In geval van een aanvaring of van enig ander scheepvaartongeval, waarbij een zeeschip
is betrokken en waarbij de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aansprakelijkheid
van de kapitein of van enige andere persoon in dienst van het schip in het geding
is, kan een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vervolging alleen worden ingesteld
ten overstaan van de gerechtelijke of administratieve autoriteiten van de Staat waarvan
het schip op het tijdstip van de aanvaring of een ander scheepvaartongeval de vlag
voerde.
In het geval bedoeld in het voorgaande artikel kan een schip niet worden in beslag
genomen noch worden vastgehouden, zelfs niet bij wijze van maatregel van onderzoek,
door de autoriteiten van een ander land dan dat welks vlag het schip voerde.
Geen bepaling van dit Verdrag belet een Staat zijn eigen autoriteiten de bevoegdheid
te verlenen in geval van aanvaring of van een ander scheepvaartongeval maatregelen
te treffen met betrekking tot de bewijzen van bevoegdheid en de vergunningen die hij
heeft verleend, of zijn eigen onderdanen te vervolgen voor overtredingen die zij hebben
begaan terwijl zij zich aan boord bevonden van een schip dat de vlag van een andere
Staat voerde.
Dit Verdrag is niet van toepassing op aanvaringen of andere scheepvaartongevallen
die hebben plaatsgevonden in havens, op reden en op binnenwateren.
Daarnevens kunnen de Hoge Verdragsluitende Partijen bij de ondertekening, bij de nederlegging
van de akten van bekrachtiging of van toetreding tot het Verdrag zich het recht voorbehouden
overtredingen te vervolgen die op hun eigen territoriale wateren zijn begaan.
De Hoge Verdragsluitende Partijen nemen de verplichting op zich alle geschillen tussen
Staten die kunnen voortvloeien uit de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag
aan een scheidsrechterlijke uitspraak te onderwerpen, onverminderd evenwel de verplichtingen
van de Hoge Verdragsluitende Partijen die zijn overeengekomen hun geschillen voor
te leggen aan het Internationale Hof van Justitie.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten, vertegenwoordigd op de negende
Diplomatieke Zeerechtconferentie. Het proces-verbaal van ondertekening wordt opgemaakt
door de zorg van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van België.
Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd en de akten van bekrachiging worden nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van België; dit geeft van die nederlegging
kennis aan alle ondertekenende en toetredende Staten.
Elke Staat die niet vertegenwoordigd is geweest op de negende Diplomatieke Zeerechtconferentie,
kan tot dit Verdrag toetreden.
De toetredingen worden medegedeeld aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van België;
dit stelt langs de diplomatieke weg alle ondertekenende en toetredende Staten daarvan
in kennis.
Het Verdrag treedt voor de toetredende Staat in werking zes maanden na ontvangst van
die mededeling, doch niet vóór de dag van zijn inwerkingtreding overeenkomstig het
bepaalde in artikel 8, a).
Elke Hoge Verdragsluitende Partij kan, na verloop van drie jaar na de inwerkingtreding
van dit Verdrag te haren opzichte, de bijeenroeping verzoeken van een Conferentie
die tot taak zal hebben te beslissen over voorstellen tot herziening van dit Verdrag.
Elke Hoge Verdragsluitende Partij die van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken
doet daarvan mededeling aan de Belgische Regering; deze belast zich met het bijeenroepen
van de Conferentie binnen zes maanden.
Elke Hoge Verdragsluitende Partij heeft het recht dit Verdrag op elk tijdstip nadat
het voor haar in werking is getreden op te zeggen. Deze opzegging wordt van kracht
een jaar na de datum van ontvangst door de Belgische Regering van de kennisgeving
van opzegging; deze stelt de andere Verdragsluitende Partijen langs de diplomatieke
weg daarvan in kennis.
-
a)
Elke Hoge Verdragsluitende Partij kan bij de bekrachtiging van of de toetreding tot
dit Verdrag of op elk later tijdstip de Belgische Regering er schriftelijk van in
kennis stellen dat dit Verdrag toepasselijk is op alle gebieden of op bepaalde gebieden
voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is. Het Verdrag wordt
op die gebieden van toepassing zes maanden na de datum van ontvangst van die mededeling
door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van België, doch niet vóór de dag van inwerkingtreding
van dit Verdrag ten opzichte van die Hoge Verdragsluitende Partij.