Preambule
De Lidstaten van de Raad van Europa, de andere Staten en de Europese Gemeenschap,
ondertekenaars van dit Verdrag,
Indachtig de Universele Verklaring van de rechten van de mens, afgekondigd op 10 december 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
Indachtig het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950;
Indachtig het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961;
Indachtig het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 16 december 1966;
Indachtig het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking
van persoonsgegevens van 28 januari 1981;
Tevens indachtig het Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989;
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het bereiken van een grotere eenheid
tussen zijn leden, en dat een van de middelen om dit doel te bereiken is de handhaving
en de verdere verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
Zich bewust van de snelle ontwikkelingen in de biologie en de geneeskunde;
Overtuigd van de noodzaak het menselijk wezen, als individu en lid van de menselijke
soort te eerbiedigen, en erkennende dat het van belang is de waardigheid van het menselijk
wezen te waarborgen;
Zich ervan bewust dat een verkeerd gebruik van de biologie en de geneeskunde kan leiden
tot handelingen die een bedreiging vormen voor de menselijke waardigheid;
Bevestigende dat de vooruitgang in de biologie en de geneeskunde dient te worden gebruikt
ten gunste van de huidige en toekomstige generaties;
Benadrukkende de noodzaak van internationale samenwerking zodat de gehele mensheid
kan profiteren van hetgeen de biologie en de geneeskunde te bieden hebben;
Erkennende het belang van de bevordering van een openbaar debat over de vragen die
de toepassing van de biologie en de geneeskunde oproept en over de hierop te geven
antwoorden;
Geleid door de wens alle leden van de samenleving te herinneren aan hun rechten en
verantwoordelijkheden;
Rekening houdende met de werkzaamheden van de Parlementaire Vergadering op dit terrein,
met inbegrip van Aanbeveling 1160 (1991) betreffende de voorbereiding van een Verdrag
inzake bio-ethiek;
Vastbesloten die maatregelen te treffen die nodig zijn om de menselijke waardigheid
en de fundamentele rechten en vrijheden van het individu met betrekking tot de toepassing
van de biologie en de geneeskunde veilig te stellen;