Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk [...] en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen, 's-Gravenhage, 17-11-1967

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 16-03-1970 t/m heden

Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen

Authentiek : NL

Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en van Haar andere Rijken en Gebieden, Hoofd van de Commonwealth (hierna te noemen „Hare Britse Majesteit”);

De wens koesterende het tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk gesloten Verdrag tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen, welk Verdrag op 31 mei 1932 te Londen ondertekend is, aan te vullen;

Hebben besloten tot dat doel een aanvullend Verdrag te sluiten en hebben te dien einde tot hun gevolmachtigden benoemd:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zijne Excellentie de Heer H. J. de Koster, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

Hare Britse Majesteit:

Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:

Zijne Excellentie Sir Isham Peter Garran, K. C. M. G., Harer Britse Majesteits Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur te 's-Gravenhage en

De Right Honourable Lord Gardiner, Lord High Chancellor van Groot-Brittannië;

Die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben uitgewisseld, zijn overeengekomen als volgt:

Artikel I. Werkingssfeer van het Verdrag en begripsomschrijvingen

  • 1 Tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is bepaald, is dit Verdrag slechts van toepassing op burgerlijke zaken, daaronder begrepen zaken, waarover in oneigenlijke rechtspraak wordt beslist.

  • 2 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

    • a) „gebieden”:

      • 1) waar het betreft het Verenigd Koninkrijk, Engeland en Wales, Schotland en Noord-Ierland en die gebieden, waar dit Verdrag van kracht is uit hoofde van een uitbreiding ingevolge artikel VII, eerste lid, onder a); en

      • 2) waar het betreft het Koninkrijk der Nederlanden, het Europese gedeelte van het Koninkrijk en elk ander deel van het Koninkrijk waar dit Verdrag van kracht is uit hoofde van een uitbreiding ingevolge artikel VII, eerste lid, onder b);

    • b) „rechtspersonen”: vennootschappen, verenigingen en andere rechtspersonen;

    • c) „onderdanen”:

      • 1) waar het betreft het Verenigd Koninkrijk, burgers van het Verenigd Koninkrijk en de Koloniën, Britse beschermde personen en Britse onderdanen zonder burgerschap;

      • 2) waar het betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alle personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten;

      • 3) ten aanzien van elk der Hoge Verdragsluitende Partijen, rechtspersonen, die volgens de wetten van de gebieden van die Hoge Verdragsluitende Partij als zodanig zijn opgericht of erkend.

Artikel II. Rechtsbescherming en optreden in rechte

  • 1 De onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen genieten in de gebieden van de andere Hoge Verdragsluitende Partij met betrekking tot hun persoon en vermogen dezelfde rechtsbescherming als onderdanen van die Verdragsluitende Partij en kunnen zich op gelijke voet als die onderdanen (ook wat de verschuldigde rechten en kosten betreft) ter handhaving van hun rechten tot de gerechten wenden.

  • 2 Dit artikel is van toepassing zowel op strafzaken als op burgerlijke zaken.

Artikel III. Zekerheidstelling voor kosten

De onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen zijn in de gebieden van de andere Hoge Verdragsluitende Partij niet verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten in de gevallen waarin een onderdaan van die Hoge Verdragsluitende Partij daartoe onder gelijke omstandigheden niet gehouden is.

Artikel IV. Rechtsbijstand

  • 1 De onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen genieten in een gebied van de andere Hoge Verdragsluitende Partij, met betrekking tot kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand tegen verminderd tarief, mits zij voldoen aan de vereisten gesteld door de in dat gebied geldende wetten, dezelfde behandeling als onderdanen van laatstbedoelde Hoge Verdragsluitende Partij onder gelijke omstandigheden genieten.

  • 2 Het in dit artikel bepaalde is van toepassing zowel op strafzaken als op burgerlijke zaken.

  • 3 Onder „een gebied” wordt in het eerste lid van dit artikel medeverstaan een gebied waartoe de werking van dit Verdrag overeenkomstig het bepaalde in artikel VII, eerste lid is uitgebreid.

Artikel V. Lijfsdwang

Op de onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen kan in de gebieden van de andere Hoge Verdragsluitende Partij lijfsdwang, hetzij als middel van tenuitvoerlegging, hetzij als middel tot bewaring van rechten, niet worden toegepast in de gevallen waarin tegen onderdanen van laatstbedoelde Hoge Verdragsluitende Partij geen lijfsdwang is toegelaten.

Artikel VI. Uitlegging van het Verdrag

Alle geschillen die mochten rijzen in verband met de uitlegging of toepassing van het Verdrag worden opgelost langs de diplomatieke weg.

Artikel VII. Territoriale uitbreiding

  • 1

    • a) Hare Britse Majesteit kan op elk tijdstip waarop dit Verdrag van kracht is, de werking daarvan door middel van een langs de diplomatieke weg te zenden kennisgeving uitbreiden tot elk gebied voor welks internationale betrekkingen de Regering van Hare Britse Majesteit in het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk is.

    • b) Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden kan op elk tijdstip waarop dit Verdrag van kracht is, de werking daarvan door middel van een langs de diplomatieke weg te zenden kennisgeving uitbreiden tot elk deel van het Koninkrijk der Nederlanden buiten Europa.

  • 2 Een uitbreiding zal van kracht worden één maand na de datum van kennisgeving.

  • 3 Ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen is bevoegd om na het verstrijken van een termijn van drie jaar na de datum, waarop een uitbreiding van dit Verdrag tot een van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gebieden van kracht is geworden, deze uitbreiding te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, door kennisgeving langs de diplomatieke weg.

  • 4 De opzegging van dit Verdrag ingevolge artikel VIII heeft ook gevolg voor een gebied, waartoe de werking van het Verdrag is uitgebreid ingevolge het eerste lid van dit artikel, tenzij door de Hoge Verdragsluitende Partijen uitdrukkelijk anders is overeengekomen.

Artikel VIII. Bekrachtiging, inwerkingtreding en beëindiging van het Verdrag

Dit Verdrag zal worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen te Londen worden uitgewisseld. Het Verdrag zal drie maanden nadat de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld in werking treden en het zal gedurende drie jaar na zijn inwerkingtreding van kracht blijven. Indien geen van de Hoge Verdragsluitende Partijen de andere tenminste zes maanden vóór het verstrijken van de vermelde termijn van drie jaar langs de diplomatieke weg heeft kennis gegeven van zijn wens het Verdrag op te zeggen, dan zal het van kracht blijven tot op de dag waarop zes maanden zijn verstreken na de datum, waarop een van de Hoge Verdragsluitende Partijen van de opzegging zal hebben kennis gegeven.

TEN BEWIJZE WAARVAN de hogergenoemde Gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegels hebben voorzien.

GEDAAN in tweevoud te 's-Gravenhage op 17 november 1967, in de Nederlandse en de Engelse taal, welke beide teksten gelijkelijk gezag hebben.

Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

(w.g.) H. J. DE KOSTER

Voor Hare Britse Majesteit,

(w.g.) PETER GARRAN

GARDINER C.

Naar boven