De Regeringen van het Koninkrijk België, van het Koninkrijk Denemarken, van de Bondsrepubliek
Duitsland, van de Franse Republiek, van Ierland, van de Italiaanse Republiek, van
het Groothertogdom Luxemburg, van het Koninkrijk der Nederlanden en van het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
op het ogenblik van de ondertekening van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing
is op verbintenissen uit overeenkomst,
geleid door de wens een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de bepalingen van
dit Verdrag te verzekeren,
verlangende te voorkomen dat verschillen in uitlegging van het Verdrag afbreuk doen
aan de eenheid van dit Verdrag;
verklaren zich bereid:
-
1. de mogelijkheid te onderzoeken om bepaalde bevoegdheden toe te kennen aan het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen en, voor zover nodig, over een daartoe
strekkende overeenkomst te onderhandelen;
-
2. periodiek overleg tussen hun vertegenwoordigers te doen plaatsvinden.