Tenzij de betrokken Partijen anders besluiten, wordt de verzoeningsprocedure gevoerd
met inachtneming van de bepalingen vervat in dit Hoofdstuk.
-
1 Op het door een Partij, overeenkomstig artikel VIII van het Verdrag, aan de andere
Partij gerichte verzoek, wordt een Verzoeningscommissie ingesteld.
-
3 Indien tussen twee Partijen een procedure is aangevangen, kan elke andere Partij wier
onderdanen of eigendommen door dezelfde maatregelen zijn getroffen of die, als kuststaat,
dergelijke maatregelen heeft genomen, zich voegen in de verzoeningsprocedure, door
schriftelijke kennisgeving aan de Partijen die de procedure oorspronkelijk zijn aangevangen,
tenzij een van die Partijen zich daartegen verzet.
-
1 De Verzoeningscommissie bestaat uit drie leden: een lid benoemd door de kuststaat
die de maatregelen nam, een lid benoemd door de Staat wiens onderdanen of eigendommen
door die maatregelen werden getroffen en een derde die de Commissie voorzit en die
in onderlinge overeenstemming tussen de twee oorspronkelijke leden wordt benoemd.
-
3 Indien binnen een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om
verzoening de Partij tot wie dat verzoek is gericht de andere Partij bij het geschil
niet in kennis heeft gesteld van de benoeming van het lid voor wiens keuze zij verantwoordelijk
is of indien, binnen een tijdvak van 30 dagen na de datum van benoeming van het tweede
lid van de Commissie dat door de Partijen moet worden aangewezen, de beide eerste
leden niet in staat zijn geweest in onderlinge overeenstemming de Voorzitter van de
Commissie aan te wijzen, gaat de Secretaris-Generaal van de Organisatie op verzoek
van een der Partijen binnen een termijn van 30 dagen over tot de vereiste benoeming.
De aldus benoemde leden van de Commissie worden gekozen uit de in het voorgaande lid
bedoelde lijst.
-
1 De hiervoor in artikel 3 bedoelde lijst bestaat uit door de Partijen aangewezen personen
van de vereiste hoedanigheid en wordt bijgehouden door de Organisatie. Elke Partij
kan voor opneming in de lijst vier personen aanwijzen, die niet noodzakelijkerwijze
haar onderdanen behoeven te zijn. Deze aanwijzingen geschieden voor een termijn van
zes jaar en kunnen telkens worden vernieuwd.
-
2 De Partijen worden voor de Verzoeningscommissie vertegenwoordigd door agenten wier
taak het is als tussenpersoon tussen de Partijen en de Commissie op te treden. Elk
van de Partijen kan ook de bijstand vragen van raadslieden en deskundigen, die door
haar te dien einde worden benoemd en kan verzoeken alle personen wier getuigenis haar
nuttig voorkomt, te doen horen.
-
3 De Commissie heeft het recht uiteenzettingen te vragen aan agenten, raadslieden en
deskundigen van de Partijen, evenals aan alle personen waarvan zij het nuttig acht
dat zij, met toestemming van hun Regeringen, worden opgeroepen.
Tenzij de Partijen anders overeenkomen, worden de beslissingen van de Commissie genomen
met meerderheid van stemmen en de Commissie doet geen uitspraak met betrekking tot
het geschil zelf, tenzij al haar leden aanwezig zijn.
De Partijen vergemakkelijken het werk van de Verzoeningscommissie en in het bijzonder,
overeenkomstig hun wetgeving en met gebruikmaking van alle hun ten dienste staande
middelen:
-
(a) verschaffen zij de Commissie de nodige stukken en inlichtingen;
-
(b) stellen zij de Commissie in staat hun grondgebied te betreden, getuigen of deskundigen
te horen en de situatie ter plaatse in ogenschouw te nemen.
De Verzoeningscommissie heeft tot taak de geschilpunten op te helderen, te dien einde
alle nodige inlichtingen door middel van getuigenverhoor of andere middelen te verzamelen,
en te trachten de Partijen te verzoenen. Na onderzoek van de zaak doet de Commissie
de Partijen een aanbeveling die haar passend voorkomt en bepaalt zij een tijdvak van
niet langer dan 90 dagen binnen hetwelk de Partijen moeten verklaren of zij de aanbeveling
al of niet aanvaarden.
De aanbeveling dient met redenen te zijn omkleed. Indien de aanbeveling niet geheel
of gedeeltelijk het eenstemmig oordeel van de Commissie weergeeft, is elk lid gerechtigd
afzonderlijk zijn oordeel te doen kennen.
Een verzoening wordt geacht te zijn mislukt indien, 90 dagen nadat de aanbeveling
aan de Partijen is medegedeeld, een der Partijen de andere Partij niet heeft medegedeeld
dat zij de aanbeveling heeft aanvaard. De verzoening wordt eveneens geacht te zijn
mislukt, indien de Commissie niet binnen de in het derde lid van artikel 3 bedoelde
termijn is ingesteld of, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, indien de
Commissie haar aanbeveling niet heeft gedaan binnen een jaar te rekenen van de datum
van benoeming van de Voorzitter.
De Partijen bij het geschil kunnen te allen tijde gedurende de verzoeningsprocedure
in onderlinge overeenstemming besluiten gebruik te maken van een andere procedure
voor de regeling van geschillen.
Het Scheidsgerecht bestaat uit drie leden: een scheidsman benoemd door de kuststaat
die de maatregelen heeft genomen, een scheidsman benoemd door de Staat wiens onderdanen
of eigendommen door die maatregelen werden getroffen en een derde scheidsman die wordt
benoemd bij overeenstemming tussen de eerstgenoemde scheidslieden en die optreedt
als Voorzitter van het Scheidsgerecht.
-
1 Indien na het verstrijken van een termijn van 60 dagen na de benoeming van de tweede
scheidsman de Voorzitter van het Scheidsgerecht niet is benoemd, gaat de Secretaris-Generaal
van de Organisatie op verzoek van een der Partijen binnen een termijn van nogmaals
60 dagen over tot de benoeming; hij doet daarbij een keuze uit de lijst van personen
van de vereiste hoedanigheid die van tevoren is opgesteld overeenkomstig het bepaalde
in artikel 4. Deze lijst is een andere dan de lijst van deskundigen voorgeschreven
in artikel IV van het Verdrag en dan de lijst van leden van de Verzoeningscommissie
voorgeschreven in artikel 4 van deze Bijlage; dezelfde persoon kan evenwel voorkomen
zowel op de lijst van leden van de Verzoeningscommissie als op de lijst van scheidslieden.
Een persoon die in een geschil is opgetreden als lid van de Verzoeningscommissie kan
evenwel niet worden gekozen om op te treden als scheidsman in dezelfde zaak.
-
2 Indien binnen een termijn van 60 dagen na de ontvangst van het verzoek een van de
Partijen het lid van het Scheidsgerecht voor wiens aanwijzing zij verantwoordelijk
is niet heeft benoemd, kan de andere Partij de Secretaris-Generaal van de Organisatie
hiervan rechtstreeks in kennis stellen. Deze wijst de Voorzitter van het Scheidsgerecht
aan binnen een termijn van 60 dagen; hij kiest deze uit de lijst bedoeld in het eerste
lid van dit artikel.
-
3 De Voorzitter van het Scheidsgerecht verzoekt na te zijn aangewezen de Partij die
geen scheidsman heeft gesteld, dit te doen volgens dezelfde regels en op dezelfde
voorwaarden. Indien de Partij de vereiste aanwijzing niet verricht, verzoekt de Voorzitter
van het Scheidsgerecht de Secretaris-Generaal van de Organisatie de aanwijzing te
verrichten op de wijze en volgens de regels bedoeld in het voorgaande lid.
-
4 De Voorzitter van het Scheidsgerecht die met inachtneming van het bepaalde in dit
artikel is aangewezen, mag geen onderdaan zijn of geen onderdaan zijn geweest van
een van de betrokken Partijen, tenzij de andere Partij of Partijen verklaren daartegen
geen bezwaar te hebben.
-
5 In geval van overlijden of in gebreke blijven van een scheidsman voor wiens aanwijzing
een van de Partijen verantwoordelijk is, wijst die Partij een vervanger aan binnen
een termijn van 60 dagen te rekenen van de datum van overlijden of in gebreke blijven.
Indien deze Partij de aanwijzing niet verricht wordt de arbitrage voortgezet door
de overblijvende scheidslieden. In geval van overlijden of in gebreke blijven van
de Voorzitter van het Scheidsgerecht wordt een vervanger aangewezen overeenkomstig
de bepalingen van artikel 14, of, bij gebreke van overeenstemming tussen de leden
van het Scheidsgerecht, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen van het overlijden
of in gebreke blijven, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
Indien tussen twee Partijen een procedure is aangevangen, kan elke andere Partij wier
onderdanen of eigendommen door dezelfde maatregelen zijn getroffen of die, als kuststaat,
dergelijke maatregelen heeft genomen, zich voegen in de arbitrageprocedure door schriftelijke
kennisgeving aan de Partijen die de procedure zijn aangevangen, tenzij een van die
Partijen zich daartegen verzet.
Een ingevolge de bepalingen van deze Bijlage ingesteld Scheidsgerecht stelt zelf zijn
procedureregels vast.
-
1 Het Scheidsgerecht beslist, zowel wat betreft de procedure als de plaats waar het
vergadert, als wat betreft elk daaraan voorgelegd geschil met meerderheid van stemmen;
de omstandigheid dat een van de leden van het Scheidsgerecht voor wiens benoeming
de Partijen verantwoordelijk waren afwezig is of zich van stemming onthoudt, verhindert
niet dat het Scheidsgerecht een beslissing neemt. Bij staking van stemmen geeft de
stem van de Voorzitter de doorslag.
-
2 Alle geschillen die zich tussen de Partijen kunnen voordoen ten aanzien van de uitlegging
en uitvoering van de uitspraak, kunnen door een Partij ter beslechting worden voorgelegd
aan het Scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan of, indien dit niet beschikbaar
is, aan een ander voor dit doel ingesteld Scheidsgerecht, dat is ingesteld op dezelfde
wijze als het eerste Scheidsgerecht.