Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19-06-1980

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1980. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-10-1998 t/m heden

Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst

Authentiek : NL

Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst

Preambule

De Hoge Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Geleid door de wens om op het gebied van het internationaal privaatrecht verder te gaan met de in de Gemeenschap reeds begonnen eenmaking van het recht, met name ter zake van de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen,

Verlangende eenvormige regels op te stellen voor het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

TITEL I. TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1. Toepassingsgebied

  • 1 De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op verbintenissen uit overeenkomst in gevallen waarin uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen.

  • 2 Zij zijn niet van toepassing op

    • a) De staat en bevoegdheid van natuurlijke personen, behoudens artikel 11;

    • b) verbintenissen uit overeenkomst betreffende:

      • - testamenten en erfenissen;

      • - huwelijksgoederenrecht;

      • - rechten en verplichtingen wit familierechtelijke betrekkingen tussen ouders en kinderen, uit bloedverwantschap, huwelijk en aanverwantschap, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen jegens onwettige kinderen;

    • c) verbintenissen uit wissels, cheques, orderbriefjes, alsmede andere verhandelbare waardepapieren, voor zover de verbintenissen uit deze andere papieren het gevolg zijn van hun verhandelbaarheid;

    • d) overeenkomsten tot arbitrage en tot aanwijzing van een bevoegde rechter;

    • e) kwesties behorende tot het recht inzake vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, zoals de oprichting, de rechts- en handelingsbevoegdheid, het inwendig bestel en de ontbinding van vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, alsmede de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de organen voor de schulden van de vennootschap, de vereniging of de rechtspersoon;

    • f) de vraag of een vertegenwoordiger zijn principaal, dan wel of een orgaan van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon deze vennootschap, vereniging of rechtspersoon jegens een derde kan binden;

    • g) de oprichting van „trusts”, alsmede de daardoor ontstane rechtsbetrekkingen tussen oprichters, „trustees” en begunstigden;

    • h) het bewijs en de rechtspleging, behoudens artikel 14.

  • 3 De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten waarin risico's worden gedekt die op het grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap zijn gelegen. Bij de beoordeling van de vraag of een risico op deze grondgebieden is gelegen past de rechter zijn eigen recht toe.

  • 4 Het voorgaande lid is niet van toepassing op herverzekeringsovereenkomsten.

Artikel 2. Toepassing van het recht van niet-verdragsluitende Staten

Het door dit Verdrag aangewezen recht is toepasselijk, ongeacht de vraag of het het recht is van een verdragsluitende Staat.

TITEL II. EENVORMIGE REGELS

Artikel 3. Rechtskeuze door partijen

  • 1 Een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. De rechtskeuze moet uitdrukkelijk zijn gedaan of voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Bij hun keuze kunnen partijen het toepasselijke recht aanwijzen voor de overeenkomst in haar geheel of voor slechts een onderdeel daarvan.

  • 2 Partijen kunnen te allen tijde overeenkomen de overeenkomst aan een ander recht te onderwerpen dan het recht dat deze voorheen, hetzij op grond van een vroegere rechtskeuze overeenkomstig dit artikel, hetzij op grond van een andere bepaling van dit Verdrag, beheerste. Een wijziging in de rechtskeuze door partijen na de totstandkoming van de overeenkomst is niet van invloed op de formele geldigheid van de overeenkomst in de zin van artikel 9 en doet geen afbreuk aan rechten van derden.

  • 3 De keuze door partijen van een buitenlands recht, al dan niet gepaard gaande met de aanwijzing van een buitenlandse rechter, laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip van deze keuze met een enkel land zijn verbonden, onverlet de bepalingen waarvan volgens het recht van dat land niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, hierna „dwingende bepalingen” te noemen.

  • 4 De vraag of er overeenstemming tussen partijen tot stand is gekomen over de keuze van het toepasselijke recht en of deze overeenstemming geldig is, wordt beheerst door de artikelen 8, 9 en 11.

Artikel 4. Het recht, dat bij gebreke van een rechtskeuze door partijen toepasselijk is

  • 1 Voor zover geen keuze overeenkomstig artikel 3 van het op de overeenkomst toepasselijke recht is gedaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Indien evenwel een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden en dit deel nauwer verbonden is met een ander land, kan hierop bij wijze van uitzondering het recht van dat andere land worden toegepast.

  • 2 Behoudens het vijfde lid wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats, of, wanneer het een vennootschap, vereniging of rechtspersoon betreft, haar hoofdbestuur heeft. Indien de overeenkomst evenwel in de uitoefening van het beroep of het bedrijf van deze partij werd gesloten, is dit het land waar zich haar hoofdvestiging bevindt of, indien de prestatie volgens de overeenkomst door een andere vestiging dan de hoofdvestiging moet worden verricht, het land waar zich deze andere vestiging bevindt.

  • 3 Voor zover de overeenkomst een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp heeft wordt, ongeacht het tweede lid, vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar het onroerend goed is gelegen.

  • 4 Het vermoeden van het tweede lid geldt niet voor de overeenkomst tot vervoer van goederen. Wanneer bij een dergelijke overeenkomst het land waar de vervoerder zijn hoofdvestiging heeft ten tijde van de sluiting, tevens het land is waar de plaats van de inlading of lossing, dan wel de hoofdvestiging van de verzender is gelegen, wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met dat land. Voor de toepassing van dit lid wordt als overeenkomst tot vervoer van goederen beschouwd de bevrachting voor een enkele reis en iedere andere overeenkomst die hoofdzakelijk het vervoer van goederen betreft.

  • 5 Het tweede lid vindt geen toepassing indien niet kan worden vastgesteld welke de kenmerkende prestatie is. De vermoedens van het tweede, derde en vierde lid gelden niet wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land.

Artikel 5. Door consumenten gesloten overeenkomsten

  • 1 Dit artikel is van toepassing op overeenkomsten die betrekking hebben op de levering van roerende lichamelijke zaken of de verstrekking van diensten aan een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, alsmede op overeenkomsten ter financiering van een dergelijke levering of verstrekking.

  • 2 Ongeacht artikel 3 kan de rechtskeuze van partijen er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, indien:

    • - de sluiting van de overeenkomst in dat land is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of publiciteit en indien de consument in dat land de voor de sluiting van die overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht,

    • - de wederpartij van de consument of zijn vertegenwoordiger de bestelling van de consument in dat land heeft ontvangen, of

    • - het een koopovereenkomst betreft en de consument vanuit dat land naar een ander land is gereisd en daar de bestelling heeft gedaan, mits de reis door de verkoper is georganiseerd met het doel de consument tot koop te bewegen.

  • 3 Ongeacht artikel 4 worden deze overeenkomsten, bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3, beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien zij zijn gesloten in de in het tweede lid beschreven omstandigheden.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a) de vervoerovereenkomst;

    • b) de overeenkomst tot verstrekking van diensten, wanneer de diensten aan de consument uitsluitend moeten worden verstrekt in een ander land dan dat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.

  • 5 Ongeacht het vierde lid is dit artikel van toepassing op de overeenkomst waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf wordt aangeboden.

Artikel 6. Individuele arbeidsovereenkomsten

  • 1 Ongeacht artikel 3 kan de rechtskeuze van partijen in een arbeidsovereenkomst er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht dat ingevolge het tweede lid van het onderhavige artikel bij gebreke van een rechtskeuze op hem van toepassing zou zijn.

  • 2 Ongeacht artikel 4 wordt de arbeidsovereenkomst, bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3, beheerst door:

    • a) het recht van het land waar de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht, zelfs wanneer hij tijdelijk in een ander land te werk is gesteld, of

    • b) het recht van het land waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen, wanneer deze niet in een zelfde land gewoonlijk zijn arbeid verricht,

    tenzij uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land, in welk geval het recht van dat andere land toepasselijk is.

Artikel 7. Bepalingen van bijzonder dwingend recht

  • 1 Bij de toepassing ingevolge dit Verdrag van het recht van een bepaald land kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmede het geval nauw is verbonden, indien en voor zover deze bepalingen volgens het recht van dit laatstgenoemde land toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst. Bij de beslissing of aan deze dwingende bepalingen gevolg moet worden toegekend, wordt rekening gehouden met hun aard en strekking, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van deze bepalingen zouden voortvloeien.

  • 2 Dit Verdrag laat de toepassing onverlet van de bepalingen van het recht van het land van de rechter die ongeacht het op de overeenkomst toepasselijke recht, het geval dwingend beheersen.

Artikel 8. Bestaan en materiële geldigheid

  • 1 Het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge dit Verdrag toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn.

  • 2 Niettemin kan een partij zich, voor het bewijs dat zij haar toestemming niet heeft verleend, beroepen op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft, indien uit de omstandigheden blijkt dat het niet redelijk zou zijn de gevolgen van haar gedrag te bepalen overeenkomstig het recht, bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 9. Vorm

  • 1 Een overeenkomst die is gesloten tussen personen die zich in een zelfde land bevinden, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge dit Verdrag op de overeenkomst zelve van toepassing is, of van het recht van het land waar de overeenkomst is gesloten.

  • 2 Een overeenkomst die is gesloten tussen personen die zich in verschillende landen bevinden, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge dit Verdrag op de overeenkomst zelve van toepassing is, of van het recht van een van die landen.

  • 3 Wanneer de overeenkomst is gesloten door een vertegenwoordiger, wordt onder het land, bedoeld in het eerste en tweede lid, verstaan het land waar de vertegenwoordiger zich bevindt op het tijdstip dat hij optreedt.

  • 4 Een eenzijdige rechtshandeling die betrekking heeft op een reeds gesloten of nog te sluiten overeenkomst, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat de overeenkomst zelve ingevolge dit Verdrag beheerst of zou beheersen, of van het recht van het land waar die rechtshandeling is verricht.

  • 5 De voorgaande leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarop artikel 5 van toepassing is en die onder de in het tweede lid van dat artikel beschreven omstandigheden zijn gesloten. Deze overeenkomsten worden wat de vorm betreft beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft.

  • 6 Ongeacht het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel wordt de overeenkomst die een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp heeft, beheerst door de dwingende vormvoorschriften van het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen, voor zover die voorschriften volgens dat recht toepasselijk zijn ongeacht de plaats waar de overeenkomst werd gesloten en ongeacht het daarop toepasselijke recht.

Artikel 10. De onderwerpen die het toepasselijke recht beheerst

  • 1 Het recht dat ingevolge de artikelen 3 tot en met 6 en 12 van dit Verdrag op de overeenkomst toepasselijk is, beheerst met name:

    • a) de uitlegging ervan;

    • b) de nakoming ervan;

    • c) de gevolgen van gehele of gedeeltelijke tekortkoming, daaronder begrepen de vaststelling van de schade voor zover hiervoor rechtsregels gelden, een en ander binnen de grenzen welke het procesrecht van de rechter aan diens bevoegdheden stelt;

    • d) de verschillende wijzen waarop verbintenissen tenietgaan, alsmede de verjaring en het verval van rechten als gevolg van het verstrijken van een termijn;

    • e) de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst.

  • 2 Ten aanzien van de wijze van nakoming en de door de schuldeiser in geval van tekortkoming te nemen maatregelen, wordt rekening gehouden met het recht van het land waar de overeenkomst wordt nagekomen.

Artikel 11. Handelingsonbekwaamheid

Bij een overeenkomst die is gesloten tussen personen die zich in eenzelfde land bevinden, kan een natuurlijke persoon die volgens het recht van dat land handelingsbekwaam is, zich slechts beroepen op het feit dat hij volgens een ander recht handelingsonbekwaam is, indien de wederpartij ten tijde van de sluiting van de overeenkomst deze onbekwaamheid kende of door nalatigheid niet kende.

Artikel 12. Cessie

  • 1 De verbintenissen tussen cedent en cessionaris van een vordering worden beheerst door het recht dat ingevolge dit Verdrag op de tussen hen bestaande overeenkomst van toepassing is.

  • 2 Het recht dat de gecedeerde vordering beheerst, bepaalt of zij voor cessie vatbaar is, alsmede de betrekkingen tussen cessionaris en schuldenaar, de voorwaarden waaronder de cessie aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen en of de schuldenaar door betaling is bevrijd.

Artikel 13. Subrogatie

  • 1 Indien een persoon, de schuldeiser, een vordering uit overeenkomst heeft jegens een andere persoon, de schuldenaar, en een derde verplicht is de schuldeiser te voldoen, dan wel deze reeds door de derde op grond van deze verplichting is voldaan, bepaalt het recht dat op de verplichting van de derde toepasselijk is, of deze de rechten die de schuldeiser jegens de schuldenaar heeft overeenkomstig het recht dat hun betrekkingen beheerst, kan uitoefenen en zo ja, in welke mate.

  • 2 Hetzelfde geldt wanneer verschillende personen door dezelfde overeenkomst zijn gebonden en een van hen de schuldeiser heeft voldaan.

Artikel 14. Bewijs

  • 1 Het recht dat ingevolge dit Verdrag de overeenkomst beheerst, is van toepassing voor zover het ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst wettelijke vermoedens vestigt of regels over de verdeling van de bewijslast bevat.

  • 2 Rechtshandelingen kunnen worden bewezen door ieder middel dat is toegelaten door het recht van de rechter of door een der in artikel 9 bedoelde rechtsstelsels volgens hetwelk de rechtshandeling wat haar vorm betreft geldig is, voor zover dit middel van bewijsvoering kan worden opgedragen door de rechter bij wie de zaak aanhangig is.

Artikel 15. Uitsluiting van herverwijzing

Wanneer dit Verdrag de toepassing van het recht van een land voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden met uitsluiting van het internationaal privaatrecht.

Artikel 16. Openbare orde

De toepassing van een bepaling van het door dit Verdrag aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter.

Artikel 17. Overgangsbepaling

Dit Verdrag is in een verdragsluitende Staat van toepassing op overeenkomsten die zijn gesloten nadat het voor deze Staat in werking is getreden.

Artikel 18. Eenvormige uitlegging

Bij de uitlegging en de toepassing van de voorgaande eenvormige regels moet rekening worden gehouden met het internationale karakter ervan en de wenselijkheid om eenheid te bereiken in de wijze waarop zij worden uitgelegd en toegepast.

Artikel 19. Staten met meer dan een rechtssysteem

  • 1 Indien een Staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de bepaling van het overeenkomstig dit Verdrag toe te passen recht iedere territoriale eenheid als een land beschouwd.

  • 2 Een Staat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezitten, is niet verplicht dit Verdrag toe te passen in gevallen waarin uitsluitend rechtsregels van deze territoriale eenheden voor toepassing in aanmerking komen.

Artikel 20. Voorrang van het gemeenschapsrecht

Dit Verdrag laat onverlet de toepassing van bepalingen die voor bijzondere gebieden regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot verbintenissen uit overeenkomst bevatten en die zijn of zullen worden neergelegd in besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen of in ter uitvoering van deze besluiten geharmoniseerde nationale wetgevingen.

Artikel 21. Verhouding tot andere verdragen

Dit verdrag laat onverlet de toepassing van internationale verdragen waarbij een verdragsluitende Staat partij is of zal worden.

Artikel 22. Voorbehouden

  • 1 Iedere verdragsluitende Staat kan zich op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, het recht voorbehouden niet toe te passen:

    • a) artikel 7, eerste lid;

    • b) artikel 10, eerste lid, onder e).

  • 2 Iedere verdragsluitende Staat kan tevens, bij de verklaring met betrekking tot een uitbreiding van de toepasselijkheid van het Verdrag overeenkomstig artikel 27, tweede lid, een of meer van deze voorbehouden maken waarvan de werking is beperkt tot de of sommige van de gebieden bedoeld in de uitbreiding.

  • 3 Iedere verdragsluitende Staat kan een door hem gemaakt voorbehoud op elk moment intrekken; het voorbehoud verliest zijn gevolg op de eerste dag van de derde kalendermaand na de kennisgeving van de intrekking.

TITEL III. SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

  • 1 Indien een verdragsluitende Staat, nadat het Verdrag voor hem in werking is getreden, een nieuwe verwijzingsregel wenst vast te stellen voor een speciale categorie van overeenkomsten die onder het Verdrag vallen, geeft hij de andere Staten die het Verdrag hebben ondertekend, van zijn voornemen kennis door tussenkomst van de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

  • 2 Binnen zes maanden na de kennisgeving aan de Secretaris-Generaal kan elke Staat die het Verdrag heeft ondertekend, hem verzoeken te bevorderen dat de Staten die het Verdrag hebben ondertekend, met elkaar in overleg treden ten einde tot een akkoord te komen.

  • 3 Indien geen enkele Staat die het Verdrag heeft ondertekend binnen deze termijn om overleg heeft verzocht of indien binnen twee jaar na de kennisgeving aan de Secretaris-Generaal het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, kan de verdragsluitende Staat zijn recht wijzigen. De door deze Staat getroffen regeling wordt door tussenkomst van de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen ter kennis gebracht van de overige Staten die het Verdrag hebben ondertekend.

Artikel 24

  • 1 Indien een verdragsluitende Staat, nadat het onderhavige Verdrag voor hem in werking is getreden, partij wenst te worden bij een meerzijdig verdrag waarvan het voornaamste onderwerp of een der voornaamste onderwerpen een regeling van internationaal privaatrecht is betreffende een van de onderwerpen die door het onderhavige Verdrag worden beheerst, is de procedure van artikel 23 van toepassing. De termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 23, derde lid, wordt evenwel teruggebracht tot een jaar.

  • 2 De in het voorgaande lid bedoelde procedure wordt niet gevolgd wanneer een verdragsluitende Staat of een van de Europese Gemeenschappen reeds partij is bij het meerzijdige verdrag, of wanneer daarmede wordt beoogd een verdrag te wijzigen waarbij de betrokken Staat partij is, of wanneer het een verdrag betreft dat werd gesloten in het kader van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 25

Wanneer een verdragsluitende Staat van oordeel is dat de door dit Verdrag tot stand gekomen eenmaking van het recht in gevaar wordt gebracht door het sluiten van andere dan de in artikel 24, eerste lid, bedoelde verdragen, kan deze Staat aan de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen verzoeken te bevorderen dat de Staten die het Verdrag hebben ondertekend, met elkaar in overleg treden.

Artikel 26

Iedere verdragsluitende Staat kan verzoeken om herziening van dit Verdrag. In dat geval roept de Voorzitter van de Raad der Europese Gemeenschappen een herzieningsconferentie bijeen.

Artikel 27

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing op het Europese gebied van de verdragsluitende Staten, met inbegrip van Groenland en het volledige grondgebied van de Franse Republiek.

  • 2 In afwijking van het eerste lid:

    • a) is dit Verdrag niet van toepassing op de Faeröer, tenzij het Koninkrijk Denemarken anders verklaart;

    • b) is dit Verdrag niet van toepassing op de Europese gebieden buiten het Verenigd Koninkrijk, waarvan het Verenigd Koninkrijk de buitenlandse betrekkingen verzorgt, tenzij het Verenigd Koninkrijk anders verklaart ten aanzien van een zodanig gebied;

    • c) is dit Verdrag van toepassing op de Nederlandse Antillen, indien het Koninkrijk der Nederlanden een verklaring in deze zin aflegt.

  • 3 Deze verklaringen kunnen op elk tijdstip worden afgelegd door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

  • 4 Beroepsprocedures die in het Verenigd Koninkrijk worden ingesteld tegen beslissingen van gerechten die zijn gelegen in een van de in het tweede lid, onder b), bedoelde gebieden, worden beschouwd als procedures die voor die gerechten worden gevoerd.

Artikel 28

  • 2 Dit Verdrag wordt door de ondertekenende Staten bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 29

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op het nederleggen van de zevende akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 2 Voor elke ondertekenende Staat die het Verdrag nadien bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, treedt het in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 30

  • 1 Dit Verdrag heeft een looptijd van tien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop het overeenkomstig artikel 29, eerste lid, in werking treedt; het voorgaande geldt ook voor de Staten waarvoor dit Verdrag op een later tijdstip in werking treedt.

  • 2 Behoudens opzegging wordt het Verdrag stilzwijgend verlengd, telkens voor een tijdvak van 5 jaar.

  • 3 De opzegging wordt ten minste zes maanden voor het verstrijken van de termijn van tien jaar of, al naar het geval van vijf jaar, ter kennis gebracht van de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. Zij kan worden beperkt tot een van de gebieden waarop het Verdrag krachtens artikel 27, tweede lid, van toepassing wordt verklaard.

  • 4 De opzegging geldt slechts ten aanzien van de Staat die haar heeft gedaan. Voor de andere verdragsluitende Staten blijft het Verdrag van kracht.

Artikel 31

De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de Staten die Partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in kennis van:

  • a) de ondertekeningen:

  • b) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;

  • c) het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag;

  • d) de kennisgevingen, gedaan ingevolge de artikelen 23, 24, 25, 26, 27 en 30;

  • e) de voorbehouden en de intrekking van de voorbehouden bedoeld in artikel 22.

Artikel 33

Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, welke teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De Secretaris-Generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de Regeringen van de ondertekende Staten.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, hun handtekening onder dit Verdrag hebben geplaatst.

GEDAAN te Rome, de negentiende juni negentienhonderdtachtig.

Protocol

Ongeacht de bepalingen van het Verdrag kunnen Denemarken, Zweden en Finland de nationale bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op kwesties in verband met het goederenvervoer over zee, handhaven en wijzigen zonder de procedure van artikel 23 van het Verdrag van Rome te volgen. Dit betreft de volgende nationale bepalingen:

  • - in Denemarken: artikel 252 en artikel 321, leden 3 en 4 van de Sølov (zeewet);

  • - in Zweden: hoofdstuk 13, artikel 2, leden 1 en 2, en hoofdstuk 14, artikel 1, lid 3, van sjölagen (zeewet);

  • - in Finland: hoofdstuk 13, artikel 2, leden 1 en 2, en hoofdstuk 14, artikel 1, punt 3, van de merilaki/sjölagen (zeewet).

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, hun handtekening onder dit Protocol hebben geplaatst.

GEDAAN te Rome, de negentiende juni negentienhonderdtachtig.

Gemeenschappelijke Verklaring

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, hebben de Regeringen van het Koninkrijk België, van het Koninkrijk Denemarken, van de Bondsrepubliek Duitsland, van de Franse republiek, van Ierland, van de Italiaanse republiek, van het Groothertogdom Luxemburg, van het Koninkrijk der Nederlanden en van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

  • I. geleid door het verlangen zoveel mogelijk te voorkomen dat verwijzingsregels worden verspreid over verschillende instrumenten en dat deze regels onderling afwijken,

    de wens uitgesproken dat de instellingen der Europese Gemeenschappen bij de uitoefening van hun bevoegdheden op de grondslag der Verdragen waarbij zij zijn opgericht, zich inspannen om, indien daartoe aanleiding bestaat, verwijzingsregels vast te stellen die zoveel mogelijk overeenkomen met die van dit Verdrag;

  • II. uiting gegeven aan hun voornemen onmiddellijk na de ondertekening van het Verdrag en in afwachting van het tijdstip waarop ingevolge artikel 24 van het Verdrag gebondenheid daartoe bestaat, onderling overleg te plegen ingeval een van de ondertekenende Staten partij zou willen worden bij een Verdrag waarop de in dat artikel bedoelde procedure van toepassing zou zijn;

  • III. als hun mening tot uitdrukking gebracht dat, gezien de bijdrage van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst tot de eenmaking van de verwijzingsregels in de Europese Gemeenschappen, iedere toekomstige Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen tot dit Verdrag dient toe te treden.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, hun handtekening onder deze Verklaring hebben geplaatst.

GEDAAN te Rome, de negentiende juni negentienhonderdtachtig.

Gemeenschappelijke Verklaring

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De Regeringen van het Koninkrijk België, van het Koninkrijk Denemarken, van de Bondsrepubliek Duitsland, van de Franse Republiek, van Ierland, van de Italiaanse Republiek, van het Groothertogdom Luxemburg, van het Koninkrijk der Nederlanden en van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

op het ogenblik van de ondertekening van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst,

geleid door de wens een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de bepalingen van dit Verdrag te verzekeren,

verlangende te voorkomen dat verschillen in uitlegging van het Verdrag afbreuk doen aan de eenheid van dit Verdrag;

verklaren zich bereid:

  • 1. de mogelijkheid te onderzoeken om bepaalde bevoegdheden toe te kennen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en, voor zover nodig, over een daartoe strekkende overeenkomst te onderhandelen;

  • 2. periodiek overleg tussen hun vertegenwoordigers te doen plaatsvinden.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, hun handtekening onder deze Verklaring hebben geplaatst.

GEDAAN te Rome, de negentiende juni negentienhonderdtachtig.

Naar boven