het Koninkrijk België,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
Ierland,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
de Republiek Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland,
(hierna „lidstaten’’ te noemen),
vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en
de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
(hierna „de Gemeenschappen’’ te noemen),
vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,
enerzijds,
en de Staat Israël,
anderzijds,
Overwegende dat de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen
en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, hierna „de Euro-mediterrane
overeenkomst’’ te noemen, op 20 november 1995 in Brussel is ondertekend en op 1 juni
2000 in werking is getreden,
Overwegende dat het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek,
de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië
en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie en de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden
op 16 april 2003 te Athene werden ondertekend en op 1 mei 2004 in werking is getreden,
Overwegende dat, uit hoofde van artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden,
de toetreding van de nieuwe overeenkomstsluitende partijen tot de Euro-mediterrane
overeenkomst moet worden overeengekomen door de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane
overeenkomst,
Overwegende dat, overeenkomstig artikel 21 van de Euro-mediterrane overeenkomst, tussen
de partijen overleg is gevoerd, teneinde de wederzijdse belangen van de Gemeenschap
en Israël in aanmerking te kunnen nemen,
Zijn het volgende overeengekomen: