Het Koninkrijk België, vertegenwoordigd door:
De Federale Regering,
De Vlaamse Regering,
De Waalse Regering,
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
Het Groothertogdom Luxemburg
en
Het Koninkrijk der Nederlanden,
hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen”,
Gelet op artikel 6, tweede lid, onder f), van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie,
Gezien artikel 3, tweede lid, onder a), van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, alsmede hoofdstuk 3.5 van het Gemeenschappelijk Werkprogramma 2013-2016,
Gezien Beschikking M (2013) 6 van het Benelux Comité van Ministers van 18 november
2013 betreffende grensoverschrijdende samenwerking tussen de inspectiediensten inzake
wegvervoer,
Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke
regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer
uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad, de bestuurlijke samenwerking tussen lidstaten en wederzijdse bijstand
bepaalt,
Overwegende dat Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden
voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot
intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad, intracommunautaire contacten in de vorm van uitwisseling van gegevens,
ervaringen en inlichtingen tussen de lidstaten aanmoedigt,
Overwegende dat Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle
langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer,
de lidstaten gelast elkaar wederzijds bijstand te verlenen voor de toepassing van
die Richtlijn,
Overwegende dat Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op
het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg bepaalt dat lidstaten elkaar de nodige
bijstand verlenen met het oog op de juiste toepassing van die Richtlijn,
Overwegende dat de artikelen 24 tot en met 26 van het Verdrag tot instelling van de
Benelux Unie samenwerking mogelijk maken tussen enerzijds de Benelux Unie en anderzijds
derde staten en deelstaten en met name de staten, deelstaten en bestuurlijke entiteiten
die grenzen aan de grondgebieden van de Benelux-landen,
Overwegende de reeds bestaande samenwerking in het kader van Euro Contrôle Route,
Overwegende dat het Europese wegvervoer, ook binnen de Benelux-landen, zich in hoog
tempo internationaal ontwikkelt, niet alleen qua kwantiteit maar ook qua operationeel
kader waarbinnen dit vervoer wordt uitgevoerd,
Overwegende dat ondanks de ontwikkeling van de Europese Unie tot interne markt, het
toezicht op en de handhaving van de EU-regelgeving inzake wegvervoer een nationale
aangelegenheid blijven, hetgeen leidt tot pluriformiteit binnen de uitvoering tussen
de lidstaten, en dat dit haaks staat op de gewenste uniformiteit van het EU-acquis,
Overwegende dat grotere uniformiteit bij de uitvoering van de EU-wegvervoerregelgeving
bewerkstelligd kan worden door nauwere samenwerking tussen de inspectiediensten binnen
de Benelux en dat tot belangrijke kostenbesparingen, rendementsverhoging en schaalvoordelen
gekomen kan worden door benutting van elkaars capaciteit, expertise en ervaring,