Verdrag betreffende plaatsing van zeelieden.
De Algemene Conferentie van de Internationale Organisatie van de Arbeid,
bijeengeroepen te Genua door de Raad van Beheer van het Internationaal Bureau van
Arbeid, de 15 Juni 1920,
besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende: toezicht op
de monsteringsvoorwaarden van zeelieden; plaatsing; toepassing op zeelieden van het
Verdrag en de Aanbevelingen, aangenomen te Washington in November van het vorige jaar,
inzake werkloosheid en verzekering tegen werkloosheid, welk vraagstuk het tweede punt
uitmaakt van de agenda van de te Genua gehouden zitting der Conferentie, en
besloten hebbende, dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een Internationaal
Verdrag,
neemt het volgende Verdrag aan, dat genoemd zal worden Verdrag betreffende plaatsing
van zeelieden, ter bekrachtiging door de Leden van de Internationale Organisatie van
de Arbeid, in overeenstemming met de bepalingen van het Statuut van de Internationale
Arbeidsorganisatie:
Voor de toepassing van dit Verdrag worden onder „zeelieden” verstaan alle personen
als lid der equipage werkzaam aan boord van schepen, die de zee bevaren, met uitzondering
van de officieren.
-
1 De Arbeidsbemiddeling voor zeelieden mag door geen persoon, vennootschap of instelling
als bedrijf uitgeoefend worden met het doel winst te maken. Terzake van arbeidsbemiddeling
zal geen zeeman, van welk schip ook, ooit betaling verschuldigd zijn, direct noch
indirect, aan enige persoon, vennootschap of instelling.
-
1 In afwijking van het bepaalde in art. 2 mag een persoon, vennootschap of instelling,
die tot dusverre de arbeidsbemiddeling als bedrijf met het doel winst te maken heeft
uitgeoefend, met vergunning der Regering tijdelijk dit bedrijf voortzetten, onder
voorwaarde dat op zijn of haar handelingen toezicht wordt uitgeoefend door de Regering
ter bescherming van de rechten van alle belanghebbende partijen.
-
2 Ieder Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, verbindt zich om alle maatregelen te nemen,
nodig om zo spoedig mogelijk te komen tot afschaffing van het bedrijf van arbeidsbemiddeling
voor zeelieden met het doel winst te maken.
-
1 Ieder Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, zal zorg dragen, dat een doelmatig werkend
stelsel van kosteloze arbeidsbeurzen voor zeelieden wordt georganiseerd en in stand
gehouden:
-
1. hetzij door de belanghebbende organisaties van reders en van zeelieden gezamenlijk,
werkend onder een centraal toezicht;
-
2. hetzij bij ontstentenis ener zodanige gezamenlijke werkzaamheid, door de Staat zelf.
-
2 De werkzaamheden dezer arbeidsbeurzen zullen geleid worden door bevaren personen.
Wanneer arbeidsbeurzen van verschillende soort naast elkander bestaan, moeten maatregelen
genomen worden om hun werkzaamheden in een nationaal geordend stelsel met elkander
in overeenstemming te brengen.
Er zullen commissies worden samengesteld, bestaande uit een gelijk aantal vertegenwoordigers
van reders en van zeelieden, die gehoord moeten worden in alle zaken de werking dezer
beurzen betreffende.
Overigens wordt aan de Regering van ieder land overgelaten om de bevoegdheden dezer
commissies vast te stellen, in het bijzonder wat betreft de keuze van een voorzitter
buiten de leden, hare onderwerping aan Staatstoezicht en de bevoegdheid om zich te
doen bijstaan door personen, die zich wijden aan het welzijn der zeelieden.
Zolang de poging tot plaatsing duurt, behoudt de zeeman het recht om zijn schip en
de reder om zijn bemanning te kiezen.
De monsterrol moet alle waarborgen bevatten voor de bescherming van alle belanghebbende
partijen en de zeeman moet alle gelegenheid gelaten worden om van die monsterrol vóór
en na de ondertekening kennis te nemen.
Ieder Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, moet maatregelen nemen, dat de in dit Verdrag
voorziene middelen tot het vergemakkelijken van de plaatsing van zeelieden ter beschikking
komen, zo nodig door middel van openbare arbeidsbeurzen, van de zeelieden van alle
landen, die dit Verdrag bekrachtigd hebben, mits de arbeidsvoorwaarden in die landen
nagenoeg dezelfde zijn.
Aan ieder land wordt overgelaten te beslissen of het al of niet soortgelijke regelingen,
als in dit Verdrag neergelegd, zal aanvaarden met betrekking tot stuurlieden en machinisten.
Ieder Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, zal aan het Internationaal Bureau van Arbeid
alle gegevens, statistische of andere, verstrekken, waarover het beschikt, betreffende
de werkloosheid der zeelieden en de werking van zijn arbeidsbeurzen voor zeelieden.
Het Internationaal Bureau van Arbeid zal, in overleg met de Regeringen en de organisaties
der belanghebbenden in elk land, de overeenstemming verzekeren tussen de verschillende
nationale stelsels van arbeidsbemiddeling voor zeelieden.
-
1 Ieder Lid van de Internationale Organisatie van de Arbeid, dat dit Verdrag bekrachtigt,
verbindt zich om het toe te passen ten aanzien van zijn koloniën, bezittingen of protectoraten,
voor zover die geen volkomen zelfbestuur hebben, onder het volgend voorbehoud:
-
a. dat de plaatselijke omstandigheden de toepassing der bepalingen van dit Verdrag niet
onmogelijk maken;
-
b. dat in dit Verdrag zodanige wijzigingen kunnen worden aangebracht als nodig zullen
zijn om de bepalingen daarvan aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden.
De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag, onder de voorwaarden neergelegd in het
Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, zullen worden medegedeeld aan de
Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.
Zodra de bekrachtingen van twee Leden van de Internationale Organisatie van de Arbeid
door het Internationaal Arbeidsbureau zijn ingeschreven, zal de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau van dit feit mededeling doen aan alle Leden van
de Internationale Organisatie van de Arbeid.
Dit Verdrag zal van kracht worden op de datum, waarop deze kennisgeving door de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau zal zijn gedaan; het zal slechts verbindend zijn
voor de Leden, die hunne bekrachtiging door het Internationaal Arbeidsbureau hebben
doen inschrijven. Vervolgens zal dit Verdrag voor ieder ander Lid van kracht worden
op de datum, waarop de bekrachtiging van dat Lid door het Internationaal Arbeidsbureau
zal zijn ingeschreven.
Onder voorbehoud van het in artikel 14 bepaalde verbindt zich ieder Lid, dat dit Verdrag
bekrachtigt, om de bepalingen daarvan in toepassing te brengen uiterlijk op 1 Juli
1922 en om zodanige maatregelen te treffen als nodig zullen zijn om deze bepalingen
rechtskracht te verschaffen.
Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een
termijn van vijf jaren na de datum, waarop dit Verdrag begint van kracht te worden,
zulks bij verklaring, toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau en door deze ingeschreven. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar
nadat zij door het Internationaal Arbeidsbureau is ingeschreven.
Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig
acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene
Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke
herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
Zowel de Franse als de Engelse tekst van dit Verdrag is authentiek.