgende prioritaire gebieden:

    • i. de opbouw van technische capaciteit in de particuliere en overheidssector van de SADC-EPO-staten om sanitaire en fytosanitaire controle mogelijk te maken, met inbegrip van opleidingen en informatiebijeenkomsten over inspectie, certificering, toezicht en controle;

    • ii. de opbouw van capaciteit in de SADC-EPO-staten met het oog op behoud en uitbreiding van hun markttoegangsmogelijkheden;

    • iii. de opbouw van capaciteit om te waarborgen dat goedgekeurde maatregelen geen onnodige handelsbelemmeringen worden, waarbij erkend wordt dat partijen het recht hebben hun eigen passende beschermingsniveau vast te stellen;

    • iv. de uitbreiding van de technische capaciteit voor de uitvoering van en het toezicht op SPS-maatregelen, met inbegrip van de bevordering van een ruimer gebruik van internationale normen;

    • v. de bevordering van samenwerking bij de uitvoering van de SPS-overeenkomst van de WTO, in het bijzonder door verbetering van de kennisgevingsprocedures en uitbreiding van het aantal informatiepunten in de SADC-EPO-staten, alsmede bij andere aangelegenheden betreffende internationale normalisatie-instellingen ter zake;

    • vi. de ontwikkeling van de capaciteit voor risicoanalyse, harmonisatie, naleving, testen, certificering, residubewaking, traceerbaarheid en accreditatie, onder meer door het oprichten of moderniseren van laboratoria en andere voorzieningen, teneinde de SADC-EPO-staten te helpen aan de internationale normen te voldoen. In dit verband erkennen de partijen het belang van versterking van de regionale samenwerking en de noodzaak rekening te houden met de in overeenstemming met dit hoofdstuk vastgestelde prioritaire producten en sectoren, en

    • vii. steun voor de deelname van de SADC-EPO-staten in internationale normalisatie-instellingen ter zake.

HOOFDSTUK VII. LANDBOUW

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 68. Samenwerking op het gebied van landbouw

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen benadrukken het belang van de landbouwsector voor de SADC-EPO-staten wat betreft de voedselzekerheid, het scheppen van werkgelegenheid in plattelandsgebieden, het vergroten van de inkomens van landbouwbedrijven, het creëren van een inclusieve plattelandseconomie, en als basis voor verdergaande industrialisering en voor duurzame ontwikkeling, alsmede om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.

  • 2 Het gebruik van uitvoersubsidies op landbouwproducten in de handel tussen de partijen is met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst niet toegestaan.

  • 3 De EU en de SADC-EPO-staten sluiten een landbouwpartnerschap teneinde een gedachtewisseling tussen de partijen onder meer over landbouw, voedselzekerheid, ontwikkeling, regionale waardeketens en integratie te vergemakkelijken. De door het landbouwpartnerschap bestreken aangelegenheden en de voorschriften voor de werking ervan worden in onderlinge overeenstemming door de partijen vastgesteld in het in artikel 103 bedoelde comité.

HOOFDSTUK VIII. LOPENDE BETALINGEN EN KAPITAALBEWEGINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 69. Lopende betalingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 70 en 71 verbinden de partijen zich ertoe alle betalingen in vrij converteerbare valuta voor lopende transacties tussen hun ingezetenen toe te staan en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.

  • 2 De partijen kunnen de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat het bepaalde in lid 1 niet wordt gebruikt voor het verrichten van overschrijvingen die niet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving van een partij.

Artikel 70. Vrijwaringsmaatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Wanneer betalingen en kapitaalbewegingen tussen de partijen in uitzonderlijke omstandigheden ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid van een of meer SADC-EPO-staten of een of meer lidstaten van de Europese Unie, kan de EU of de betrokken SADC-EPO-staat voor ten hoogste zes (6) maanden strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van betalingen en kapitaalbewegingen nemen.

  • 2 De Gezamenlijke Raad wordt onverwijld van de vaststelling van vrijwaringsmaatregelen en zo spoedig mogelijk van een tijdschema voor de opheffing ervan in kennis gesteld.

Artikel 71. Betalingsbalansmoeilijkheden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans of de buitenlandse financiële positie van een of meer lidstaten van de Europese Unie of van een SADC-EPO-staat ernstige moeilijkheden voordoen of dreigen voor te doen, kan die lidstaat respectievelijk die SADC-EPO-staat in overeenstemming met de voorwaarden bepaald in de WTO-overeenkomst en de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds beperkende maatregelen treffen, die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen gaan dan nodig is om de situatie van de betalingsbalans te corrigeren. Een partij die dergelijke maatregelen heeft getroffen of gehandhaafd, stelt de andere partij daarvan onverwijld in kennis en legt zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van deze maatregelen voor.

HOOFDSTUK IX. HANDEL IN DIENSTEN EN INVESTERINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 72. Doelstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen erkennen het toenemende belang van de handel in diensten en investeringen voor de ontwikkeling van hun economieën en herbevestigen hun verbintenis met betrekking tot diensten in de artikelen 41, 42 en 43 van de Overeenkomst van Cotonou en hun respectieve rechten en verplichtingen in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten („GATS”).

Artikel 73. Handel in diensten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen kunnen onderhandelingen over de handel in diensten voeren met het oog op uitbreiding van het toepassingsgebied van deze overeenkomst. In dit verband hebben Botswana, Lesotho, Mozambique en Swaziland („deelnemende SADC-EPO-staten”), enerzijds, en de EU, anderzijds, onderhandelingen over de handel in diensten geopend, die zij zullen voortzetten.

  • 2 Aan de onderhandelingen tussen de EU en de deelnemende SADC-EPO-staten liggen de volgende beginselen ten grondslag:

    • a. de onderhandelingen hebben betrekking op de definities en beginselen voor de liberalisering van de handel in diensten;

    • b. de onderhandelingen hebben betrekking op de lijsten van verbintenissen, waarin de voorwaarden die van toepassing zijn op de liberalisering van de handel in diensten worden omschreven. Die voorwaarden moeten per geliberaliseerde sector worden vermeld en moeten, waar nodig, beperkingen inzake markttoegang en nationale behandeling alsook overgangsperioden voor de liberalisering omvatten;

    • c. bij de onderhandelingen wordt tevens regelgeving ter ondersteuning van de liberalisering van de handel in diensten besproken;

    • d. de liberalisering van de handel in diensten moet voldoen aan de vereisten van artikel V van de GATS;

    • e. de liberalisering van de handel in diensten moet wederzijds en asymmetrisch zijn, rekening houdend met de ontwikkelingsbehoeften van de deelnemende SADC-EPO-staten. Dit kan er tevens toe leiden dat bepalingen inzake samenwerking en speciale en gedifferentieerde behandeling worden opgenomen;

    • f. de onderhandelingen moeten voortbouwen op de relevante bepalingen van bestaande toepasselijke rechtskaders.

  • 3 De EU en de deelnemende SADC-EPO-staten komen overeen samen te werken bij de versterking van de regelgevingskaders van de deelnemende SADC-EPO-staten alsmede de uitvoering te ondersteunen van de verbintenissen die voortvloeien uit de onderhandelingen overeenkomstig artikel 13, lid 5. De partijen erkennen dat, overeenkomstig artikel 13, lid 8, de opbouw van handelscapaciteit de ontwikkeling van economische activiteiten kan ondersteunen.

  • 4 Indien een partij bij deze overeenkomst geen partij is bij een overeenkomst inzake de handel in diensten waarover overeenkomstig de leden 1 en 2 is onderhandeld en tot die overeenkomst wenst toe te treden, kan zij onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding daartoe.

  • 5 Indien een overeenkomst die voortvloeit uit de in de leden 1 en 4 bedoelde onderhandelingen, leidt tot resultaten die onverenigbaar blijken met de toekomstige ontwikkeling van een regionaal kader van de SADC voor diensten, zullen de partijen bij de onderhavige overeenkomst onderhandelingen aangaan om deze overeenkomst in overeenstemming te brengen met een dergelijk regionaal kader en tegelijkertijd zorgen voor een evenwichtige verdeling van de voordelen.

Artikel 74. Handel en investeringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De EU en de deelnemende SADC-EPO-staten komen overeen samen te werken op het gebied van investeringen overeenkomstig artikel 13, lid 6, en kunnen in de toekomst onderhandelingen in overweging nemen over de sluiting van een overeenkomst inzake investeringen in andere economische sectoren dan de dienstensector.

  • 2 Indien een partij bij deze overeenkomst geen partij is bij een overeenkomst inzake investeringen waarover overeenkomstig lid 1 is onderhandeld en tot die overeenkomst wenst toe te treden, kan zij onderhandelen over de voorwaarden voor toetreding daartoe.

  • 3 Indien een overeenkomst die voortvloeit uit de in de leden 1 en 2 bedoelde onderhandelingen, leidt tot resultaten die onverenigbaar blijken met de toekomstige ontwikkeling van een regionaal kader van de SADC voor investeringen, zullen de partijen bij de onderhavige overeenkomst gezamenlijk inspanningen doen om deze overeenkomst in overeenstemming te brengen met een dergelijk regionaal kader en tegelijkertijd zorgen voor een evenwichtige verdeling van de voordelen.

DEEL III. VERMIJDEN EN BESLECHTEN VAN GESCHILLEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

HOOFDSTUK I. DOELSTELLING EN TOEPASSINGSGEBIED

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 75. Doelstelling

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Het doel van deel III is geschillen tussen de partijen over de interpretatie en de toepassing van deze overeenkomst te vermijden of te beslechten teneinde waar mogelijk tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

  • 2 In het kader van geschillen die betrekking hebben op een of meer van haar collectieve maatregelen, treedt de SACU voor de toepassing van dit Deel als collectief op en is voor de EU de SACU als zodanig de andere partij in het geschil.

  • 3 In het kader van geschillen die betrekking hebben op een of meer van zijn individuele maatregelen, treedt een SADC-EPO-staat voor de toepassing van dit Deel individueel op en is voor de EU uitsluitend de specifieke staat die haars inziens een bepaling van deze overeenkomst heeft geschonden de andere partij in het geschil.

Artikel 76. Toepassingsgebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Deel III is van toepassing op alle geschillen over de interpretatie en de toepassing van deze overeenkomst, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

HOOFDSTUK II. OVERLEG EN BEMIDDELING

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 77. Overleg

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen streven ernaar elk in artikel 76 bedoeld geschil op te lossen door te goeder trouw overleg te plegen om tot een schikking in der minne te komen.

  • 2 Een partij verzoekt de andere partij schriftelijk om overleg, met kopie aan het Handels- en ontwikkelingscomité, waarbij zij aangeeft om welke maatregel het gaat en met welke bepalingen van deze overeenkomst de maatregel volgens haar niet in overeenstemming is.

  • 3 Het overleg vindt plaats binnen veertig (40) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek. Het overleg wordt zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij beide partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Alle tijdens het overleg verstrekte informatie blijft vertrouwelijk.

  • 4 Overleg over dringende kwesties, zoals die over bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, vindt plaats binnen vijftien (15) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek en wordt dertig (30) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek geacht te zijn afgesloten.

  • 5 Indien het overleg niet binnen de in respectievelijk lid 3 of lid 4 genoemde termijnen plaatsvindt, of indien het overleg is afgesloten zonder dat een onderling overeengekomen oplossing is bereikt, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel overeenkomstig artikel 79.

Artikel 78. Bemiddeling

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Indien het overleg niet tot een onderling overeengekomen oplossing leidt, kunnen de partijen overeenkomen een beroep te doen op een bemiddelaar. Tenzij de partijen anders overeenkomen, heeft het mandaat van de bemiddelaar betrekking op de in het verzoek om overleg genoemde aangelegenheid.

  • 2 Tenzij de partijen binnen vijftien (15) dagen na de datum van de overeenstemming over het verzoek om bemiddeling overeenstemming over een bemiddelaar bereiken, wijst de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité of diens vertegenwoordiger door middel van loting uit de groep personen op de in artikel 94 bedoelde lijst een bemiddelaar aan die geen onderdaan van een van de partijen is. De loting vindt binnen vijfentwintig (25) dagen na de datum van de overeenstemming over het verzoek om bemiddeling plaats in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen. De bemiddelaar roept de partijen uiterlijk dertig (30) dagen na zijn aanwijzing bijeen. Hij krijgt de stukken van elk van de partijen uiterlijk vijftien (15) dagen voor de bijeenkomst en hij geeft uiterlijk vijfenveertig (45) dagen na zijn aanwijzing een advies.

  • 3 Het advies van de bemiddelaar kan een aanbeveling omvatten over de wijze waarop het geschil in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst kan worden opgelost. Het advies van de bemiddelaar is niet bindend.

  • 4 De partijen kunnen overeenkomen de in lid 2 genoemde termijnen te wijzigen. De bemiddelaar kan op verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief ook besluiten deze termijnen te wijzigen wegens de buitengewone moeilijkheden die de betrokken partij ondervindt of wegens de complexiteit van de zaak.

  • 5 De bemiddelingsprocedure en in het bijzonder alle tijdens de procedure door de partijen verstrekte informatie en ingenomen standpunten blijven vertrouwelijk.

HOOFDSTUK III. GESCHILLENBESLECHTINGSPROCEDURES

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 79. Inleiding van de arbitrageprocedure

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Wanneer de partijen er niet in zijn geslaagd het geschil door middel van het in artikel 77 bedoelde overleg of de in artikel 78 bedoelde bemiddeling op te lossen, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.

  • 2 Het verzoek om instelling van een arbitragepanel moet schriftelijk worden gedaan bij de partij waartegen de klacht gericht is en bij het Handels- en ontwikkelingscomité. De klagende partij vermeldt in haar verzoek de specifieke maatregelen die in het geding zijn en legt uit waarom die maatregelen een inbreuk op de bepalingen van deze overeenkomst zijn.

Artikel 80. Instelling van het arbitragepanel

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een arbitragepanel bestaat uit drie (3) arbiters.

  • 2 Binnen tien (10) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om instelling van een arbitragepanel stelt elke partij een arbiter aan. Binnen twintig (20) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om instelling van een arbitragepanel stellen de twee (2) arbiters een derde arbiter aan, die als voorzitter van het arbitragepanel zal fungeren. De voorzitter van het arbitragepanel is geen onderdaan van een van de partijen en woont niet permanent op het grondgebied van een van de partijen.

  • 3 Indien niet binnen twintig (20) dagen alle drie (3) arbiters zijn aangesteld, of indien een van de partijen binnen tien (10) dagen na de aanstelling van de derde arbiter schriftelijk een met redenen omkleed bezwaar tegen de aangestelde arbiters indient bij het Handels- en ontwikkelingscomité, kan elk van beide partijen de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie (3) panelleden door middel van loting aan te wijzen uit de in artikel 94 bedoelde lijst, te weten één lid uit de personen die door de klagende partij zijn voorgedragen, één lid uit de personen die door de partij waartegen de klacht gericht is, zijn voorgedragen en één lid uit de personen die door de partijen zijn aangewezen om als voorzitter te fungeren. Wanneer de partijen het over een of meer leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens de in dit lid bedoelde procedure aangewezen.

  • 4 De voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité of diens vertegenwoordiger wijst in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen binnen vijf (5) dagen na de datum van ontvangst van het in lid 3 bedoelde verzoek van een van de partijen de arbiters aan.

  • 5 De datum van instelling van het arbitragepanel is de datum waarop de drie (3) arbiters uiteindelijk worden aangewezen.

Artikel 81. Tussentijds panelverslag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het arbitragepanel geeft de partijen in de regel uiterlijk honderdtwintig (120) dagen na de datum van instelling ervan kennis van een tussentijds verslag met een beschrijving van het geschil en met zijn bevindingen en conclusies. In dringende gevallen wordt de termijn verkort tot zestig (60) dagen. Een partij kan het arbitragepanel binnen vijftien (15) dagen na de kennisgeving van het tussentijdse verslag schriftelijke opmerkingen over specifieke aspecten van het tussentijdse verslag doen toekomen.

Artikel 82. Arbitrale uitspraak

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Het arbitragepanel stelt de partijen en het Handels- en ontwikkelingscomité binnen honderdvijftig (150) dagen na de datum van instelling ervan in kennis van zijn uitspraak. Wanneer het arbitragepanel van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het panel de partijen en het Handels- en ontwikkelingscomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel zijn werkzaamheden denkt te kunnen voltooien. In geen geval mag van de uitspraak later dan honderdtachtig (180) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden kennisgegeven.

  • 2 In dringende gevallen, zoals bij bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, stelt het arbitragepanel alles in het werk om binnen negentig (90) dagen na de datum van instelling ervan van zijn uitspraak kennis te geven. Het arbitragepanel kan binnen tien (10) dagen na de datum van instelling ervan een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.

  • 3 Elk van de partijen kan het arbitragepanel verzoeken een aanbeveling te doen over de vraag hoe de partij waartegen de klacht gericht is, aan de overeenkomst kan voldoen.

Artikel 83. Naleving van de arbitrale uitspraak

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partij waartegen de klacht gericht is, neemt alle nodige maatregelen om de arbitrale uitspraak na te leven en beide partijen streven ernaar overeenstemming te bereiken over de termijn waarbinnen die uitspraak moet worden nageleefd.

Artikel 84. Redelijke termijn voor naleving

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Uiterlijk dertig (30) dagen na de datum van ontvangst door de partijen van de kennisgeving van de arbitrale uitspraak stelt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij en het Handels- en ontwikkelingscomité in kennis van de redelijke termijn die zij nodig heeft om de arbitrale uitspraak na te leven.

  • 2 Na de kennisgeving door de partij waartegen de klacht gericht is, streven de partijen ernaar overeenstemming te bereiken over een redelijke termijn. Indien de partijen het niet eens worden over de redelijke termijn voor naleving van de arbitrale uitspraak, verzoekt de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel binnen dertig (30) dagen na de datum van de kennisgeving krachtens lid 1 schriftelijk om een redelijke termijn vast te stellen. De partij waartegen de klacht gericht is en het Handels- en ontwikkelingscomité worden tegelijkertijd van dit verzoek in kennis gesteld. Het arbitragepanel stelt de partijen en het Handels- en ontwikkelingscomité binnen dertig (30) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek in kennis van zijn uitspraak.

  • 3 Het arbitragepanel houdt bij de vaststelling van de redelijke termijn rekening met de tijd die de partij waartegen de klacht gericht is normaliter nodig heeft om wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die vergelijkbaar zijn met die welke door die partij noodzakelijk worden geacht om naleving te waarborgen. Het arbitragepanel houdt ook rekening met capaciteitsbeperkingen en het verschil in ontwikkeling, die van invloed kunnen zijn op de vaststelling van de noodzakelijke maatregelen door de partij waartegen de klacht gericht is.

  • 4 Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 80 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt vijfenveertig (45) dagen na de datum van ontvangst van het in lid 2 bedoelde verzoek.

  • 5 De partijen kunnen de redelijke termijn in onderling overleg verlengen.

Artikel 85. Onderzoek van de maatregelen tot naleving van de arbitrale uitspraak

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de klagende partij en het Handels- en ontwikkelingscomité vóór afloop van de redelijke termijn in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen om de arbitrale uitspraak na te leven.

  • 2 Wanneer er tussen de partijen onenigheid bestaat over de verenigbaarheid van een maatregel waarvan krachtens lid 1 is kennisgegeven met de bepalingen van deze overeenkomst, kan de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven om welke specifieke maatregel het gaat en wordt uiteengezet waarom deze niet verenigbaar is met de bepalingen van deze overeenkomst. Het arbitragepanel geeft binnen negentig (90) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek kennis van zijn uitspraak. In dringende gevallen, zoals bij bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, geeft het arbitragepanel binnen vijfenveertig (45) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek kennis van zijn uitspraak.

  • 3 Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 80 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt honderdvijf (105) dagen na de datum van ontvangst van het in lid 2 bedoelde verzoek.

Artikel 86. Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Indien de partij waartegen de klacht gericht is niet vóór afloop van de redelijke termijn kennisgeeft van de maatregelen die zij heeft getroffen om de arbitrale uitspraak na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan krachtens artikel 85, lid 1, is kennisgegeven, niet verenigbaar is met de bepalingen van deze overeenkomst, doet de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij, op verzoek van deze laatste, een compensatieaanbod. Deze compensatie kan geheel of ten dele bestaan uit een financiële vergoeding, hoewel geen enkele bepaling van deze overeenkomst de partij waartegen de klacht gericht is, verplicht een dergelijke financiële vergoeding aan te bieden.

  • 2 Indien de partijen binnen dertig (30) dagen na afloop van de redelijke termijn of na de in artikel 85 bedoelde arbitrale uitspraak dat een nalevingsmaatregel niet verenigbaar is met deze overeenkomst, geen overeenstemming bereiken over compensatie, is de klagende partij gerechtigd om, na de partij waartegen de klacht gericht is hiervan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen vast te stellen.

  • 3 Wanneer de klagende partij dergelijke maatregelen vaststelt, streeft zij ernaar maatregelen te kiezen die evenredig aan de schending zijn en zo min mogelijk van invloed zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en houdt zij rekening met de gevolgen ervan voor de economie van de partij waartegen de klacht gericht is en voor elk van de SADC-EPO-staten.

  • 4 Indien de EU uiterlijk bij het verstrijken van de redelijke termijn geen kennis geeft van de maatregelen die zij heeft getroffen om de arbitrale uitspraak na te leven of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan krachtens artikel 85, lid 1, is kennisgegeven, niet verenigbaar is met de verplichtingen van die partij uit hoofde van deze overeenkomst, en de klagende partij aanvoert dat de vaststelling van passende maatregelen tot aanzienlijke schade voor haar economie zou leiden, overweegt de EU een financiële vergoeding aan te bieden.

  • 5 De EU betracht de nodige terughoudendheid bij het vragen van compensatie of bij de vaststelling van passende maatregelen uit hoofde van de leden 1 of 2.

  • 6 De compensatie of de passende maatregelen zijn van tijdelijke aard en worden slechts toegepast totdat de maatregel waarvan is vastgesteld dat die in strijd is met de bepalingen van deze overeenkomst, is ingetrokken of is gewijzigd en met die bepalingen in overeenstemming is gebracht, of totdat de partijen zijn overeengekomen hun geschil bij te leggen.

  • 7 Voor de toepassing van de artikelen 86 en 87 worden met „passende maatregelen” maatregelen bedoeld die vergelijkbaar zijn met die op grond van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen („DSU”), dat is neergelegd in bijlage 2 bij de WTO-overeenkomst.

Artikel 87. Onderzoek van de nalevingsmaatregelen getroffen na de vaststelling van passende maatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de klagende partij en het Handels- en ontwikkelingscomité in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen om de arbitrale uitspraak na te leven en van haar verzoek om beëindiging van de toepassing van passende maatregelen door de klagende partij.

  • 2 Indien de partijen binnen dertig (30) dagen na de datum van kennisgeving geen overeenstemming bereiken over de verenigbaarheid van de maatregel waarvan is kennisgegeven met de bepalingen van deze overeenkomst, verzoekt de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk hierover uitspraak te doen. De partij waartegen de klacht gericht is en het Handels- en ontwikkelingscomité worden van dit verzoek in kennis gesteld. Van de arbitrale uitspraak wordt binnen vijfenveertig (45) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek kennisgegeven aan de partijen en het Handels- en ontwikkelingscomité. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een nalevingsmaatregel niet in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst is, besluit het of de klagende partij passende maatregelen mag blijven toepassen. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een nalevingsmaatregel in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst is, worden de passende maatregelen beëindigd.

  • 3 Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of één of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 80 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het in lid 2 bedoelde verzoek.

HOOFDSTUK IV. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 88. Onderling overeengekomen oplossing

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen kunnen te allen tijde onderling een oplossing voor een onder dit hoofdstuk vallend geschil overeenkomen. Zij stellen het Handels- en ontwikkelingscomité en in voorkomend geval het arbitragepanel van die oplossing in kennis. Na goedkeuring van de onderling overeengekomen oplossing wordt de geschillenbeslechtingsprocedure beëindigd.

Artikel 89. Reglement van orde en gedragscode

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen komen binnen twaalf (12) maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot overeenstemming over een reglement van orde en een gedragscode, die zullen worden goedgekeurd door de Gezamenlijke Raad.

  • 2 De vergaderingen van het arbitragepanel zijn overeenkomstig het reglement van orde openbaar, tenzij het arbitragepanel op eigen initiatief of op verzoek van de partijen anderszins besluit. Het arbitragepanel komt achter gesloten deuren bijeen wanneer de door een partij ingediende stukken of de argumenten van een partij vertrouwelijke informatie bevatten.

Artikel 90. Informatie en technisch advies

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het arbitragepanel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief informatie inwinnen bij alle bronnen, met inbegrip van de bij het geschil betrokken partijen, die het voor de arbitrageprocedure nuttig acht. Het arbitragepanel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen wanneer het dat nuttig acht. Belanghebbenden kunnen overeenkomstig het reglement van orde als amicus curiae opmerkingen bij het arbitragepanel indienen. Alle op deze manier verkregen informatie moet aan de partijen worden medegedeeld en voor opmerkingen aan hen worden voorgelegd.

Artikel 91. Taal van de stukken en opmerkingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de schriftelijke stukken en de mondelinge opmerkingen van de partijen wordt een van de officiële talen van de partijen gebruikt.

  • 2 De partijen streven ernaar om voor elke specifieke procedure in het kader van dit deel een gemeenschappelijke werktaal overeen te komen. Indien de partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een gemeenschappelijke werktaal, draagt elk van de partijen de zorg en de kosten voor de vertaling van haar schriftelijke stukken en voor vertolking tijdens hoorzittingen in de taal die is gekozen door de partij waartegen de klacht gericht is, tenzij die taal een officiële taal van die partij is. Bij het streven naar overeenstemming over een gemeenschappelijke werktaal houdt de EU rekening met het potentiële effect van de kosten ervan voor de SADC-EPO-staten.

Artikel 92. Interpretatieregels

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het arbitragepanel legt de bepalingen van deze overeenkomst uit volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van het internationaal publiekrecht, met inbegrip van die welke in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht zijn neergelegd. De uitspraken van het arbitragepanel kunnen de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet verruimen of beperken.

Artikel 93. Arbitrale uitspraken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Het arbitragepanel stelt alles in het werk om elk besluit bij consensus te nemen. Wanneer het evenwel niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt een besluit bij meerderheid van stemmen genomen.

  • 2 De uitspraak vermeldt de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst alsmede de aan de bevindingen en conclusies van het panel ten grondslag liggende motivering. Het Handels- en ontwikkelingscomité maakt de arbitrale uitspraak openbaar, maar kan besluiten dat niet te doen.

Artikel 94. Lijst van arbiters

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Het Handels- en ontwikkelingscomité stelt uiterlijk drie (3) maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst een lijst op van eenentwintig (21) personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden. Elk van de partijen wijst acht (8) personen aan die als arbiter in aanmerking komen. De partijen wijzen in onderling overleg tevens vijf (5) personen aan die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het arbitragepanel kunnen optreden. Het Handels- en ontwikkelingscomité ziet erop toe dat de lijst te allen tijde overeenkomstig dit artikel bijgewerkt is.

  • 2 De arbiters beschikken over gespecialiseerde kennis over onder deze overeenkomst vallende onderwerpen of over ervaring op het gebied van recht en internationale handel. Zij dienen onafhankelijk te zijn, op persoonlijke titel op te treden, geen instructies aan te nemen van enige organisatie of regering en niet verbonden te zijn aan de regering van een van de partijen, en dienen zich te houden aan de aan het reglement van orde gehechte gedragscode.

  • 3 Het Handels- en ontwikkelingscomité kan een aanvullende lijst van vijftien (15) personen met sectorale expertise op specifieke onder deze overeenkomst vallende onderwerpen opstellen. Wanneer de selectieprocedure van artikel 80 wordt toegepast, kan de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité met instemming van beide partijen van die sectorale lijst gebruikmaken.

Artikel 95. Verhouding tot WTO-verplichtingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De krachtens deze overeenkomst ingestelde arbitragepanels doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplichtingen van een partij uit hoofde van de WTO-overeenkomst.

  • 2 Een beroep op de bepalingen van deze overeenkomst over geschillenbeslechting doet geen afbreuk aan enige rechtsvordering in het kader van de WTO, met inbegrip van die tot beslechting van een geschil. Wanneer echter een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor de beslechting van een geschil heeft ingeleid, hetzij krachtens deze overeenkomst, hetzij krachtens de WTO-overeenkomst, kan zij in verband met dezelfde maatregel geen procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden totdat de eerste procedure is afgesloten. Voor de toepassing van dit lid worden procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht te zijn ingeleid door het verzoek van een partij tot instelling van een panel overeenkomstig artikel 6 van het DSU.

  • 3 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst belet een partij over te gaan tot een schorsing van verplichtingen die door het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO is toegestaan.

Artikel 96. Termijnen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Alle in dit deel vermelde termijnen, met inbegrip van die waarbinnen de arbitragepanels moeten kennisgeven van hun uitspraken, worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het desbetreffende besluit wordt genomen of het desbetreffende feit plaatsvindt.

  • 2 Alle in dit deel vermelde termijnen kunnen met wederzijdse instemming van de partijen worden verlengd.

DEEL IV. ALGEMENE UITZONDERINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 97. Algemene uitzonderingsclausule

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van de internationale handel vormen, wordt geen enkele bepaling van deze overeenkomst uitgelegd als een beletsel voor een van de partijen om maatregelen vast te stellen of toe te passen die:

  • a. noodzakelijk zijn ter bescherming van de openbare zeden;

  • b. noodzakelijk zijn ter bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;

  • c. verband houden met de invoer of de uitvoer van goud of zilver;

  • d. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig is met de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van maatregelen voor de handhaving van douanevoorschriften, de handhaving van monopolies waarvan de werking in overeenstemming is met artikel II, lid 4, en artikel XVII van de GATT, de bescherming van octrooien, handelsmerken en auteursrechten en de voorkoming van misleidende praktijken;

  • e. betrekking hebben op voortbrengselen van gevangenisarbeid;

  • f. worden opgelegd ter bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;

  • g. betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen gepaard gaan met beperkingen van de interne productie of het interne verbruik;

  • h. uitvoering geven aan verplichtingen die voortvloeien uit een intergouvernementele grondstoffenovereenkomst die beantwoordt aan criteria die aan de overeenkomstsluitende partijen bij de GATT zijn voorgelegd en niet door hen zijn afgewezen of die zelf aan die partijen is voorgelegd en niet is afgewezen6;

  • i. noodzakelijke beperkingen stellen aan de uitvoer van interne grondstoffen om te verzekeren dat de interne verwerkende industrie over voldoende van deze grondstoffen beschikt in perioden waarin de interne prijzen ervan als onderdeel van een stabilisatieprogramma van de overheid onder de wereldmarktprijs worden gehouden, mits zulke beperkingen niet worden gebruikt voor de bescherming van de interne industrie of om de uitvoer van deze industrie te vergroten en niet strijdig zijn met de niet-discriminatiebepalingen van deze overeenkomst, of

  • j. van wezenlijk belang zijn voor de verwerving of distributie van producten waaraan een algemeen of plaatselijk tekort bestaat, mits de maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel dat de partijen en de SADC-EPO-staten recht hebben op een billijk aandeel in het internationale aanbod van die producten en, wanneer zij strijdig zijn met andere bepalingen van deze overeenkomst, worden beëindigd zodra de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de maatregelen, niet meer bestaan.

Artikel 98. Uitzonderingen op grond van veiligheidsoverwegingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat:

    • a. een van de partijen verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen; of

    • b. een van de partijen belet wordt maatregelen te nemen die zij ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht en die:

      • i. betrekking hebben op splijtstoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd, of

      • ii. betrekking hebben op de handel in wapens, munitie en oorlogstuig en op de handel in andere goederen en materialen die direct of indirect wordt gedreven met het doel een militaire inrichting te bevoorraden, of

      • iii. in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen; of

    • c. een van de partijen belet wordt maatregelen te nemen tot handhaving van de internationale vrede en veiligheid ingevolge haar verplichtingen krachtens het Handvest van de Verenigde Naties.

  • 2 Het Handels- en ontwikkelingscomité wordt ingelicht over maatregelen die krachtens lid 1, onder b) en c), worden genomen en over de beëindiging daarvan.

Artikel 99. Belastingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst of van een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling mag worden uitgelegd als beletsel voor een van de partijen om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van haar belastingwetgeving een onderscheid te maken tussen belastingbetalers die niet in dezelfde situatie verkeren, in het bijzonder met betrekking tot hun verblijfplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

  • 2 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst of van een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling mag worden uitgelegd als beletsel voor de vaststelling of handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking in overeenstemming met de fiscale bepalingen van overeenkomsten inzake voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of interne belastingwetgeving.

  • 3 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van enig belastingverdrag. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van een dergelijk verdrag hebben de bepalingen van dat verdrag voorrang voor zover het de strijdige bepalingen betreft.

DEEL V. INSTITUTIONELE BEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 100. Gezamenlijke Raad

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Er wordt een Gezamenlijke Raad SADC-EPO-staten – EU („Gezamenlijke Raad”) opgericht, die toezicht houdt op de uitvoering van deze overeenkomst en deze beheert.

Artikel 101. Samenstelling en taken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De Gezamenlijke Raad bestaat uit de betrokken leden van de Raad van de EU en de betrokken leden van de Europese Commissie of hun vertegenwoordigers, enerzijds, en de betrokken ministers van de SADC-EPO-staten of hun vertegenwoordigers, anderzijds. De eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad wordt gezamenlijk voorgezeten door de partijen.

  • 2 Met betrekking tot aangelegenheden ten aanzien waarvan de SACU voor de toepassing van deze overeenkomst als collectief optreedt, treedt zij in het kader van deze bepaling als collectief op en wordt zij door de EU als zodanig behandeld. Met betrekking tot aangelegenheden ten aanzien waarvan de lidstaten van de SACU in het kader van deze bepaling individueel optreden, treedt de betrokken SACU-lidstaat individueel op en wordt hij door de EU als zodanig behandeld.

  • 3 Onverminderd de in artikel 15 van de Overeenkomst van Cotonou genoemde taken van de Raad van Ministers, heeft de Gezamenlijke Raad de volgende taken:

    • a. hij is verantwoordelijk voor de werking en de uitvoering van deze overeenkomst en ziet toe op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

    • b. hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en die van gemeenschappelijk belang zijn en gevolgen hebben voor de handel tussen de partijen;

    • c. hij behandelt voorstellen en aanbevelingen van de partijen met het oog op de herziening van deze overeenkomst;

    • d. hij doet passende aanbevelingen;

    • e. hij houdt toezicht op de ontwikkeling van de economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen;

    • f. hij houdt toezicht op en evalueert de gevolgen van de bepalingen van deze overeenkomst inzake samenwerking voor de duurzame ontwikkeling;

    • g. hij houdt toezicht op en beoordeelt de vooruitgang op alle door deze overeenkomst bestreken gebieden;

    • h. hij stelt zijn eigen reglement van orde vast;

    • i. hij stelt het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité vast;

    • j. hij houdt toezicht op de werkzaamheden van het Handels- en ontwikkelingscomité, en

    • k. hij voert andere taken uit hoofde van deze overeenkomst uit.

Artikel 102. Beslissingsbevoegdheden en procedures

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst heeft de Gezamenlijke Raad beslissingsbevoegdheid ten aanzien van alle onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden.

  • 2 De besluiten van de Gezamenlijke Raad worden bij consensus genomen en zijn bindend voor de partijen. De partijen nemen de nodige maatregelen om deze besluiten in overeenstemming met hun interne voorschriften uit te voeren.

  • 3 Voor procedurekwesties en procedures voor geschillenbeslechting stelt de Gezamenlijke Raad besluiten en aanbevelingen in onderling overleg tussen de partijen vast.

  • 4 De Gezamenlijke Raad komt met regelmatige tussenpozen van niet meer dan twee (2) jaar bijeen, en wanneer de omstandigheden zulks vereisen in buitengewone vergadering, indien de partijen daartoe gezamenlijk besluiten.

Artikel 103. Handels- en ontwikkelingscomité

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De Gezamenlijke Raad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Handels- en ontwikkelingscomité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk hoge ambtenaren.

  • 2 Het Handels- en ontwikkelingscomité wordt beurtelings voor één jaar voorgezeten door een vertegenwoordiger van elk van de partijen. De eerste vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité wordt gezamenlijk voorgezeten door de partijen.

  • 3 Dat comité kan speciale technische werkgroepen oprichten, die zich bezighouden met specifieke aangelegenheden waarvoor zij deskundigheid bezitten.

  • 4 Dat comité stelt het reglement van orde van de krachtens lid 3 opgerichte speciale technische werkgroepen vast.

  • 5 Dat comité brengt verslag uit en legt verantwoording af aan de Gezamenlijke Raad.

  • 6 Dat comité neemt besluiten of doet aanbevelingen in de gevallen waarin deze overeenkomst hierin voorziet of wanneer de Gezamenlijke Raad het daartoe bevoegdheid heeft verleend. In dat geval neemt het comité zijn besluiten bij consensus.

  • 7 Dat comité heeft in het bijzonder de volgende taken:

    • a. op het gebied van handel:

      • i. toezicht houden op en evalueren van de uitvoering van de besluiten van de Gezamenlijke Raad;

      • ii. vergemakkelijken van en toezicht houden op de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst;

      • iii. bespreken van samenwerkingsprioriteiten en doen van aanbevelingen hierover aan de Gezamenlijke Raad;

      • iv. doen van aanbevelingen aan de Gezamenlijke Raad om potentiële conflicten op door deze overeenkomst bestreken gebieden te voorkomen;

      • v. uitvoeren van andere hieraan door de Gezamenlijke Raad toevertrouwde taken;

      • vi. toezicht houden op de werkzaamheden van de in lid 3 bedoelde speciale technische werkgroepen;

      • vii. toezicht houden op de ontwikkeling van de regionale integratie en van de economische en handelsbetrekkingen tussen de partijen;

      • viii. bespreken van maatregelen ter bevordering van de handel, van investeringen en van zakelijke mogelijkheden tussen de partijen, en uitvoeren van deze maatregelen, en

      • ix. bespreken van alle aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen en alle kwesties die gevolgen kunnen hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

    • b. op het gebied van ontwikkelingssamenwerking:

      • i. toezicht houden op de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst inzake samenwerking en coördineren van maatregelen ter zake met andere donoren;

      • ii. doen van aanbevelingen over handelsgerelateerde samenwerking tussen de partijen;

      • iii. periodiek evalueren van de in deze overeenkomst neergelegde samenwerkingsprioriteiten en in voorkomend geval doen van aanbevelingen over het opnemen van nieuwe prioriteiten;

      • iv. evalueren en bespreken van samenwerkingsaangelegenheden die vallen onder de regionale integratie en de uitvoering van deze overeenkomst, en

      • v. toezicht houden op de gevolgen van de uitvoering van deze overeenkomst voor de duurzame ontwikkeling van de partijen en evalueren van deze gevolgen.

DEEL VI. ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 104. Definitie van de partijen en naleving van de verplichtingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen bij deze overeenkomst zijn Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika, Swaziland en Mozambique, enerzijds („de SADC-EPO-staten”), en de Europese Unie of haar lidstaten dan wel de Europese Unie en haar lidstaten, in het kader van hun respectieve bevoegdheidsgebieden overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), anderzijds („de EU”).

  • 2 De term „partij” heeft naargelang het geval betrekking op de afzonderlijke SADC-EPO-staten enerzijds of op de EU anderzijds.

  • 3 Wanneer in deze overeenkomst naar de SACU wordt verwezen, zoals in artikel 25, lid 1, de artikelen 34, 35 en 101, en in DEEL III, treden Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika en Swaziland als collectief op in de zin van de SACU-overeenkomst.

  • 4 De Gezamenlijke Raad kan besluiten de wijze waarop lid 3 wordt toegepast, te wijzigen.

  • 5 De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen en zien erop toe dat zij de in deze overeenkomst neergelegde doelstellingen in acht nemen.

Artikel 105. Uitwisseling van informatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Om de communicatie met betrekking tot de doeltreffende uitvoering van deze overeenkomst te vergemakkelijken, wijzen de partijen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst elk een coördinator voor de uitwisseling van informatie aan. De aanwijzing van een coördinator voor de uitwisseling van informatie laat de specifieke aanwijzing van bevoegde instanties in het kader van specifieke bepalingen van deze overeenkomst onverlet.

  • 2 Op verzoek van een partij geeft de coördinator van de andere partij aan welk bureau of welke ambtenaar verantwoordelijk is voor enige aangelegenheid die betrekking heeft op de uitvoering van deze overeenkomst en verleent hij de nodige hulp om de communicatie met de verzoekende partij te vergemakkelijken.

  • 3 Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij, voor zover juridisch mogelijk, informatie en beantwoordt zij onverwijld elke vraag over een bestaande of voorgestelde maatregel die gevolgen kan hebben voor de handel tussen de partijen.

Artikel 106. Transparantie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een partij publiceert haar wet- en regelgeving, procedures en algemene administratieve beschikkingen alsmede alle andere verbintenissen krachtens een internationale overeenkomst met betrekking tot enige handelsaangelegenheid die onder deze overeenkomst valt, of maakt deze openbaar. Wanneer dergelijke maatregelen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden vastgesteld, worden zij ter kennis van de andere partij gebracht.

  • 2 Onverminderd de specifieke transparantiebepalingen van deze overeenkomst wordt de in dit artikel bedoelde informatie geacht ter kennis van de andere partij te zijn gebracht wanneer de informatie beschikbaar is gemaakt:

    • a. door middel van een passende kennisgeving aan de WTO; of

    • b. op de officiële, voor iedereen kosteloos toegankelijke website; of

    • c. aan de coördinator van de andere partij.

    Wanneer evenwel de EU dergelijke informatie via een officiële, voor iedereen kosteloos toegankelijke website heeft verspreid, maar niet ter kennis van de WTO heeft gebracht, kunnen de SADC-EPO-staten die wegens capaciteitsbeperkingen problemen hebben met de toegang tot een dergelijke website, de EU verzoeken die informatie aan de desbetreffende coördinator te verstrekken.

  • 3 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij ertoe vertrouwelijke informatie te verstrekken wanneer bekendmaking ervan de rechtshandhaving zou belemmeren, anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen, tenzij bekendmaking nodig mocht zijn in het kader van een procedure voor geschillenbeslechting ingevolge deze overeenkomst. Wanneer een krachtens DEEL III ingesteld panel bekendmaking nodig acht, ziet het erop toe dat de vertrouwelijkheid volledig in acht wordt genomen.

Artikel 107. Tijdelijke moeilijkheden bij de uitvoering

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Een partij die wegens factoren waarop zij geen invloed heeft, moeilijkheden ondervindt om aan haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen, brengt de aangelegenheid onmiddellijk ter kennis van de Gezamenlijke Raad.

Artikel 108. Regionale preferenties

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij ertoe een gunstiger behandeling die zij als onderdeel van haar regionale integratieproces toepast, naar de andere partij uit te breiden.

  • 2 Wanneer een SADC-EPO-staat de EU in het kader van deze overeenkomst een gunstiger behandeling of een voordeel toekent, geldt deze gunstiger behandeling of dit voordeel ook voor de andere SADC-EPO-staten.

Artikel 109. Ultraperifere gebieden van de EU

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Gezien de geografische nabijheid van de ultraperifere gebieden van de EU en de SADC-EPO-staten en ter versterking van de economische en sociale banden tussen die gebieden en de SADC-EPO-staten, streven de partijen ernaar de samenwerking tussen de ultraperifere gebieden van de EU en de SADC-EPO-staten op alle door deze overeenkomst bestreken gebieden te bevorderen.

  • 2 De in lid 1 genoemde doelstellingen worden waar mogelijk ook nagestreefd door de gezamenlijke deelname van de SADC-EPO-staten en de ultraperifere gebieden van de EU aan de kaderprogramma’s en specifieke programma’s van de EU op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.

  • 3 De EU streeft naar coördinatie van de verschillende financiële instrumenten van het cohesie- en ontwikkelingsbeleid van de EU, teneinde de samenwerking tussen de SADC-EPO-staten en de ultraperifere gebieden van de EU op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.

  • 4 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst belet de toepassing door de EU van bestaande maatregelen uit hoofde van artikel 349 VWEU die zijn gericht op verbetering van de structurele economische en sociale situatie van haar ultraperifere gebieden. Het is op grond van deze bepaling verboden andere handelstarieven tussen de partijen te handhaven dan die welke ingevolge BIJLAGE I, DEEL III, punt 2, zijn toegestaan.

Artikel 110. Verhouding tot de Overeenkomst van Cotonou

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Met uitzondering van de bepalingen inzake ontwikkelingssamenwerking in deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou hebben in geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou de bepalingen van deze overeenkomst voorrang voor zover het de strijdige bepalingen betreft.

  • 2 Geen enkele bepaling van deze overeenkomst mag worden uitgelegd als beletsel voor een van de partijen om passende maatregelen uit hoofde van de Overeenkomst van Cotonou vast te stellen.

Artikel 111. Verhouding tot de TDC-overeenkomst

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Voor de verhouding tussen deze overeenkomst en de TDC-overeenkomst gelden de bepalingen van protocol 4.

Artikel 112. Verhouding tot de WTO-overeenkomst

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen komen overeen dat zij op grond van geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht zijn te handelen op een wijze die in strijd is met hun WTO-verplichtingen.

Artikel 113. Inwerkingtreding7

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Deze overeenkomst wordt ondertekend, geratificeerd of goedgekeurd volgens de toepasselijke grondwettelijke of interne voorschriften en procedures van elke partij.

  • 2 Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste (30e) dag na de datum van nederlegging van de laatste akte van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring.

  • 3 In afwachting van de inwerkingtreding van deze overeenkomst komen de EU en de SADC-EPO-staten overeen de bepalingen van de overeenkomst die binnen hun respectieve bevoegdheidsgebied vallen, alvast toe te passen („voorlopige toepassing”). Dit kan gebeuren door middel van voorlopige toepassing, wanneer dat mogelijk is, of door ratificatie van deze overeenkomst.

  • 4 Deze overeenkomst wordt tien (10) dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de voorlopige toepassing door de EU of, indien dit later is, van de ratificatie of voorlopige toepassing door een SADC-EPO-staat, voorlopig toegepast tussen de EU en die SADC-EPO-staat.

  • 5 De in artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 1, bedoelde concessies inzake toegang tot de markt voor landbouwproducten en inzake toegang tot de markt voor visserijproducten, die in de tarieflijsten in de bijlagen I en II worden aangeduid met een asterisk (*), zijn uitgesloten van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst tussen de EU en een SACU-lidstaat zolang niet alle SACU-lidstaten deze overeenkomst hebben geratificeerd of voorlopig hebben toegepast.

  • 6 De in artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 1, bedoelde concessies inzake toegang tot de markt voor landbouwproducten, die in de tarieflijsten in de bijlagen I en II worden aangeduid met een asterisk (*), zijn uitgesloten van de voorlopige toepassing of de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen de EU en een SACU-lidstaat zolang niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 16 van protocol 3.

  • 7 De kennisgevingen van voorlopige toepassing of ratificatie worden gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die depositaris van deze overeenkomst is. Voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de kennisgevingen worden neergelegd bij de uitvoerend secretaris van het secretariaat van de SADC.

  • 8 Indien de partijen, in afwachting van de inwerkingtreding ervan, besluiten deze overeenkomst voorlopig toe te passen, worden alle verwijzingen in deze overeenkomst naar de datum van inwerkingtreding geacht betrekking te hebben op de datum waarop deze voorlopige toepassing van kracht wordt.

Artikel 114. Duur

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2 Elke partij kan schriftelijk kennisgeven van haar voornemen deze overeenkomst op te zeggen.

  • 3 De opzegging wordt zes (6) maanden na de datum van de in lid 2 bedoelde kennisgeving van kracht.

Artikel 115. Territoriale toepassing

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het VEU en het VWEU van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van elk van de SADC-EPO-staten.

  • 2 Verwijzingen naar „grondgebied” in deze overeenkomst worden in deze zin begrepen.

Artikel 116. Herzieningsclausule

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 2 Wat de uitvoering van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen de samenwerking op handelsgebied, gezien de bij de uitvoering opgedane ervaring, aan te passen.

  • 3 De partijen zijn het erover eens dat deze overeenkomst kan moeten worden herzien in het licht van latere ontwikkelingen in de internationale economische betrekkingen en van het verstrijken van de Overeenkomst van Cotonou.

Artikel 117. Wijzigingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Elke partij kan voorstellen voor wijzigingen van deze overeenkomst voor onderzoek en aanneming aan de Gezamenlijke Raad voorleggen.

  • 2 Na aanneming door de Gezamenlijke Raad worden wijzigingen van deze overeenkomst aan de partijen voorgelegd voor ratificatie, aanvaarding of goedkeuring overeenkomstig hun respectieve grondwettelijke bepalingen of interne wettelijke voorschriften.

Artikel 118. Toetreding van nieuwe EU-lidstaten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De Gezamenlijke Raad wordt in kennis gesteld van elk verzoek van een derde staat om toe te treden tot de EU. Tijdens de onderhandelingen tussen de EU en de staat die het verzoek heeft ingediend, verstrekt de EU de SADC-EPO-staten alle ter zake dienende inlichtingen. De SADC-EPO-staten stellen de EU in kennis van hun bezorgdheden en kunnen de EU om overleg verzoeken, zodat zij daar ten volle rekening mee kan houden. De EU stelt de SADC-EPO-staten in kennis van elke toetreding tot de EU.

  • 2 Elke nieuwe lidstaat van de EU wordt vanaf de datum van zijn toetreding partij bij deze overeenkomst door middel van een daartoe strekkende clausule in de akte van toetreding. Indien de akte van toetreding tot de EU niet voorziet in een automatische toetreding van de nieuwe EU-lidstaat tot deze overeenkomst, treedt de betrokken EU-lidstaat toe door nederlegging van een akte van toetreding bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan de SADC-EPO-staten.

  • 3 De partijen onderzoeken de gevolgen van de toetreding van nieuwe EU-lidstaten voor deze overeenkomst. De Gezamenlijke Raad kan zo nodig overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen.

Artikel 119. Toetreding

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een derde staat of een organisatie met bevoegdheden met betrekking tot de aangelegenheden waarop deze overeenkomst betrekking heeft, kan om toetreding tot deze overeenkomst verzoeken. Indien de Gezamenlijke Raad ermee instemt dit verzoek in overweging te nemen, voeren de partijen en de staat of de organisatie die het verzoek om toetreding heeft gedaan, onderhandelingen over de toetredingsvoorwaarden. Na aanneming van het toetredingsprotocol door de Gezamenlijke Raad wordt dit protocol aan de partijen voorgelegd voor ratificatie, aanvaarding of goedkeuring overeenkomstig hun respectieve grondwettelijke bepalingen of interne wettelijke voorschriften.

  • 2 De partijen onderzoeken de gevolgen van een dergelijke toetreding voor deze overeenkomst. De Gezamenlijke Raad kan zo nodig overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen.

  • 3 Niettegenstaande lid 1 komen de partijen overeen dat in het geval van een verzoek van Angola aan de Gezamenlijke Raad om tot deze overeenkomst toe te treden, onderhandelingen over de toetredingsvoorwaarden op de grondslag van deze overeenkomst dienen te worden gevoerd, rekening houdend met de specifieke situatie van Angola.

Artikel 120. Talen en authentieke teksten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Wanneer de teksten elkaar tegenspreken, geldt de taal waarin de onderhandelingen over de overeenkomst plaatsvonden.

Artikel 121. Bijlagen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De bijlagen, protocollen en voetnoten bij deze overeenkomst vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

Artikel 122. Rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Geen enkele bepaling van deze overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend door of daarmee verplichtingen worden opgelegd aan personen, anders dan die welke de partijen krachtens internationaal publiekrecht hebben vastgesteld.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

GEDAAN te Kasane, tien juni tweeduizend zestien.

Verklaring van de Raad betreffende artikel 74, lid 1, van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De Raad is van oordeel dat de formulering in artikel 74, lid 1, van de SADC EPO niet afwijkt en niet mag afwijken van de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten in het kader van de Verdragen, ook niet wat investeringen betreft.

Protocol 1. Betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 1. Definities

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. elke verwijzing naar het mannelijke geslacht: terzelfder tijd een verwijzing naar het vrouwelijke geslacht, en omgekeerd;

  • b. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • c. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten of delen die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • d. „product”: het product dat wordt vervaardigd, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • e. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • f. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald volgens de WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde;

  • g. „prijs af fabriek”: de prijs van het product af fabriek, betaald aan de fabrikant in de EU of in een SADC-EPO-staat in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • h. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EU of in de SADC-EPO-staten is betaald;

  • i. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen volgens de definitie onder h), die van dienovereenkomstige toepassing is;

  • j. „toegevoegde waarde” voor de toepassing van artikel 4 van dit protocol: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van elk van de verwerkte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 4, 5 en 6 van dit protocol bedoelde landen of gebieden waarmee cumulatie mogelijk is, of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EU of in een SADC-EPO-staat is betaald;

  • k. „toegevoegde waarde” voor de toepassing van artikel 43 van dit protocol: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van elk van de verwerkte materialen die worden ingevoerd in de SADC-EPO-staat die de afwijking aanvraagt, of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen is betaald in de SADC-EPO-staat die de afwijking aanvraagt;

  • l. „hoofdstukken”, „posten” en „postonderverdelingen”: de hoofdstukken, posten (viercijfercodes) en postonderverdelingen (zescijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerd systeem” of „GS” genoemd;

  • m. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaald hoofdstuk, een bepaalde post of een bepaalde postonderverdeling;

  • n. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument voor de verzending van de exporteur naar de geadresseerde, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;

  • o. „grondgebied”: mede de territoriale wateren;

  • p. „LGO’s”: de landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in bijlage VIII;

  • q. „andere ACS-EPO-staten”: alle staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan met uitzondering van de SADC-EPO-staten, waarin ten minste voorlopig een EPO met de EU wordt toegepast;

  • r. „leveranciersverklaring”: een verklaring van een leverancier betreffende de oorsprongsstatus van producten. Exporteurs kunnen deze gebruiken als bewijsmateriaal, met name bij de aanvraag voor afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of voor het opstellen van een oorsprongsverklaring;

  • s. „deze overeenkomst”: de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds.

TITEL II. DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 2. Algemene voorwaarden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de EU:

    • a. volledig in de EU verkregen producten in de zin van artikel 7 van dit protocol;

    • b. in de EU verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, op voorwaarde dat die materialen in de EU een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 8 van dit protocol.

  • 2 Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat:

    • a. volledig in een SADC-EPO-staat verkregen producten in de zin van artikel 7 van dit protocol;

    • b. in een SADC-EPO-staat verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, op voorwaarde dat die materialen in die SADC-EPO-staat een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 8 van dit protocol.

Artikel 3. Bilaterale cumulatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing in geval van cumulatie tussen een SADC-EPO-staat en de EU.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden materialen van oorsprong uit de EU in de zin van dit protocol als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat beschouwd, wanneer zij zijn verwerkt in een product dat in die SADC-EPO-staat is verkregen, op voorwaarde dat de daar verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol zijn genoemd.

  • 3 Onverminderd artikel 2, lid 1, van dit protocol worden materialen van oorsprong uit een SADC-EPO-staat in de zin van dit protocol als van oorsprong uit de EU beschouwd, wanneer zij zijn verwerkt in een product dat in de EU is verkregen, op voorwaarde dat de daar verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol zijn genoemd en het product naar dezelfde SADC-EPO-staat wordt uitgevoerd.

  • 4 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden in de EU verrichte be- of verwerkingen geacht in een SADC-EPO-staat te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later in die SADC-EPO-staat be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol worden genoemd.

  • 5 Onverminderd artikel 2, lid 1, van dit protocol worden in een SADC-EPO-staat verrichte be- of verwerkingen geacht in de EU te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later aldaar be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol worden genoemd en het product naar die SADC-EPO-staat wordt uitgevoerd.

Artikel 4. Diagonale cumulatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 3 van dit protocol bedoelde cumulatie.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden materialen van oorsprong uit een SADC-EPO-staat, de EU, andere ACS-EPO-staten of LGO’s beschouwd als van oorsprong uit de SADC-EPO-staat wanneer zij zijn verwerkt in een aldaar verkregen product, op voorwaarde dat de daar verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol zijn genoemd.

  • 3 Onverminderd artikel 2, lid 1, van dit protocol worden materialen van oorsprong uit een SADC-EPO-staat, andere ACS-EPO-staten of LGO’s beschouwd als van oorsprong uit de EU wanneer zij zijn verwerkt in een product dat in de EU is verkregen, op voorwaarde dat de in de EU verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol zijn genoemd.

  • 4 Voor de toepassing van de leden 2 en 3 wordt de oorsprong van de materialen van oorsprong uit de EU of uit een SADC-EPO-staat bepaald volgens de oorsprongsregels van dit protocol en overeenkomstig artikel 30 van dit protocol. De oorsprong van materialen van oorsprong uit andere ACS-EPO-staten of LGO’s wordt bepaald volgens de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van de preferentiële regelingen van de EU met die landen en gebieden en overeenkomstig artikel 30 van dit protocol.

  • 5 Voor de in de leden 2 en 3 bedoelde cumulatie wordt het verkregen product, wanneer de be- of verwerking in een SADC-EPO-staat of in de EU niet ingrijpender is dan de in artikel 9, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen, alleen als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat of uit de EU beschouwd wanneer de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere landen of gebieden.

  • 6 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden in een SADC-EPO-staat, de EU, andere ACS-EPO-staten of LGO’s verrichte be- of verwerkingen geacht te hebben plaatsgevonden in de SADC-EPO-staat waar de materialen later be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol worden genoemd.

  • 7 Onverminderd artikel 2, lid 1, van dit protocol worden in een SADC-EPO-staat, andere ACS-EPO-staten of LGO’s verrichte be- of verwerkingen geacht in de EU te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later in de EU be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 9, lid 1, van dit protocol worden genoemd.

  • 8 Voor de in de leden 6 en 7 bedoelde cumulatie wordt het verkregen product, wanneer de be- of verwerking in een SADC-EPO-staat of in de EU niet ingrijpender is dan de in artikel 9, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen, alleen als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat of uit de EU beschouwd wanneer de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de in een van de andere landen of gebieden toegevoegde waarde. De oorsprong van het eindproduct wordt bepaald volgens de oorsprongsregels van dit protocol en overeenkomstig artikel 30 van dit protocol.

  • 9 De in de leden 2 en 6 bedoelde cumulatie kan slechts worden toegepast indien:

    • a. de SADC-EPO-staten, de andere ACS-EPO-staten en de LGO’s met elkaar een regeling of overeenkomst inzake administratieve samenwerking zijn aangegaan, die de naleving en correcte toepassing van dit artikel garandeert en waarin wordt verwezen naar het gebruik van passende bewijzen van oorsprong;

    • b. het secretariaat van de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie (SACU) en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique de Europese Commissie bijzonderheden hebben verstrekt over de met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden aangegane regelingen of overeenkomsten inzake administratieve samenwerking.

  • 10 De in de leden 3 en 7 bedoelde cumulatie kan slechts worden toegepast indien:

    • a. de EU8, de andere ACS-EPO-staten en de LGO’s met elkaar een regeling of overeenkomst inzake administratieve samenwerking zijn aangegaan, die de naleving en correcte toepassing van dit artikel garandeert en waarin wordt verwezen naar het gebruik van passende bewijzen van oorsprong;

    • b. de Europese Commissie de SADC-EPO-staten via het secretariaat van de SACU en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique bijzonderheden heeft verstrekt over de overeenkomsten inzake administratieve samenwerking met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden.

  • 11 Zodra aan de vereisten van de leden 9 en 10 is voldaan en de EU en de SADC-EPO-staten overeenstemming hebben bereikt over de datum voor de gelijktijdige invoering van de in dit lid bedoelde cumulatie, voldoet elke partij aan haar eigen vereisten inzake bekendmaking en informatie zoals bedoeld in lid 14.

  • 12 Niettegenstaande lid 11 valt de invoeringsdatum van de in dit artikel bedoelde cumulatie met materialen uit een specifiek land of gebied uiterlijk vijf (5) jaar na de datum waarop een SADC-EPO-staat of de EU een in de leden 9 en 10 bedoelde overeenkomst/regeling inzake administratieve samenwerking met dat specifieke land of gebied heeft ondertekend.

  • 13 Na de in lid 12 vastgestelde periode mogen de SADC-EPO-staten beginnen met de toepassing van de in de leden 2 en 6 bedoelde cumulatie, op voorwaarde dat aan de vereisten van lid 9 is voldaan, terwijl de EU mag beginnen met de toepassing van de in de leden 3 en 7 bedoelde cumulatie, op voorwaarde dat aan de vereisten van lid 10 is voldaan.

  • 14 Elke partij maakt volgens haar eigen interne procedures de datum van invoering van de cumulatie met een specifiek land of gebied bekend.

  • 15 De in lid 2 bedoelde cumulatie wordt niet toegepast op materialen:

    • a. van de GS-posten 1604 en 1605 van oorsprong uit de EPO-Stille-Oceaanstaten, overeenkomstig artikel 6, lid 6, van protocol II bij de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds9;

    • b. van de GS-posten 1604 en 1605 van oorsprong uit de Stille-Oceaanstaten, overeenkomstig de toekomstige bepalingen van een alomvattende economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de ACS-staten in de Stille Oceaan;

    • c. van oorsprong uit Zuid-Afrika die niet rechtstreeks rechten- en contingentvrij in de EU kunnen worden ingevoerd.

  • 16 De in lid 3 bedoelde cumulatie:

    • a. wordt, indien het eindproduct naar de SACU wordt uitgevoerd, niet toegepast op materialen:

      • i. van oorsprong uit SADC-staten die geen deel uitmaken van de SACU, welke geen rechten- en contingentvrije toegang tot de SACU krijgen overeenkomstig het SADC-handelsprotocol, en

      • ii. van oorsprong uit LGO’s of andere ACS-EPO-staten dan de SADC-staten die geen deel uitmaken van de SACU, welke niet rechtstreeks rechten- en contingentvrij in de SACU kunnen worden ingevoerd;

    • b. wordt, indien het eindproduct naar Mozambique wordt uitgevoerd, niet toegepast op materialen van oorsprong uit LGO’s of andere ACS-EPO-staten, welke niet rechtstreeks rechten- en contingentvrij in Mozambique kunnen worden ingevoerd.

  • 17 De EU, de SACU en Mozambique stellen de lijst vast van de materialen waarop lid 15, onder c), lid 16, onder a), en lid 16, onder b), betrekking hebben en zien erop toe dat de lijst in voorkomend geval wordt bijgewerkt om de naleving van die leden te garanderen. De SACU en Mozambique stellen de Europese Commissie in kennis van hun lijst en, met “track changes”, van de eventuele latere versies daarvan. De EU stelt het secretariaat van de SACU en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique in kennis van haar lijst en, met “track changes”, van de eventuele latere versies daarvan. Na de in dit lid bedoelde kennisgeving maakt elke partij volgens haar eigen interne procedures elk van deze lijsten bekend. De partijen maken de lijsten en de eventuele latere wijzigingen daarvan bekend binnen een (1) maand na ontvangst van de kennisgeving. Ingeval pas na de invoeringsdatum van de cumulatie kennis wordt gegeven van de lijsten of de latere versies daarvan, is de uitsluiting van cumulatie met de materialen van toepassing vanaf zes (6) maanden na ontvangst van de kennisgeving.

  • 18 In afwijking van lid 15, onder c), lid 16, onder a), en lid 16, onder b), mogen de EU, de SACU en Mozambique eender welk materiaal uit hun respectieve lijsten verwijderen. De cumulatie met de materialen die uit de respectieve lijst werden verwijderd, is van toepassing na kennisgeving en bekendmaking van de bijgewerkte lijst. De partijen maken de lijsten en de eventuele latere wijzigingen daarvan bekend binnen een (1) maand na ontvangst van de kennisgeving.

  • 19 De in dit artikel bedoelde cumulatie is op de in bijlage IX genoemde producten slechts van toepassing na 1 oktober 2015.

Artikel 5. Cumulatie met betrekking tot materialen die bij invoer in de EU een rechtenvrije behandeling krijgen op grond van het meestbegunstigingstarief

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden niet van oorsprong zijnde materialen die bij invoer in de EU vrij zijn van douanerechten ingevolge de toepassing van de conventionele rechten van het meestbegunstigingstarief overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief10 beschouwd als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat wanneer zij zijn verwerkt in een product dat aldaar is verkregen. De materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, op voorwaarde dat de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 9, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

  • 2 Op certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (in vak 7) of oorsprongsverklaringen die uit hoofde van lid 1 zijn afgegeven, wordt vermeld:

    „Uit hoofde van artikel 5, lid 1, van protocol 1 bij de EPO EU-SADC”.

  • 3 De EU stelt het in artikel 50 van deze overeenkomst bedoelde speciaal comité voor douane en handelsbevordering („het comité”) jaarlijks in kennis van de lijst van materialen waarop dit artikel van toepassing is.

  • 4 De in dit artikel bedoelde cumulatie wordt niet toegepast op materialen:

    • a. die bij invoer in de EU onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij van oorsprong zijn uit een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of compenserende rechten11;

    • b. die zijn ingedeeld in GS-onderverdelingen welke overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van de EU achtcijfercodes omvatten die niet vrij zijn van douanerechten ingevolge de toepassing van de conventionele rechten van het meestbegunstigingstarief van de EU.

Artikel 6. Cumulatie met betrekking tot materialen van oorsprong uit andere landen die in aanmerking komen voor preferentiële rechten- en contingentvrije toegang tot de EU

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 2, van dit protocol worden materialen van oorsprong uit landen en gebieden:

    • a. die in aanmerking komen voor de „bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen” van het stelsel van algemene preferenties12;

    • b. die in aanmerking komen voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de EU uit hoofde van de algemene bepalingen van het stelsel van algemene preferenties13,

      als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat beschouwd wanneer zij zijn verwerkt in een product dat aldaar is verkregen, op voorwaarde dat de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 9, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

      • 1.1. De oorsprong van de materialen van de betrokken landen of gebieden wordt bepaald volgens de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van de preferentiële regelingen van de EU met deze landen en gebieden en overeenkomstig artikel 30 van dit protocol.

      • 1.2. De in dit lid bedoelde cumulatie wordt niet toegepast op:

        • a. materialen die bij invoer in de EU onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij van oorsprong zijn uit een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of compenserende rechten14;

        • b. materialen die zijn ingedeeld in GS-onderverdelingen welke overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van de EU achtcijfercodes omvatten die niet vrij zijn van douanerechten ingevolge de toepassing van de regelingen van lid 1;

    • c. tonijnproducten van de hoofdstukken 3 en 16 van het geharmoniseerd systeem, die vallen onder de artikelen 7 en 12 van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen;

    • d. materialen die vallen onder de artikelen 8, 22 en 29 van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen.

  • 2 Op verzoek van een SADC-EPO-staat kunnen materialen van oorsprong uit landen of gebieden die in aanmerking komen voor overeenkomsten of regelingen die voorzien in rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de EU als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat worden beschouwd. De SADC-EPO-staat dient dit verzoek in bij de EU via de Europese Commissie, die volgens haar interne procedures over dit verzoek een besluit neemt.

    De materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, op voorwaarde dat de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 9, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

    • 2.1. De oorsprong van de materialen van de betrokken landen of gebieden wordt bepaald volgens de oorsprongsregels die van toepassing zijn in het kader van de preferentiële overeenkomsten of regelingen van de EU met deze landen en gebieden en overeenkomstig artikel 30 van dit protocol.

    • 2.2. De in dit lid bedoelde cumulatie wordt niet toegepast op materialen:

      • a. die vallen onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem en de producten in de lijst in punt 1, onder ii), in bijlage 1 bij de Overeenkomst inzake de landbouw van de GATT 1994, tenzij deze materialen in aanmerking komen voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de EU in het kader van een andere overeenkomst tussen een ACS-staat en de EU dan een EPO;

      • b. die bij invoer in de EU onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij van oorsprong zijn uit een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of compenserende rechten15;

      • c. die zijn ingedeeld in GS-onderverdelingen welke overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van de EU achtcijfercodes omvatten die niet vrij zijn van douanerechten ingevolge de toepassing van de in dit lid bedoelde overeenkomsten of regelingen.

  • 3 Niettegenstaande lid 2.2, onder a), zullen de partijen ter ondersteuning van de Afrikaanse integratie overwegen of het mogelijk is de in lid 2 bedoelde cumulatie toe te passen op een in lid 2.2, onder a), bedoeld materiaal van oorsprong uit een niet-ACS-partij van het Afrikaanse continent.

  • 4 Lid 3 kan uitsluitend worden toegepast met instemming van de partijen, ook wat de toepasselijke voorwaarden betreft. Het is van toepassing op materialen die in aanmerking komen voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de EU, op voorwaarde dat elke partij met de niet-ACS-partij een vrijhandelsovereenkomst heeft die strookt met de GATT 1994.

  • 5 De EU stelt het secretariaat van de SACU en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique jaarlijks in kennis van de lijst van materialen en landen waarop lid 1 van toepassing is. De SADC-EPO-staten stellen de Europese Commissie jaarlijks in kennis van de landen waarmee de in lid 1 bedoelde cumulatie werd toegepast.

  • 6 Op certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (in vak 7) of oorsprongsverklaringen die zijn afgegeven uit hoofde van:

    • a. lid 1, wordt vermeld: „Uit hoofde van artikel 6, lid 1, van protocol 1 bij de EPO EU-SADC”;

    • b. lid 2, wordt vermeld: „Uit hoofde van artikel 6, lid 2, van protocol 1 bij de EPO EU-SADC”.

  • 7 De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde cumulatie kan slechts worden toegepast indien:

    • a. alle landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprongsstatus met elkaar een regeling of overeenkomst inzake administratieve samenwerking zijn aangegaan, die de correcte toepassing van dit artikel garandeert en waarin wordt verwezen naar het gebruik van passende bewijzen van oorsprong;

    • b. de SADC-EPO-staat of -staten de EU via de Europese Commissie bijzonderheden verstrekt/verstrekken over overeenkomsten inzake administratieve samenwerking met de andere in dit artikel bedoelde landen of gebieden. De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend met ingang waarvan de in dit artikel bedoelde cumulatie met de in dit artikel genoemde landen of gebieden die aan de gestelde voorwaarden voldoen, mag worden toegepast.

Artikel 7. Volledig verkregen producten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Als volledig op het grondgebied van een SADC-EPO-staat of van de EU verkregen worden beschouwd:

    • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b. aldaar geoogste groenten en fruit;

    • c. aldaar geboren en opgekweekte levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar opgekweekte levende dieren;

    • e. producten afkomstig van aldaar geboren en opgekweekte geslachte dieren;

    • f.

      • i. producten van de aldaar bedreven jacht of visserij;

      • ii. producten van de aquacultuur wanneer de vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven of jonge vis zijn opgekweekt;

    • g. producten van de zeevisserij en andere producten van de zee die buiten de territoriale wateren van de EU of de SADC-EPO-staten door hun schepen uit zee werden gewonnen;

    • h. producten die, uitsluitend uit de onder g) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen werden vervaardigd;

    • i. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • j. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;

    • k. producten, buiten de territoriale wateren gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond, op voorwaarde dat zij het alleenrecht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • l. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met k) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2 De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder g) en h), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een lidstaat van de EU of in een SADC-EPO-staat zijn geregistreerd;

    • b. die de vlag van een lidstaat van de EU of van een SADC-EPO-staat voeren;

    • c. die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

      • i. zij behoren voor ten minste 50% toe aan onderdanen van een lidstaat van de EU of van een SADC-EPO-staat, of

      • ii. zij behoren toe aan een onderneming die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste handelsactiviteit in een lidstaat van de EU of in een SADC-EPO-staat heeft; en die voor ten minste 50% toebehoort aan een lidstaat van de EU of een SADC-EPO-staat of aan overheidsorganen of onderdanen van die staat.

  • 3

    • a. Niettegenstaande de bepalingen van lid 2 erkent de EU, na kennisgeving door Namibië, dat door onderdanen van Namibië, andere SADC-EPO-staten of de EU in rompbevrachting gegeven of geleasede schepen worden beschouwd als „hun schepen” om in de exclusieve economische zone van Namibië visserijactiviteiten uit te oefenen en dat de vis uit die zone wordt geacht van oorsprong te zijn, op voorwaarde dat, voor de toepassing van dit lid:

      • i. het in rompbevrachting gegeven of geleasede schip voor de duur van het rompbevrachtings- of leasecontract de vlag voert van Namibië, een lidstaat van de EU of een SADC-EPO-staat;

      • ii. de totaal toegestane vangsten vastgesteld worden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en advies van de Adviesraad voor de rijkdommen van de zee (Marine Resources Advisory Council);

      • iii. de houders van visserijrechten onderdanen van Namibië zijn, of in Namibië ingeschreven entiteiten waarvan het economisch eigendom in Namibië ligt, of in Namibië ingeschreven joint ventures waarvan het economisch eigendom in Namibië ligt;

      • iv. er een werkend systeem bestaat om de Europese Commissie in kennis te stellen van alle vissersvaartuigen en alle vangsten in het kader van lid 3, onder a);

      • v. de rapportageverplichtingen bij de relevante regionale organisaties voor visserijbeheer nagekomen worden, voor zover de relevante instrumenten van deze organisaties dat vereisen;

      • vi. alle commerciële visserij gecontroleerd wordt door waarnemers aan boord;

      • vii. de vangsten aangeland worden in Namibische havens of voor telling en certificering onder toezicht van de douaneautoriteiten geplaatst worden;

      • viii. de vangsten verwerkt worden in bedrijfsruimten aan land in Namibië of aan boord van Namibische fabrieksschepen, zoals bepaald in lid 2, of aan boord van een in lid 3, onder a), bedoeld fabrieksschip, voor zover het betrokken in rompbevrachting gegeven of geleasede fabrieksschip de desbetreffende visserijactiviteiten uitvoert en de bemanning daarvan voor ten minste 50% uit onderdanen van Namibië bestaat;

      • ix. de Namibische wateren onder permanent toezicht ter bestrijding van ongeoorloofde visserijactiviteiten blijven;

      • x. de verplaatsingen van alle vissersvaartuigen via satelliettechnologie (satellietvolgsysteem voor vaartuigen) gecontroleerd worden en de geografische locatie van alle vangsten bekend is;

      • xi. de uitvoer uit Namibië naar de EU aan de EU-wetgeving inzake illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij voldoet.

    • b. Om in aanmerking te komen voor de voordelen van lid 3, onder a), dient Namibië twee (2) maanden voor het begin van het visseizoen een verslag in over de toepassing van lid 3, onder a), en stelt het de Europese Commissie in kennis van de schepen waarvoor lid 3 in dat specifieke visseizoen geldt. Indien Namibië twee (2) maanden voor het begin van het visseizoen het volledige verslag over de toepassing van lid 3, onder a), indient en kennisgeeft van bovengenoemde schepen, maakt de Europese Commissie voor het begin van het visseizoen informatie over deze schepen publiek beschikbaar, evenals de datum met ingang waarvan lid 3, onder a), voor deze schepen geldt.

    • c. Namibië stelt het comité in kennis van elke wijziging in zijn wetgeving inzake visserijactiviteiten en laat daarbij weten of na de wetgevingswijziging aan de voorwaarden voor de toepassing van lid 3, onder a), is voldaan.

    • d. Lid 3, onder a), is niet van toepassing indien de Europese Commissie niet overeenkomstig lid 3, onder b), in kennis wordt gesteld, noch indien het comité niet overeenkomstig lid 3, onder c), in kennis wordt gesteld.

    • e. Ingeval het aantal schepen waarvoor lid 3, onder a), geldt, in vergelijking met voorgaande jaren als ongewoon hoog wordt beschouwd, kan de Europese Commissie deze kwestie bij het comité aankaarten met het oog op vaststelling van passende maatregelen om de situatie te verhelpen.

    • f. Alle partijen kunnen kwesties betreffende de toepassing van lid 3, onder a) tot en met e), bij de Gezamenlijke Raad aankaarten indien geen bevredigend besluit over de toepassing van die bepalingen wordt vastgesteld door het comité. Nadat een kwestie over de toepassing van lid 3, onder a) tot en met e), bij de Gezamenlijke Raad is aangekaart, neemt de Gezamenlijke Raad binnen honderdtachtig (180) dagen daarover een besluit. Indien de Gezamenlijke Raad binnen honderdtachtig (180) dagen geen besluit kan nemen, wordt de in lid 3 voorziene afwijking geschorst totdat overeenstemming is bereikt. Een partij kan ook besluiten de kwestie voor te leggen om te worden behandeld volgens het in deel III van deze overeenkomst bedoelde mechanisme voor geschillenbeslechting van deze overeenkomst, indien in de Gezamenlijke Raad geen bevredigende oplossing wordt gevonden.

Artikel 8. Toereikende be- of verwerking

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2 van dit protocol worden niet volledig verkregen producten geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer is voldaan aan de in bijlage II genoemde voorwaarden.

  • 2 Niettegenstaande lid 1 kunnen de in bijlage II(a) opgenomen producten worden geacht voor de toepassing van artikel 2 van dit protocol een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer is voldaan aan de in die bijlage genoemde voorwaarden.

  • 3 De in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen bij de vervaardiging gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen moeten hebben ondergaan, en gelden slechts voor die materialen. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprongsstatus heeft verkregen doordat het aan de in de bijlagen II of II(a) genoemde voorwaarden heeft voldaan, bij de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het is verwerkt daarvoor niet gelden, en dat geen rekening wordt gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.

  • 4 In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de bijlagen II en II(a) niet bij de vervaardiging van een bepaald product mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, op voorwaarde dat:

    • a. de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 15% van de prijs af fabriek van het product;

    • b. de in de bijlagen II en II(a) vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

  • 5 Lid 4 is niet van toepassing op producten bedoeld in de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.

  • 6 De leden 1 tot en met 5 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 9 van dit protocol.

Artikel 9. Ontoereikende be- of verwerking

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprongsstatus te verkrijgen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 8 van dit protocol is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. het splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. het wassen of schoonmaken; het stofvrij maken of het verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. het strijken of persen van textiel;

    • e. het eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten en het glaceren van granen of rijst;

    • g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

    • h. het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;

    • i. het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

    • j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

    • k. het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

    • l. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • m. het eenvoudig mengen van producten, ook indien van verschillende soorten, met inbegrip van het eenvoudig toevoegen van water of het verdunnen;

    • n. het mengen van suiker met andere stoffen;

    • o. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten;

    • p. het drogen of denatureren van producten;

    • q. twee of meer van de onder a) tot en met p) vermelde behandelingen tezamen;

    • r. het slachten van dieren.

  • 2 Alle be- en verwerkingen die een product in de EU of in de SADC-EPO-staten heeft ondergaan, worden tezamen genomen om te bepalen of deze als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd.

Artikel 10. In aanmerking te nemen eenheid

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De voor de toepassing van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij het vaststellen van de indeling in de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt dat:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder een enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b. wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, elk product voor de toepassing van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2 Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 11. Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs ervan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het materieel of de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 12. Stellen en assortimenten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem worden als van oorsprong beschouwd wanneer alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd wanneer de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 13. Neutrale elementen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Om de oorsprong van een product te bepalen, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van de bij de vervaardiging van dat product gebruikte:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die niet voorkomen in de uiteindelijke samenstelling van het product en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen.

TITEL III. TERRITORIALE VOORWAARDEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 14. Territorialiteitsbeginsel

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Behoudens het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6 van dit protocol en in lid 3 moet in een SADC-EPO-staat of in de EU zonder onderbreking zijn voldaan aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus.

  • 2 Behoudens het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6 van dit protocol worden goederen van oorsprong die uit een SADC-EPO-staat of de EU naar een ander land zijn uitgevoerd en dan terugkeren, geacht geen product van oorsprong meer te zijn, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

    • a. de goederen die terugkeren dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

    • b. de goederen, terwijl zij in het andere land waren of toen zij werden uitgevoerd, geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3 De be- of verwerking buiten de EU of een SADC-EPO-staat van materialen die uit de EU of een SADC-EPO-staat zijn uitgevoerd en er vervolgens weer zijn ingevoerd, is niet van invloed op het verkrijgen van de oorsprongsstatus in overeenstemming met de in titel II genoemde voorwaarden op voorwaarde dat:

    • a. die materialen volledig in de EU of in een SADC-EPO-staat zijn verkregen of voor de uitvoer een be- of verwerking hebben ondergaan die ingrijpender was dan de in artikel 9 van dit protocol genoemde be- of verwerkingen; en

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i. de wederingevoerde goederen verkregen zijn door be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en

      • ii. de totale toegevoegde waarde die door toepassing van dit artikel buiten de EU of een SADC-EPO-staat is verkregen, niet meer bedraagt dan 10% van de prijs af fabriek van het eindproduct waarvoor de oorsprongsstatus wordt aangevraagd.

  • 4 Voor de toepassing van lid 3 zijn de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus niet van toepassing op be- en verwerkingen die buiten de EU of een SADC-EPO-staat zijn verricht. Wanneer evenwel in de lijst in de bijlagen II of II(a) voor de vaststelling van de oorsprongsstatus van het eindproduct een regel wordt toegepast die een maximumwaarde voor alle in het product verwerkte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die op het grondgebied van de betrokken partij in het product zijn verwerkt samen met de totale toegevoegde waarde die door toepassing van dit artikel buiten de EU of een SADC-EPO-staat is verkregen, niet meer bedragen dan het vermelde percentage.

  • 5 Voor de toepassing van de leden 3 en 4 betekent „totale toegevoegde waarde” alle kosten die buiten de EU of een SADC-EPO-staat ontstaan, met inbegrip van de waarde van de aldaar in het product verwerkte materialen.

  • 6 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet voldoen aan de voorwaarden in de bijlagen II of II(a) of die alleen als in toereikende mate be- of verwerkt kunnen worden beschouwd als de in artikel 8, lid 4, van dit protocol vastgestelde algemene tolerantie wordt toegepast.

  • 7 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.

  • 8 Alle be- en verwerkingen waarop dit artikel van toepassing is en die buiten de EU of een SADC-EPO-staat plaatsvinden, geschieden onder een regeling voor passieve veredeling of onder een soortgelijke regeling.

Artikel 15. Niet-wijziging

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De voor binnenlands gebruik in een partij aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit de andere partij waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat of de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie om te garanderen dat is voldaan aan de specifieke interne vereisten van de partij van invoer, voordat zij voor binnenlands gebruik werden aangegeven.

  • 2 De producten of zendingen kunnen worden opgeslagen op voorwaarde dat zij in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.

  • 3 Onverminderd titel V kunnen zendingen door de exporteur of onder zijn verantwoordelijkheid worden gesplitst, op voorwaarde dat zij onder douanetoezicht blijven in het land of de landen waarin de splitsing plaatsvindt.

  • 4 Aan de voorwaarden in de leden 1 tot en met 3 wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen hebben om het tegendeel aan te nemen: in dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs met alle middelen kan worden geleverd, onder meer vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.

Artikel 16. Gescheiden boekhouding

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Wanneer het aanhouden van afzonderlijke voorraden van vervangbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkenen, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding (hierna „methode” genoemd) wordt gebruikt.

  • 2 Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat steeds eenzelfde aantal als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat of uit de EU te beschouwen producten wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3 De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de in lid 1 bedoelde vergunning afhankelijk stellen van passend geachte voorwaarden.

  • 4 De methode wordt toegepast en de toepassing daarvan wordt geregistreerd op basis van de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5 De vergunninghouder die de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naargelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. Hij verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

  • 7 Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „vervangbare materialen” verstaan: materialen van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysische kenmerken, die niet van elkaar te onderscheiden zijn voor het bepalen van de oorsprong.

Artikel 17. Verzending van suiker

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het is toegestaan ruwe suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen en bestemd voor verdere raffinage, van de onderverdelingen 1701 12, 1701 13 en 1701 14 van het geharmoniseerd systeem, van verschillende oorsprong, over zee te verzenden tussen de grondgebieden van de partijen zonder dat de suiker in afzonderlijke opslagplaatsen wordt bewaard. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat even veel suiker als van oorsprong kan worden beschouwd als zou zijn aangegeven voor invoer indien de suiker in afzonderlijke opslagplaatsen werd bewaard. De laatste laadhaven moet tot het grondgebied van een ACS-EPO-staat behoren.

Artikel 18. Tentoonstellingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Op producten van oorsprong die zijn verzonden naar een tentoonstelling in een ander land of gebied dan die bedoeld in de artikelen 4 en 6 van dit protocol waarmee cumulatie mogelijk is, en die na de tentoonstelling worden verkocht voor invoer in de EU of een SADC-EPO-staat, is bij die invoer deze overeenkomst van toepassing, op voorwaarde dat ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. een exporteur deze producten vanuit een SADC-EPO-staat of de EU naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;

    • b. die exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een SADC-EPO-staat of in de EU;

    • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan; en

    • d. de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2 Overeenkomstig titel IV wordt een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld.

  • 3 Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

TITEL IV. BEWIJS VAN OORSPRONG

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 19. Algemene voorwaarden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Producten van oorsprong uit een SADC-EPO-staat komen bij invoer in de EU en producten van oorsprong uit de EU komen bij invoer in een SADC-EPO-staat voor de voordelen van deze overeenkomst in aanmerking op vertoon van:

    • a. in de in artikel 24, lid 1, van dit protocol bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren, hierna „oorsprongsverklaring” genoemd. De tekst van de oorsprongsverklaring is opgenomen in bijlage IV, of

    • b. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model is opgenomen in bijlage III.

  • 2 Niettegenstaande lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 29 van dit protocol bedoelde gevallen voor de voordelen van deze overeenkomst in aanmerking zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

  • 3 Voor de toepassing van deze titel streven de exporteurs ernaar een taal te gebruiken die zowel door de SADC-EPO-staten als door de EU wordt gebruikt.

Artikel 20. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde.

  • 2 Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in; modellen van beide formulieren zijn opgenomen in bijlage III. Die formulieren worden overeenkomstig de bepalingen van dit protocol ingevuld. Indien zij met de hand worden ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien het vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3 Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dat certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de EU of van een SADC-EPO-staat afgegeven indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EU, uit de SADC-EPO-staten of uit een van de andere in artikel 4 van dit protocol bedoelde landen en gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 5 De met de afgifte van het certificaat belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producten van oorsprong zijn en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop mogen zij bewijsstukken opvragen, de administratie van de exporteur inzien en alle andere controles verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 6 De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 7 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 21. Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 In afwijking van artikel 20, lid 7, van dit protocol kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien:

    • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat er wel een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 was afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2 Voor de toepassing van lid 1 moet de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen voor zijn aanvraag.

  • 3 De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 4 Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in het Engels de volgende vermelding aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY”,

    of in het Portugees:

    „EMITIDO A POSTERIORI”.

  • 5 De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 22. Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2 Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in het Engels de volgende vermelding aangebracht:

    „DUPLICATE”,

    of in het Portugees:

    „SEGUNDA VIA”.

  • 3 De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

  • 4 Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.

Artikel 23. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Voor producten van oorsprong die in een SADC-EPO-staat of in de EU onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong bij verzending van deze producten of van een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de SADC-EPO-staten of de EU worden vervangen door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1. Die certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de producten en geviseerd door de douaneautoriteit die toezicht houdt op de producten.

Artikel 24. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De in artikel 19, lid 1, onder a), van dit protocol genoemde oorsprongsverklaring kan worden opgesteld:

    • a. door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 25 van dit protocol, of

    • b. voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt, door elke exporteur.

  • 2 Een oorsprongsverklaring kan worden opgesteld indien de betrokken producten als van oorsprong uit de SADC-EPO-staten, uit de EU of uit een van de andere in artikel 4 van dit protocol bedoelde landen of gebieden kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

  • 3 De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 De oorsprongsverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV bij dit protocol is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de oorsprongsverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

  • 5 Oorsprongsverklaringen worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 25 van dit protocol behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, indien hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.

  • 6 Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee (2) jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 25. Toegelaten exporteur

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de bepalingen inzake handelssamenwerking van deze overeenkomst van toepassing zijn, vergunning verlenen om oorsprongsverklaringen op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van de overige voorwaarden van dit protocol.

  • 2 De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij dienstig achten.

  • 3 De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningsnummer toe, dat op de oorsprongsverklaringen moet worden vermeld.

  • 4 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5 De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

Artikel 26. Geldigheid van het bewijs van oorsprong

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een bewijs van oorsprong is vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer tien (10) maanden geldig en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

  • 2 Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard indien de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

  • 3 In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 27. Overlegging van het bewijs van oorsprong

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze douaneautoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van oorsprong wordt vertaald en dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

Artikel 28. Invoer in deelzendingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt bij de invoer van de eerste deelzending een enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend.

Artikel 29. Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover deze producten niet als handelsgoederen worden ingevoerd en bij hun aangifte verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2 Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, wordt niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.

  • 3 Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine colli of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 30. Informatieprocedure in verband met cumulatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Wanneer artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4, leden 2 en 3, van dit protocol worden toegepast, wordt het bewijs dat de materialen in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit een SADC-EPO-staat, de EU, een andere ACS-EPO-staat of een LGO geleverd door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, door een oorsprongsverklaring of door de leveranciersverklaring waarvan het model in bijlage V A is opgenomen, afgegeven door de exporteur in het land of gebied waaruit de materialen afkomstig zijn, dan wel in de EU indien de materialen uit de EU afkomstig zijn. Wanneer artikel 6, lid 1, van dit protocol wordt toegepast, wordt het bewijs dat de materialen van oorsprong zijn, geleverd door formulier A of een verklaring van oorsprong.

  • 2 Wanneer artikel 3, leden 4 en 5, en artikel 4, leden 6 en 7, van dit protocol worden toegepast, wordt het bewijs van de be- of verwerking in een SADC-EPO-staat, de EU, een andere ACS-EPO-staat of een LGO geleverd door de leveranciersverklaring waarvan het model in bijlage V B is opgenomen, afgegeven door de exporteur in het land of gebied waaruit de materialen afkomstig zijn, dan wel in de EU indien de materialen uit de EU afkomstig zijn. Voor elke goederenzending stelt de leverancier een afzonderlijke leveranciersverklaring op, hetzij op de handelsfactuur betreffende die zending of op een bijlage bij die factuur, hetzij op een pakbon of op een ander handelsdocument betreffende die zending, waarin de betrokken materialen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.

  • 3 Wanneer een leverancier aan een bepaalde afnemer geregeld goederen levert waarvan het karakter met betrekking tot de preferentiële oorsprongsregels vermoedelijk geruime tijd ongewijzigd zal blijven, mag hij één enkele verklaring opstellen die voor alle latere zendingen van de betrokken goederen geldig is, hierna „leveranciersverklaring voor herhaald gebruik” genoemd, voor zover de hieraan ten grondslag liggende feiten of omstandigheden ongewijzigd blijven. Een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik wordt verstrekt voor een periode van ten hoogste één jaar vanaf de datum waarop de verklaring werd afgegeven.

  • 4 Een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik kan met terugwerkende kracht worden verstrekt. In dat geval mag de geldigheidsduur ervan niet langer zijn dan één jaar vanaf de datum waarop de verklaring van kracht werd. Evenwel wordt erkend dat de douaneautoriteit het recht heeft een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik in te trekken indien de omstandigheden veranderen of er onjuiste of valse informatie is verstrekt.

  • 5 Wanneer de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik niet meer geldt voor de geleverde goederen, deelt de leverancier dit de afnemer onmiddellijk mede.

  • 6 De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld.

  • 7 De leveranciersverklaring wordt door de leverancier met de hand ondertekend. Wanneer de oorsprongsverklaring en de leveranciersverklaring met de computer worden opgesteld, behoeft de leveranciersverklaring evenwel niet met de hand te worden ondertekend indien ten genoegen van de douaneautoriteiten in de staat waar de leveranciersverklaring wordt opgesteld, is verklaard wie binnen de onderneming van de leverancier verantwoordelijk is. De douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.

  • 8 De leveranciersverklaring wordt ingediend bij de douaneautoriteiten in het land van uitvoer waar het verzoek om afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is gedaan.

  • 9 De leverancier die een verklaring opstelt, moet te allen tijde op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld alle documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

  • 10 Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen die vóór de inwerkingtreding van dit protocol overeenkomstig artikel 26 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad zijn afgegeven, behouden hun geldigheid gedurende een overgangsperiode van twaalf (12) maanden.

Artikel 31. Bewijsstukken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De in artikel 20, lid 3, en artikel 24, lid 3, van dit protocol bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten waarvoor een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring is opgesteld, als producten van oorsprong uit een SADC-EPO-staat, de EU of een van de andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen en gebieden kunnen worden aangemerkt en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze verrichte be- of verwerkingen om de betrokken goederen te verkrijgen;

  • b. in een SADC-EPO-staat, in de EU of in een van de andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen en gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in een SADC-EPO-staat, in de EU of in een van de andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen of gebieden afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van de materialen in een SADC-EPO-staat, in de EU of in een van de andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen of gebieden blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of oorsprongsverklaringen waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in een SADC-EPO-staat, in de EU of in een van de andere in artikel 4 bedoelde landen en gebieden zijn afgegeven of opgesteld.

Artikel 32. Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, bewaren de in artikel 20, lid 3, van dit protocol bedoelde documenten gedurende ten minste drie (3) jaar.

  • 2 Exporteurs die een oorsprongsverklaring opstellen, bewaren een kopie van deze oorsprongsverklaring alsmede de in artikel 24, lid 3, van dit protocol bedoelde documenten gedurende ten minste drie (3) jaar.

  • 3 Leveranciers die een leveranciersverklaring opstellen, bewaren een kopie van deze verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan hun verklaring werd gehecht alsmede de in artikel 30, lid 9, van dit protocol bedoelde documenten gedurende ten minste drie (3) jaar.

  • 4 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 20, lid 2, van dit protocol bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie (3) jaar.

  • 5 De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de bij hen ingediende oorsprongsverklaringen gedurende ten minste drie (3) jaar.

Artikel 33. Verschillen en vormfouten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

  • 2 Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit document leiden indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 34. In euro’s uitgedrukte bedragen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, onder b), en artikel 29, lid 3, van dit protocol wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro’s uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de SADC-EPO-staten of van de lidstaten van de EU jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 2 Artikel 24, lid 1, onder b), en artikel 29, lid 3, van dit protocol zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

  • 3 De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro’s uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Europese Commissie uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.

  • 4 Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro’s uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land mag de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro’s uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5 De in euro’s uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de EU of van de SADC-EPO-staten door het comité herzien. Bij deze herziening onderzoekt het comité of het wenselijk is de effecten van de desbetreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro’s uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL V. REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 35. Administratieve voorwaarden waaronder producten in aanmerking komen voor de voordelen van deze overeenkomst

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Producten die in de zin van dit protocol van oorsprong zijn uit een SADC-EPO-staat of uit de EU, komen op het moment van de douaneaangifte ten invoer alleen in aanmerking voor de uit deze overeenkomst voortvloeiende preferenties indien zij werden uitgevoerd op of na de datum waarop het land van uitvoer aan de bepalingen in lid 2 voldeed.

  • 2 De SADC-EPO-staten en de EU zullen:

    • a. de nationale en regionale regelingen invoeren die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de regels en procedures in dit protocol, in voorkomend geval met inbegrip van de regelingen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 van dit protocol;

    • b. de administratieve structuren en systemen opzetten die nodig zijn voor een passend beheer van en een passend toezicht op de oorsprong van producten en de naleving van de andere in dit protocol neergelegde voorwaarden.

    Zij doen de in artikel 36 van dit protocol bedoelde kennisgevingen.

Artikel 36. Kennisgeving betreffende douaneautoriteiten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De SADC-EPO-staten en de EU doen elkaar via de Europese Commissie de adressen toekomen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de afgifte en controle van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en van oorsprongs- en leveranciersverklaringen, alsmede afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren voor de afgifte van die certificaten worden gebruikt. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en oorsprongs- en leveranciersverklaringen worden met het oog op de preferentiële behandeling aanvaard vanaf de datum van ontvangst van die informatie door de Europese Commissie, het secretariaat van de SACU en het Ministerie van Industrie en Handel van Mozambique.

  • 2 De SADC-EPO-staten en de EU stellen elkaar onverwijld in kennis van wijzigingen in de in lid 1 bedoelde informatie.

  • 3 De in lid 1 bedoelde autoriteiten handelen onder gezag van de regering van het betrokken land. De met de controle belaste autoriteiten maken deel uit van de overheid van het betrokken land.

Artikel 37. Wederzijdse bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Ten behoeve van de correcte toepassing van dit protocol verlenen de EU en de SADC-EPO-staten elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de oorsprongsverklaringen of de leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

  • 2 De geraadpleegde autoriteiten verstrekken de relevante gegevens over de omstandigheden waaronder het product is vervaardigd, met name over de omstandigheden waaronder de oorsprongsregels in de verschillende SADC-EPO-staten, de EU en de betrokken andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen in acht zijn genomen.

Artikel 38. Controle van het bewijs van oorsprong

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Bewijzen van oorsprong worden achteraf gecontroleerd op grond van een risicoanalyse en door middel van steekproeven of wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprongsstatus van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze werd voorgelegd, en de oorsprongsverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom om een controle wordt verzocht. Zij verstrekken bij deze controleaanvraag alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn deze gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit een SADC-EPO-staat, de EU of een van de andere in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Indien bij gegronde twijfel binnen tien (10) maanden na de controleaanvraag geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, de preferentiële behandeling niet toe, behoudens in buitengewone omstandigheden.

  • 7 Wanneer de resultaten van de controle of andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat de bepalingen van dit protocol worden geschonden, stelt het land van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van het land van invoer met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om eventuele schendingen vast te stellen en te voorkomen; het betrokken land van uitvoer kan het land van invoer verzoeken aan deze controles deel te nemen.

Artikel 39. Controle van leveranciersverklaringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Leveranciersverklaringen worden gecontroleerd op grond van een risicoanalyse en door middel van steekproeven of wanneer de douaneautoriteiten van het land waar die verklaringen in aanmerking zijn genomen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring, gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

  • 2 De douaneautoriteiten waaraan een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad overeenkomstig het model in bijlage VI. Zij kunnen ook de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring is opgesteld. Het kantoor dat het inlichtingenblad heeft afgegeven, bewaart gedurende ten minste drie (3) jaar een kopie hiervan.

  • 3 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten hen in staat stellen te bepalen of en in hoeverre de leveranciersverklaring in aanmerking kan worden genomen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring.

  • 4 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn deze gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te controleren.

  • 5 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat is afgegeven, of een oorsprongsverklaring die is opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring wordt geacht ongeldig te zijn.

Artikel 40. Geschillenbeslechting

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 38 en 39 van dit protocol bedoelde controles tussen de douaneautoriteiten die de controle aanvragen en de douaneautoriteiten die de controle moeten uitvoeren die niet onderling kunnen worden geregeld, alsmede problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden voorgelegd aan het comité.

  • 2 Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer is in alle gevallen de wetgeving van het land van invoer van toepassing.

Artikel 41. Sancties

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling voor producten te verkrijgen, worden sancties getroffen.

Artikel 42. Vrije zones

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De SADC-EPO-staten en de EU nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong of een leveranciersverklaring worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere be- of verwerkingen ondergaan dan die welke bedoeld zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2 In afwijking van lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit een SADC-EPO-staat of uit de EU onder geleide van een bewijs van oorsprong in een vrije zone worden ingevoerd en er een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits de be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

Artikel 43. Afwijkingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Het comité kan besluiten dat van dit protocol mag worden afgeweken wanneer de ontwikkeling van bestaande industrieën of de oprichting van nieuwe industrieën in de SADC-EPO-staten dit rechtvaardigt.

    • 1.1. Voordat of wanneer de betrokken SADC-EPO-staat of -staten de aangelegenheid aan het comité voorlegt (voorleggen), stelt hij (stellen zij) de EU overeenkomstig lid 2 van het verzoek om een afwijking in kennis, onder vermelding van de redenen voor dit verzoek.

    • 1.2. De EU willigt alle verzoeken van SADC-EPO-staten in die overeenkomstig dit artikel naar behoren gemotiveerd zijn, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie in de EU.

  • 2 Om het onderzoek van verzoeken om een afwijking door het comité te vergemakkelijken, verstrekken SADC-EPO-staten die een verzoek doen, ter staving van hun verzoek op het in bijlage VII opgenomen formulier zo volledig mogelijke gegevens over met name de volgende punten:

    • a. omschrijving van het eindproduct;

    • b. aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit een derde land;

    • c. aard en hoeveelheid van de materialen die van oorsprong zijn uit de SADC-EPO-staten of uit de in de artikelen 4 en 6 van dit protocol bedoelde landen en gebieden, dan wel van de materialen die daar een verwerking hebben ondergaan;

    • d. fabricageprocedés;

    • e. toegevoegde waarde;

    • f. aantal werknemers in de betrokken onderneming;

    • g. verwachte omvang van de uitvoer naar de EU;

    • h. andere bronnen waaruit grondstoffen kunnen worden betrokken;

    • i. verantwoording van de duur van de gevraagde afwijking, in het licht van de inspanningen om andere bronnen voor de grondstoffen te vinden;

    • j. andere opmerkingen.

    Dezelfde regels zijn van toepassing op verzoeken om een verlenging. Het formulier kan door het comité worden gewijzigd.

  • 3 Bij het onderzoek van verzoeken wordt in het bijzonder rekening gehouden met:

    • a. het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van de betrokken SADC-EPO-staat of -staten;

    • b. gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels van aanzienlijke invloed zou zijn op het vermogen van een bestaande industrie in een SADC-EPO-staat om haar uitvoer naar de EU voort te zetten, met name wanneer dit kan leiden tot stopzetting van haar activiteiten;

    • c. bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat toepassing van de oorsprongsregels kan leiden tot ontmoediging van belangrijke investeringen in een industrie en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat het mogelijk zou maken op den duur aan deze regels te voldoen.

  • 4 In alle gevallen wordt onderzocht of de regels inzake cumulatie van oorsprong een oplossing voor het probleem bieden.

  • 5 Wanneer het verzoek om een afwijking een van de minst ontwikkelde SADC-EPO-staten betreft, wordt het in een geest van welwillendheid onderzocht, waarbij met name rekening wordt gehouden met:

    • a. de economische en sociale gevolgen van het te nemen besluit, met name voor de werkgelegenheid;

    • b. de noodzaak de afwijking gedurende een bepaalde periode toe te passen, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van de betrokken SADC-EPO-staat en de moeilijkheden waarmede deze te kampen heeft.

  • 6 Elk verzoek wordt afzonderlijk onderzocht, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de mogelijkheid de oorsprongsstatus te verlenen aan producten waarin materialen zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit de minst ontwikkelde landen of uit ontwikkelingslanden waarmee een of meer SADC-EPO-staten bijzondere banden hebben, op voorwaarde dat met deze landen een bevredigende administratieve samenwerking tot stand kan worden gebracht.

  • 7 Onverminderd de leden 1 tot en met 6 wordt de afwijking toegestaan wanneer de waarde die aan de in de betrokken SADC-EPO-staat gebruikte, niet van oorsprong zijnde producten wordt toegevoegd, ten minste 45% van de waarde van het eindproduct bedraagt, op voorwaarde dat door deze afwijking geen ernstige schade ontstaat voor een economische sector van de EU of van een of meer lidstaten.

  • 8 Het comité ziet erop toe dat zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen vijfenzeventig (75) werkdagen na ontvangst van het verzoek door de EU-medevoorzitter van het comité, een besluit wordt genomen. Indien de EU de SADC-EPO-staten niet binnen deze termijn van haar standpunt inzake het verzoek in kennis stelt, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

  • 9

    • a. Afwijkingen gelden voor een door het comité vast te stellen periode, die in het algemeen vijf (5) jaar bedraagt.

    • b. Het besluit tot afwijking kan voorzien in verlengingen zonder dat het comité hiervoor een nieuw besluit behoeft te nemen, op voorwaarde dat door de betrokken SADC-EPO-staat of -staten drie (3) maanden vóór het einde van iedere periode wordt aangetoond dat nog niet kan worden voldaan aan de voorwaarden van dit protocol waarop de afwijking betrekking heeft. Indien tegen de verlenging bezwaar wordt gemaakt, stelt het comité zo spoedig mogelijk een onderzoek hiernaar in en besluit het of de afwijking kan worden verlengd. Het comité volgt hierbij de procedure van lid 8. Alles wordt in het werk gesteld om onderbrekingen in de toepassing van de afwijking te voorkomen.

    • c. Tijdens de onder a) en b) bedoelde periodes kan het comité de voorwaarden voor de toepassing van de afwijking opnieuw onderzoeken indien zich een belangrijke wijziging blijkt te hebben voorgedaan in de essentiële feiten die ertoe hebben geleid de afwijking goed te keuren. Naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek kan het comité zijn besluit wijzigen wat het toepassingsgebied van de afwijking of een andere eerder vastgestelde voorwaarde betreft.

  • 10 Niettegenstaande de leden 1 tot en met 9 wordt vanaf de datum waarop de overeenkomst uit hoofde van artikel 113 van deze overeenkomst in werking treedt tussen Namibië en de EU aan Namibië automatisch een afwijking betreffende bereidingen en conserven van witte tonijn (Thunnus alalunga) van GS-post 1604, vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde witte tonijn van de GS-posten 0302 of 0303, toegestaan binnen een contingent van 800 ton per jaar.

  • 11 Niettegenstaande de leden 1 tot en met 9 wordt aan Mozambique automatisch een afwijking van artikel 7, lid 2, onder c), van dit protocol toegestaan. Deze afwijking is voor een periode van vijf (5) jaar vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst van toepassing op garnalen en zeekreeften van de GS-posten 0306 en 1605, gevangen in de exclusieve economische zone van Mozambique en aangeland en verwerkt in Mozambique.

TITEL VI. CEUTA EN MELILLA

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 44. Bijzondere voorwaarden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De in dit protocol gebruikte term „EU” omvat niet Ceuta en Melilla. Onder „producten van oorsprong uit de EU” worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan.

  • 2 Dit protocol is van overeenkomstige toepassing om vast te stellen of producten die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, als van oorsprong uit een SADC-EPO-staat kunnen worden aangemerkt.

  • 3 Wanneer volledig in Ceuta, Melilla of de EU verkregen producten in een SADC-EPO-staat een be- of verwerking ondergaan, worden zij geacht volledig in de SADC-EPO-staten te zijn verkregen.

  • 4 Be- en verwerkingen in Ceuta, Melilla of de EU worden geacht in een SADC-EPO-staat te zijn verricht wanneer de materialen in een SADC-EPO-staat een verdere be- of verwerking ondergaan.

  • 5 Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de in artikel 9 van dit protocol genoemde ontoereikende be- en verwerkingen niet als be- of verwerking beschouwd.

  • 6 Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

TITEL VII. SLOTBEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 45. Herziening en toepassing van oorsprongsregels

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Krachtens artikel 101 van deze overeenkomst onderwerpt de Gezamenlijke Raad de toepassing en de economische gevolgen van dit protocol jaarlijks, of telkens wanneer de SADC-EPO-staten of de EU daarom verzoeken, aan een onderzoek met het doel de noodzakelijk geachte wijzigingen of aanpassingen aan te brengen.

  • 2 De Gezamenlijke Raad houdt daarbij onder meer rekening met de gevolgen van technologische ontwikkelingen op de oorsprongsregels.

  • 3 De besluiten worden zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd.

  • 4 Het comité neemt overeenkomstig artikel 50 van deze overeenkomst onder meer besluiten over afwijkingen van dit protocol, onder de in artikel 43 van dit protocol neergelegde voorwaarden.

Artikel 46. Bijlagen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De bijlagen bij dit protocol maken daarvan een integrerend deel uit.

Artikel 47. Tenuitvoerlegging van het protocol

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De EU en de SADC-EPO-staten nemen elk de nodige maatregelen om dit protocol ten uitvoer te leggen.

Protocol 2. Wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 1. Definities

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „goederen”: alle goederen die binnen het toepassingsgebied van het geharmoniseerd systeem vallen, ongeacht het toepassingsgebied van deze overeenkomst;

  • b. „douanewetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van een partij van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

  • c. „verzoekende autoriteit”: een bevoegde overheidsinstantie die door een partij is aangewezen voor de uitvoering van dit protocol en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;

  • d. „aangezochte autoriteit”: een bevoegde overheidsinstantie die door een partij is aangewezen voor de uitvoering van dit protocol en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;

  • e. „persoonsgegevens”: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • f. „met de douanewetgeving strijdige handeling”: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2. Toepassingsgebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen verlenen elkaar bijstand om op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden en op de wijze en voorwaarden die bij dit protocol zijn vastgesteld, een correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, in het bijzonder door met die wetgeving strijdige handelingen te voorkomen, op te sporen en te bestrijden.

  • 2 De in dit protocol bedoelde bijstand in douaneaangelegenheden geldt voor alle overheidsinstanties van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand laat de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken onverlet. Hij geldt evenmin voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke instantie worden uitgeoefend, tenzij deze er vooraf mee instemt dat die informatie wordt verstrekt.

  • 3 Bijstand bij de invordering van rechten, belastingen en boeten valt niet onder dit protocol.

Artikel 3. Bijstand op verzoek

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde activiteiten die met deze wetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn.

  • 2 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a. of goederen die uit het grondgebied van de ene partij zijn uitgevoerd, op legale wijze in het grondgebied van de andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder die goederen zijn geplaatst;

    • b. of goederen die in het grondgebied van de ene partij zijn ingevoerd, op legale wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder die goederen zijn geplaatst.

  • 3 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om te zorgen voor speciaal toezicht op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bij met de douanewetgeving strijdige handelingen betrokken zijn of waren;

    • b. plaatsen waar op zodanige wijze voorraden goederen zijn of kunnen worden aangelegd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat die goederen bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

    • c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat die goederen bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen, en

    • d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat die vervoermiddelen bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 4. Ongevraagde bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder door gegevens te verstrekken omtrent:

  • a. handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij;

  • b. nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt om met de douanewetgeving strijdige handelingen te verrichten;

  • c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen;

  • d. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij betrokken zijn of waren bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

  • e. vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij zijn, worden of kunnen worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 5. Overhandiging van documenten en kennisgeving van besluiten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in overeenstemming met de haar toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, alle maatregelen die nodig zijn voor:

    • a. de overhandiging van documenten van de verzoekende autoriteit in verband met de toepassing van dit protocol aan adressaten die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijven of gevestigd zijn, en, indien van toepassing,

    • b. de kennisgeving van besluiten van de verzoekende autoriteit in verband met de toepassing van dit protocol aan adressaten die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijven of gevestigd zijn.

  • 2 Verzoeken om de overhandiging van documenten of de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de documenten die voor de behandeling van het verzoek noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken ook mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd. Verzoeken kunnen ook in elektronische vorm worden gedaan.

  • 2 De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens:

    • a. de naam van de verzoekende autoriteit;

    • b. de maatregel waarom wordt verzocht;

    • c. het voorwerp en de reden van het verzoek;

    • d. de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere juridische aspecten;

    • e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie over de natuurlijke personen of rechtspersonen op wie het verzoek betrekking heeft, en

    • f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

  • 3 Verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis geldt niet voor de in lid 1 bedoelde documenten waarvan het verzoek vergezeld gaat.

  • 4 Indien een verzoek niet aan de hierboven vermelde vormvereisten voldoet, kan om correctie of aanvulling ervan worden verzocht. In de tussentijd kan opdracht worden gegeven tot conservatoire maatregelen.

Artikel 7. Uitvoering van verzoeken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Binnen de grenzen van haar bevoegdheden en de beschikbare middelen behandelt de aangezochte autoriteit een verzoek om bijstand alsof zij voor eigen rekening of op verzoek van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, en verstrekt zij de al beschikbare informatie, verricht zij het nodige onderzoek of laat zij dit verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op autoriteiten waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorstuurt wanneer zij dit niet zelf kan afhandelen.

  • 2 Aan verzoeken om bijstand wordt voldaan overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de aangezochte partij.

  • 3 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden:

    • a. ten kantore van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken autoriteit als bedoeld in lid 1, informatie verzamelen over activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn, die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft;

    • b. aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8. Vorm waarin de informatie moet worden verstrekt

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het onderzoek schriftelijk aan de verzoekende autoriteit mede en voegt daarbij de relevante documenten, gewaarmerkte afschriften of andere stukken.

  • 2 Op verzoek kan de in lid 1 bedoelde informatie in elektronische vorm worden verstrekt.

  • 3 Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een betrokken partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:

    • a. de soevereiniteit van een SADC-EPO-staat of van een lidstaat van de Europese Unie waaraan om bijstand op grond van dit protocol is gevraagd, zou kunnen aantasten; of

    • b. de openbare orde en veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen, of

    • c. tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

  • 2 De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek of een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3 Wanneer de verzoekende autoriteit verzoekt om een vorm van bijstand die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4 In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen moeten het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen ervoor onverwijld aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld.

Artikel 10. Doorgifte van informatie en geheimhoudingsplicht

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of is slechts voor beperkte verspreiding bestemd, afhankelijk van de regelgeving van elke partij. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en worden beschermd overeenkomstig de wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen en overeenkomstig de regelgeving die op de instanties van de EU van toepassing is.

  • 2 Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven wanneer de ontvangende partij zich ertoe verbindt te zorgen voor een passend niveau van bescherming voor dergelijke gegevens. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun ter zake geldende regelgeving, in voorkomend geval met inbegrip van de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Europese Unie.

  • 3 Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende met de douanewetgeving strijdige handelingen wordt beschouwd als gebruik voor de doeleinden van dit protocol. De partijen kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruikmaken van de informatie die zij op grond van dit protocol hebben verkregen en van de documenten waarin zij op grond van dit protocol inzage hebben gekregen. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of die inzage in de documenten heeft gegeven, wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

  • 4 De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Wanneer een van de partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, moet zij de autoriteit die de informatie heeft verstrekt vooraf om schriftelijke toestemming vragen. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.

Artikel 11. Deskundigen en getuigen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Een ambtenaar van een aangezochte autoriteit kan worden gemachtigd om, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als deskundige of getuige te verschijnen in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende onder dit protocol vallende aangelegenheden en daarbij de voor de procedure noodzakelijke voorwerpen, documenten of gewaarmerkte afschriften over te leggen. In de oproeping dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke rechterlijke instantie of overheidsinstantie de ambtenaar moet verschijnen en over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid hij zal worden ondervraagd.

Artikel 12. Kosten van de bijstand

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die op grond van dit protocol worden gedaan, met uitzondering van eventuele uitgaven voor deskundigen en getuigen en voor tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13. Uitvoering

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Met de uitvoering van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van de SADC-EPO-staten en anderzijds naargelang van het geval de bevoegde diensten van de Europese Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie belast. Zij stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de geldende regelgeving, met name op het gebied van de gegevensbescherming.

  • 2 De partijen plegen onderling overleg en lichten elkaar in over alle uitvoeringsbepalingen die zij op grond van dit protocol vaststellen.

Artikel 14. Wijzigingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De partijen kunnen het Handels- en ontwikkelingscomité aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

Artikel 15. Slotbepalingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Dit protocol is een aanvulling op en geen beletsel voor de toepassing van overeenkomsten inzake wederzijdse administratieve bijstand die tussen de partijen zijn gesloten of kunnen worden gesloten en staat niet in de weg aan uitgebreidere wederzijdse bijstand uit hoofde van dergelijke overeenkomsten.

  • 2 Dit protocol laat de verplichtingen van de partijen krachtens andere internationale overeenkomsten of verdragen onverlet.

  • 3 Dit protocol doet geen afbreuk aan de bepalingen van de EU betreffende de doorgifte, tussen de bevoegde diensten van de Europese Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de EU.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in lid 1 prevaleert dit protocol boven bilaterale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en een SADC-EPO-staat zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van die overeenkomsten strijdig zijn met die van dit protocol.

  • 5 Ten aanzien van kwesties in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 50 van deze overeenkomst ingestelde speciaal comité voor douane en handelsbevordering.

Protocol 3. Geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

HERINNEREND aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in wijn, ondertekend te Paarl op 28 januari 2002, en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in gedistilleerde dranken, ondertekend te Paarl op 28 januari 2002;

PARTIJ ZIJNDE BIJ de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, ondertekend te Pretoria op 11 oktober 1999, de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in wijn vanaf 28 januari 2002, en de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika betreffende de handel in gedistilleerde dranken vanaf 28 januari 2002;

GELEID DOOR DE WENS de ontwikkeling van geografische aanduidingen te bevorderen, waaronder aanduidingen worden verstaan die aangeven dat waren hun oorsprong hebben op het grondgebied van een partij, dan wel een regio of plaats op dat grondgebied, waarbij een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de waren wezenlijk valt toe te schrijven aan de geografische oorsprong ervan, in de zin van artikel 22, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst;

ZICH BEWUST VAN het belang van de drankensector voor hun economieën en de noodzaak de onderlinge handel in wijnbouwproducten en gedistilleerde dranken te bevorderen,

Artikel 1. Toepassing van het protocol

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De bepalingen van dit protocol zijn van toepassing op Zuid-Afrika en op de EU („de partijen”).

  • 2 Elke andere SADC-EPO-staat kan uitsluitend met betrekking tot geografische aanduidingen tot dit protocol toetreden door hiertoe een verzoek in te dienen bij het in artikel 13 van dit protocol bedoelde Speciaal Comité voor geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken („het Speciaal Comité”).

  • 3 Uit hoofde van artikel 117 van deze overeenkomst kan dit Comité voorstellen voor wijzigingen voor onderzoek en goedkeuring van de toetreding van de betrokken SADC-EPO-staat tot dit protocol aan de Gezamenlijke Raad voorleggen.

DEEL 1. GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 2. Toepassingsgebied

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Dit deel is van toepassing op de erkenning en bescherming van geografische aanduidingen van producten die behoren tot de categorieën in de rubrieken van bijlage I bij dit protocol en die van oorsprong zijn uit het grondgebied van de partijen.

  • 2 De bepalingen van dit deel vormen een aanvulling op en specificatie van de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst en andere bestaande multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen partij zijn; dientengevolge zijn de bepalingen van dit deel niet in strijd met of doen zij geen afbreuk aan de bepalingen van die multilaterale overeenkomsten.

Artikel 3. Bescherming van gevestigde geografische aanduidingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De EU beschermt de in bijlage I bij dit protocol opgenomen geografische aanduidingen van Zuid-Afrika overeenkomstig het in dit protocol neergelegde beschermingsniveau.

  • 2 Zuid-Afrika beschermt de in bijlage I bij dit protocol opgenomen geografische aanduidingen van de EU overeenkomstig het in dit protocol neergelegde beschermingsniveau.

  • 3 Wanneer al de in bijlage I bij dit protocol opgenomen geografische aanduidingen van de EU dan wel van Zuid-Afrika waarvoor als voorrangsdatum de „datum van inwerkingtreding” is aangegeven, overeenkomstig lid 1 of lid 2 zijn beschermd, stellen de partijen elkaar ervan in kennis dat de bescherming van kracht is.

Artikel 4. Gebruiksrecht van geografische aanduidingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een krachtens dit deel beschermde geografische aanduiding mag worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die het betrokken product overeenkomstig de desbetreffende productspecificatie in de handel brengt.

  • 2 Zodra een geografische aanduiding krachtens dit deel is beschermd, mag het gebruik van deze beschermde benaming niet afhankelijk worden gesteld van registratie van de gebruikers of andere verplichtingen.

Artikel 5. Omvang van de bescherming

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De in artikel 3 bedoelde en in bijlage I bij dit protocol opgenomen geografische aanduidingen, alsmede die welke worden toegevoegd ingevolge artikel 7 van dit protocol, worden beschermd tegen:

    • a. elk direct of indirect commercieel gebruik van een beschermde benaming:

      • voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de productspecificatie van de beschermde benaming, of

      • wanneer hierbij van de reputatie van een geografische aanduiding wordt geprofiteerd;

    • b. elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, met inbegrip van:

      • gebruik waarbij ook de werkelijke oorsprong van het betrokken product is aangegeven;

      • gebruik door middel van vertaling, transcriptie of transliteratie;

      • gebruik dat vergezeld gaat van woorden als „genre”, „type”, „soort”, „imitatie”, „methode” en dergelijke woorden of uitdrukkingen;

    • c. elke andere onjuiste of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van een soortgelijk product op de binnen- of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten betreffende dat product, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

    • d. elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van een soortgelijk product kan misleiden.

  • 2 Beschermde geografische aanduidingen worden niet geacht soortnamen te worden op het grondgebied van de partijen.

  • 3 Dit protocol doet op generlei wijze afbreuk aan het recht van een persoon om in het handelsverkeer zijn naam of de naam van zijn voorganger in zaken te gebruiken, behalve wanneer deze naam op zodanige wijze wordt gebruikt dat de consument daardoor wordt misleid.

  • 4 Wanneer Zuid-Afrika of de EU in het kader van onderhandelingen met een derde partij voorstelt om een geografische aanduiding van de derde partij te beschermen, en die benaming geheel of gedeeltelijk gelijkluidend is met een geografische aanduiding van de andere partij, stelt zij deze partij van dit voornemen in kennis en biedt zij haar de gelegenheid opmerkingen te maken voordat de bescherming van de benaming van kracht wordt.

  • 5 Geen enkele bepaling van dit deel verplicht Zuid-Afrika of de EU ertoe een geografische aanduiding te beschermen, indien deze aanduiding in het land van oorsprong niet of niet langer is beschermd. Zuid-Afrika en de EU stellen elkaar ervan in kennis wanneer een geografische aanduiding in het land van oorsprong niet langer wordt beschermd.

Artikel 6. Verband tussen geografische aanduidingen en merken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen weigeren de registratie of zorgen voor nietigverklaring van een merk dat in een van de in artikel 5, lid 1, van dit protocol bedoelde situaties betrekking heeft op eenzelfde soort product, indien een aanvraag om het merk te registreren wordt ingediend na de datum van het verzoek om bescherming van de geografische aanduiding in het desbetreffende grondgebied. Een bevoegde autoriteit van een partij kan bepalen dat uitsluitend tot nietigverklaring wordt overgegaan indien een belanghebbende hiertoe naar behoren en overeenkomstig de toepasselijke wetgeving een aanvraag indient.

  • 2 Voor de geografische aanduidingen die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol in bijlage I bij dit protocol zijn opgenomen, is de in lid 1 bedoelde datum van het verzoek om bescherming de in bijlage I bij dit protocol vermelde voorrangsdatum, onverminderd de blijvende geldigheid van de aan een merk van vóór de vermelde datum ontleende rechten van voorrang die onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van dit protocol op het grondgebied van een partij golden.

  • 3 Voor de in artikel 7 van dit protocol bedoelde geografische aanduidingen is de in lid 1 bedoelde datum van het verzoek om bescherming de datum waarop de ene partij een verzoek van de andere partij om bescherming van een geografische aanduiding ontvangt, mits de ontvangende partij deze geografische aanduiding vervolgens beschermt.

  • 4 De bescherming van een geografische aanduiding uit hoofde van artikel 5 van dit protocol doet geen afbreuk aan het voortgezette gebruik van een merk dat op het grondgebied van een partij is aangevraagd, geregistreerd of door gebruik te goeder trouw is verworven vóór de datum van het verzoek om bescherming van de geografische aanduiding, mits er in de wetgeving van de betrokken partij geen gronden voor de ongeldigheid of de herroeping van het merk zijn. De datum van het verzoek om bescherming van de geografische aanduiding wordt vastgesteld overeenkomstig de leden 2 en 3.

  • 5 Indien voor in bijlage I bij dit protocol opgenomen geografische aanduidingen waarvoor als voorrangsdatum de „datum van inwerkingtreding” is aangegeven, een merk wordt aangevraagd tussen de datum van bekendmaking met het oog op commentaar of oppositie in verband met deze geografische aanduidingen en de datum van inwerkingtreding van dit protocol, wordt in een van de in artikel 5, lid 1, van dit protocol bedoelde situaties vermoed dat het merk te kwader trouw is aangevraagd.

Artikel 7. Toevoeging van beschermde geografische aanduidingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Zuid-Afrika en de EU kunnen overeenkomstig de procedures van artikel 13 van dit protocol geografische aanduidingen toevoegen aan bijlage I bij dit protocol.

  • 2 Een benaming kan niet aan bijlage I bij dit protocol worden toegevoegd indien deze op het grondgebied van een partij samenvalt met de naam van een plantenras, een druivenras daaronder begrepen, of een dierenras en de consument daardoor kan worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product, of indien een soortnaam voor een soortgelijk product volledig in de benaming is opgenomen.

  • 3 Indien een in artikel 3 of artikel 7, lid 1, van dit protocol bedoelde geografische aanduiding geheel of gedeeltelijk gelijkluidend is met een geografische aanduiding die wordt beschermd of waarvoor om bescherming is verzocht op het grondgebied van de betrokken partij:

    • a. wordt elke aanduiding beschermd mits deze te goeder trouw is gebruikt en daarbij naar behoren rekening is gehouden met lokale en traditionele gebruiken en het daadwerkelijke gevaar voor verwarring;

    • b. bepalen Zuid-Afrika en de EU onderling, onverminderd artikel 23 van de TRIPs-overeenkomst, de praktische gebruiksvoorwaarden om geheel of gedeeltelijk gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consument niet mag worden misleid;

    • c. wordt een geheel of gedeeltelijk gelijkluidende benaming die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn uit een ander grondgebied, niet beschermd, ook al is de benaming juist wat het grondgebied, de regio of de plaats betreft waaruit het betrokken product feitelijk van oorsprong is.

  • 4 Zuid-Afrika en de EU zijn niet verplicht een geografische aanduiding te beschermen wanneer de bescherming de consument gezien de reputatie of bekendheid van een merk kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het betrokken product.

  • 5 Onverminderd lid 4 beschermen de partijen geografische aanduidingen ook wanneer er een ouder merk in de zin van artikel 6, lid 4, van dit protocol bestaat.

  • 6 Uit hoofde van artikel 13 van dit protocol kan Zuid-Afrika met het oog op de ontwikkeling van geografische aanduidingen aldaar tot dertig (30) benamingen voorstellen die bij voorrang moeten worden beschermd. De EU zorgt ervoor dat deze verzoeken onverwijld haar interne procedures doorlopen.

Artikel 8. Handhaving van bescherming

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen handhaven de in de artikelen 3 tot en met 7 van dit protocol bedoelde bescherming door passende bestuursrechtelijke maatregelen van de overheden en de rechterlijke instanties die zijn opgericht naar intern of regionaal recht van elke partij. Ook handhaven zij die bescherming op verzoek van een belanghebbende.

  • 2 Voor zover het interne en regionale recht voorziet in handhavingsmechanismen die gelijkwaardig zijn met de toepasselijke handhavingsmechanismen inzake etikettering, productie en intellectueel eigendom, wordt geacht dat dit recht aan de eisen van lid 1 voldoet.

Artikel 9. Samenwerking inzake beheer van geografische aanduidingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De EU en Zuid-Afrika stellen elkaar in kennis van de productspecificaties of een samenvatting daarvan alsmede van de contactpunten voor controlebepalingen die betrekking hebben op krachtens dit deel beschermde geografische aanduidingen van de andere partij, en kunnen deze openbaar maken.

  • 2 Krachtens dit deel beschermde geografische aanduidingen kunnen alleen worden ingetrokken door de partij waaruit het product van oorsprong is.

  • 3 Aangelegenheden in verband met productspecificaties van beschermde benamingen worden door het Speciaal Comité behandeld. Een in dit deel bedoelde productspecificatie is een specificatie die is goedgekeurd door de instanties van de partij op het grondgebied waaruit het product van oorsprong is, met inbegrip van alle wijzigingen die eveneens zijn goedgekeurd.

  • 4 De bepalingen van dit deel laten het recht om de erkenning en bescherming van een geografische aanduiding krachtens de wetgeving ter zake van Zuid-Afrika of de EU aan te vragen, onverlet.

DEEL 2. HANDEL IN WIJNBOUWPRODUCTEN EN GEDISTILLEERDE DRANKEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 10. Toepassingsgebied en betrokken producten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit deel is van toepassing op wijnbouwproducten en gedistilleerde dranken die vallen onder de posten 2204 en 2208 van het op 14 juni 1983 te Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, hierna „geharmoniseerd systeem” genoemd.

Artikel 11. Oenologische procedés

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De EU staat de invoer en de afzet op haar grondgebied voor menselijke consumptie toe van wijnbouwproducten van oorsprong uit Zuid-Afrika die zijn geproduceerd volgens:

    • a. in Zuid-Afrika bij de in afdeling A.1, onder a), van bijlage II bij dit protocol bedoelde wet- en regelgeving goedgekeurde productomschrijvingen,

    • b. in Zuid-Afrika bij de in afdeling A.1, onder b), van bijlage II bij dit protocol bedoelde wet- en regelgeving of anderszins voor gebruik bij voor uitvoer bestemde wijn door de bevoegde autoriteit goedgekeurde oenologische procedés en beperkingen, voor zover de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding, hierna „OIV” genoemd, deze heeft gepubliceerd en aanbeveelt, en

    • c. aanvullende oenologische procedés en beperkingen die de partijen gezamenlijk hebben aanvaard onder de voorwaarden waarin afdeling A.1, onder c), van bijlage II bij dit protocol voorziet.

  • 2 Zuid-Afrika staat de invoer en de afzet op zijn grondgebied voor menselijke consumptie toe van wijnbouwproducten van oorsprong uit de EU die zijn geproduceerd volgens:

    • a. in de EU bij de in afdeling B.1, onder a), van bijlage II bij dit protocol bedoelde wet- en regelgeving goedgekeurde productomschrijvingen,

    • b. in de EU bij de in afdeling B.1, onder b), van bijlage II bij dit protocol bedoelde wet- en regelgeving goedgekeurde oenologische procedés en beperkingen, voor zover de OIV deze heeft gepubliceerd en aanbeveelt, en

    • c. aanvullende oenologische procedés en beperkingen die de partijen gezamenlijk hebben aanvaard onder de voorwaarden waarin afdeling B.1, onder c), van bijlage II bij dit protocol voorziet.

  • 3 De partijen kunnen door middel van een wijziging van bijlage II bij dit protocol gezamenlijk besluiten verwijzingen naar productomschrijvingen en oenologische procedés en beperkingen toe te voegen, te schrappen of te wijzigen. Deze besluiten worden door het Speciaal Comité overeenkomstig zijn procedures vastgesteld.

  • 4 Ten aanzien van oenologische procedés herbevestigen de partijen hun WTO-toezeggingen inzake nationale behandeling en het beginsel van de meest begunstigde natie, met inachtneming van met name hun toezeggingen in artikel 40 van deze overeenkomst.

Artikel 12. Certificering van wijn en gedistilleerde dranken

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Voor wijnbouwproducten en gedistilleerde dranken die uit Zuid-Afrika worden ingevoerd en op de markt van de EU worden gebracht, blijven de eventuele door de Europese Unie opgelegde documentatie en certificering beperkt tot wat is vastgesteld in afdeling A.2 van bijlage II bij dit protocol.

  • 2 Voor wijnbouwproducten en gedistilleerde dranken die uit de EU worden ingevoerd en op de markt van Zuid-Afrika worden gebracht, blijven de eventuele door Zuid-Afrika opgelegde documentatie en certificering beperkt tot wat is vastgesteld in afdeling B.2 van bijlage II bij dit protocol.

DEEL 3. ALGEMENE BEPALINGEN

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 13. Speciaal Comité

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen richten hierbij een Speciaal Comité voor geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken op, dat tot taak heeft toezicht te houden op de ontwikkeling van dit protocol, de onderlinge samenwerking te intensiveren, informatie en met name de productspecificaties of een samenvatting daarvan uit te wisselen en de dialoog over geografische aanduidingen te verbeteren.

  • 2 De partijen houden, via het Speciaal Comité, contact over alle aangelegenheden in verband met de uitvoering en het functioneren van dit protocol. Met name waarborgen de partijen tijdige kennisgeving aan elkaar van wijzigingen in wet- en regelgeving inzake onder dit protocol vallende aangelegenheden die van invloed zijn op de producten die tussen hen worden verhandeld.

  • 3 Het Speciaal Comité ziet erop toe dat dit protocol goed functioneert en kan aanbevelingen doen en besluiten vaststellen bij consensus.

  • 4 In afwijking van artikel 117 van deze overeenkomst kan het Speciaal Comité besluiten tot wijziging van de bijlagen bij dit protocol, met inbegrip van aangelegenheden in verband met samenwerking uit hoofde van artikel 14, lid 1, van dit protocol.

  • 5 Het Speciaal Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 14. Samenwerking en voorkoming van geschillen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De partijen werken samen in aangelegenheden in verband met geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken, en met name:

    • a. de productomschrijvingen, de certificering en de etikettering van wijnen;

    • b. het gebruik van druivenrassen bij de vinificatie en de vermelding daarvan op het etiket;

    • c. het gebruik van traditionele aanduidingen in de etikettering van wijn;

    • d. de productomschrijvingen, de certificering en de etikettering van gedistilleerde dranken;

    • e. kwesties van wederzijds belang in verband met producten van post 2205 van het geharmoniseerd systeem, en

    • f. aangelegenheden in verband met het aanhangsel van de briefwisseling in bijlage X bij de TDC-overeenkomst als bedoeld in artikel 17, lid 2, van dit protocol.

  • 2 De bepalingen van deel III van deze overeenkomst zijn van toepassing op alle aangelegenheden die zich in verband met dit protocol voordoen, met dien verstande dat de verwijzingen naar partijen worden beperkt tot de partijen bij dit protocol en de verwijzingen naar het Handels- en ontwikkelingscomité worden geacht te verwijzen naar het Speciaal Comité.

Artikel 15. Toepasselijke regels

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Tenzij in dit protocol of in deze overeenkomst anders is bepaald, vinden de invoer en afzet van producten die onder dit protocol vallen en tussen de partijen worden verhandeld, plaats overeenkomstig de wet- en regelgeving die op het grondgebied van de partij van invoer van toepassing is.

Artikel 16. Toepassing van bepaalde concessies inzake markttoegang

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Onverminderd artikel 113, lid 5, van deze overeenkomst worden uit hoofde van artikel 113, lid 6, van deze overeenkomst de in artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde concessies inzake markttoegang voor landbouwproducten die in de tarieflijsten van de bijlagen I en II bij deze overeenkomst met een sterretje (*) zijn aangeduid, uitsluitend verleend aan de partij die overeenkomstig artikel 3, lid 3, van dit protocol de kennisgeving doet en vanaf de eerste dag van de maand na ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij.

Artikel 17. Verhouding tot andere overeenkomsten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De Overeenkomsten van 2002 in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van bepaalde overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika betreffende de handel in wijn en de handel in gedistilleerde dranken worden beëindigd.

  • 2 Wat het aanhangsel van de briefwisseling in bijlage X bij de TDC-overeenkomst betreft:

    • a. laten de bepalingen van dit protocol in verband met de bescherming van de benamingen „port” en „sherry” de toepassing van de punten 1 tot en met 4 van dat aanhangsel onverlet;

    • b. wordt in punt 6 van dat aanhangsel de zin „Deze bijstand vangt aan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst inzake wijn en gedistilleerde dranken” vervangen door „Deze bijstand vangt aan op de datum van inwerkingtreding van protocol 3 betreffende geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken bij de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds”.

Artikel 18. Overgangsmaatregelen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Producten waarvan de productie, de omschrijving en de voorstelling op de datum van inwerkingtreding in overeenstemming is met de interne wet- en regelgeving van de partijen en met hun onderlinge bilaterale verplichtingen, maar strijdig is met dit protocol, mogen op de markt worden gebracht:

  • a. door groothandelaren of producenten gedurende een periode van drie (3) jaar, en

  • b. door kleinhandelaren tot de voorraden zijn uitgeput.

Artikel 19. Slotbepalingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 De bijlagen bij dit protocol vormen een integrerend onderdeel van dit protocol.

  • 2 Indien dit protocol uit hoofde van artikel 113 van deze overeenkomst voorlopig wordt toegepast, worden de verwijzingen naar de datum van inwerkingtreding geacht betrekking te hebben op de datum waarop de voorlopige toepassing van deze overeenkomst tussen Zuid-Afrika en de EU van kracht wordt.

  • 3 Dit protocol wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het kan worden beëindigd door een onderling akkoord van de partijen of op grond van beëindiging van deze overeenkomst.

Protocol 4. Betreffende de verhouding tussen de TDC-overeenkomst en deze overeenkomst

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 113 van deze overeenkomst:

    • a. worden de volgende bepalingen van de TDC-overeenkomst ingetrokken:

    • b. heeft de bij artikel 97 van de TDC-overeenkomst ingestelde samenwerkingsraad niet meer de bevoegdheid om juridisch bindende besluiten te nemen over kwesties die vallen onder de bepalingen die onder a) zijn ingetrokken;

    • c. staat het bij artikel 104 van de TDC-overeenkomst ingestelde geschillenbeslechtingsmechanisme de partijen bij die overeenkomst niet meer ter beschikking bij geschillen betreffende de toepassing of interpretatie van de bepalingen die onder a) zijn ingetrokken.

  • 2. Bij voorlopige toepassing van deze overeenkomst door de EU en ratificatie door Zuid-Afrika overeenkomstig artikel 113 van deze overeenkomst:

    • a. wordt de toepassing geschorst van de artikelen die uit hoofde van punt 1 moeten worden ingetrokken;

    • b. heeft de bij artikel 97 van de TDC-overeenkomst ingestelde samenwerkingsraad niet de bevoegdheid om juridisch bindende besluiten te nemen over kwesties die vallen onder de bepalingen die uit hoofde van punt 2, onder a), zijn geschorst;

    • c. staat het bij artikel 104 van de TDC-overeenkomst ingestelde geschillenbeslechtingsmechanisme de partijen bij die overeenkomst niet ter beschikking bij geschillen betreffende de toepassing of interpretatie van de bepalingen die uit hoofde van punt 2, onder a), zijn geschorst.

  • 3. In geval van strijdigheid tussen de TDC-overeenkomst en deze overeenkomst heeft deze overeenkomst voorrang op de daarmee strijdige bepalingen.

Slotakte

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De vertegenwoordigers van:

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

det Koninkrijk Zweden,

det Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,

en

de Europese Unie,

enerzijds, en

de Republiek Botswana,

het Koninkrijk Lesotho,

de Republiek Mozambique,

de Republiek Namibië,

de Republiek Zuid-Afrika,

het Koninkrijk Swaziland,

hierna „staten van de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika die partij zijn bij de economische partnerschapsovereenkomst” („SADC-EPO-staten”) genoemd,

anderzijds,

bijeengekomen te Kasane op tien juni tweeduizend zestien, voor de ondertekening van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds,

en de SADC-EPO-staten, anderzijds, hebben bij de ondertekening van deze overeenkomst:

  • de volgende bijlagen, protocollen en verklaringen aangenomen:

BIJLAGE I: Douanerechten van de EU op producten van oorsprong uit de SADC-EPO-staten

BIJLAGE II: Douanerechten van de SACU op producten van oorsprong uit de EU

BIJLAGE III: Douanerechten van Mozambique op producten van oorsprong uit de EU

BIJLAGE IV: Landbouwvrijwaringsmaatregelen

BIJLAGE V: Transitoire vrijwaringsmaatregelen van BLNS-staten

BIJLAGE VI: Prioritaire producten en sectoren in het kader van SPS

PROTOCOL 1: Betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

PROTOCOL 2: Wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden

PROTOCOL 3: Geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken

PROTOCOL 4: Betreffende de verhouding tussen de TDC-overeenkomst en deze overeenkomst

ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze slotakte hebben geplaatst.

Verklaringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Verklaring van Namibië Over de oorsprong van visserijproducten

Namibië bevestigt het standpunt dat het tijdens de EPO-onderhandelingen over de oorsprongsregels voor visserijproducten steeds heeft ingenomen, namelijk dat op grond van de uitoefening van zijn soevereine rechten op de visbestanden in de wateren die onder zijn nationale jurisdictie vallen, met inbegrip van de exclusieve economische zone zoals gedefinieerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, alle vangsten in die wateren, die ter verwerking in de havens van Namibië moeten worden aangevoerd, als product van oorsprong moeten worden beschouwd.

Verklaring van de EU

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Over protocol 1 inzake de breedte van de territoriale wateren

De EU wijst erop dat de territoriale wateren volgens erkende internationale rechtsbeginselen, met name het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, tot 12 zeemijl zijn beperkt en verklaart dat deze afbakening in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van het protocol wanneer daarin naar dit begrip wordt verwezen.

  1. [Red: De oorspronkelijke Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.] ^ [1]
  2. Het begrip „EU” dat in deze overeenkomst wordt gebruikt wordt gedefinieerd in artikel 104. ^ [2]
  3. Voor de toepassing van dit artikel kan „capaciteitsopbouw” in het bijzonder opleiding, institutionele ontwikkeling, organisatorische ontwikkeling (structuren en procedures), operationele steun alsmede interinstitutionele communicatie- en samenwerkingsprocedures omvatten. ^ [3]
  4. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, hebben de termen „goederen” en „producten” dezelfde betekenis. ^ [4]
  5. Een belasting die aan het bepaalde in de eerste zin van dit lid voldoet, zou alleen worden geacht onverenigbaar te zijn met het bepaalde in de tweede zin wanneer er sprake is van concurrentie tussen enerzijds het belaste product en anderzijds een rechtstreeks daarmee concurrerend of verwisselbaar product dat niet aan dezelfde belasting is onderworpen. ^ [5]
  6. De in dit punt bedoelde uitzondering geldt voor elke grondstoffenovereenkomst die beantwoordt aan de beginselen die door de Economische en Sociale Raad bij resolutie 30 (IV) van 28 maart 1947 zijn goedgekeurd. ^ [6]
  7. De partijen bij het aangehechte protocol betreffende geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken geven uitvoering aan de daarin opgenomen verbintenissen. ^ [7]
  8. De verbintenissen tot administratieve samenwerking tussen de EU en de ACS-EPO-staten zijn neergelegd in de respectieve protocollen inzake de oorsprongsregels en administratieve samenwerking. ^ [8]
  9. Besluit 2009/729/EG van de Raad van 13 juli 2009. ^ [9]
  10. Overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen. ^ [10]
  11. Voor de toepassing van deze specifieke uitsluiting zijn de niet-preferentiële oorsprongsregels van de EU van toepassing. ^ [11]
  12. Overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties. ^ [12]
  13. Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties; materialen die in aanmerking komen voor een rechtenvrije behandeling uit hoofde van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur van de artikelen 9 tot en met 16 van die verordening, maar niet uit hoofde van de algemene regeling van artikel 6 van die verordening, vallen niet onder deze bepaling. ^ [13]
  14. Voor de toepassing van deze specifieke uitsluiting zijn de niet-preferentiële oorsprongsregels van de EU van toepassing. ^ [14]
  15. Voor de toepassing van deze specifieke uitsluiting zijn de niet-preferentiële oorsprongsregels van de EU van toepassing. ^ [15]
Naar boven