Bijlage 7. behorende bij artikel 2, tweede lid, onderdeel k, van de Regeling vrijstelling telecommunicatie-machtiging BES 2016
Categorie 1. Radiozendapparaten bestemd voor telemetrie, telecommand, alarmering,
data in het algemeen, en andere soortgelijke toepassingen
Tabel 1
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
6765–6795 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
B
|
13,553–13,567 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
C
|
26,957–27,283 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand of 10 mW e.r.p. of 97 dB µV/m @ 10 m
|
–
|
–
|
D
|
29,72–30 MHz1
|
30 µV/m @ 30 m
|
|
|
E
|
36–36,6 MHz1
|
100 µV/m @ 30 m
|
|
|
F
|
40,660–40,700 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
G
|
50,80–50,98 MHz2
|
100 μV/m @ 3 m of –53,23 dBm e.i.r.p.
|
|
|
H
|
72–73 MHz
|
80 000 μV/m @ 3 m3
1.250 μV/m @ 3 m2
500 μV/m @ 3 m4
100 μV/m @ 3 m5
|
|
|
I
|
74,6–74,8 MHz
|
|
|
J
|
75,2–76 MHz
|
|
|
K
|
310–320 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
< 10%
|
L
|
433,050–434,790 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
< 10%
|
L1
|
433,050–434,790 MHz
|
1 mW e.r.p.6
|
–
|
–
|
L2
|
434,040–434,790 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
–
|
M
|
2400–2483,5 MHz
|
10 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
N
|
5725–5875 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
O
|
24,00–24,25 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
P
|
57–64 GHz
|
100 mW e.i.r.p.7
|
–
|
–
|
Q
|
122–123 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
R
|
244–246 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
1 Telecommand apparatuur
2 Besturingssignalen met korte duty cycle (Intermittent Control Signals)
3 Gehoor hulpmiddelen (Auditory Assistance Devices)
4 Periodieke signalen (Periodic Transmissions)
5 Algemeen (Any)
6 Voor breedband kanalen is de vermogensdichtheid begrensd op –13 dBm/10 kHz.
7 Een maximum zendvermogen van 10 dBm en een maximum e.i.r.p. spectrum vermogensdichtheid
van 13 dBm/MHz.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 2. Radiozendapparaten bestemd voor breedband datasystemen
Tabel 2
|
Frequentieband
|
Maximaal vermogen
|
Aanvullende parameters, onderdrukkingsvoorschriften of gebruiksbeperkingen
|
A
|
2.400–2.483,5 MHz
|
100 mW e.i.r.p.1
|
Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te
onderdrukken conform internationale standaarden
|
B
|
57,0–66,0 GHz
|
40 dBm e.i.r.p. en 13 dBm/MHz e.i.r.p. dichtheid.
|
Geldt uitsluitend voor installaties binnenshuis
|
1 100 mW e.i.r.p. en 100 mW/100 kHz e.i.r.p. dichtheid is van toepassing wanneer gebruik
wordt gemaakt van frequency-hoppingmodulatie, 10 mW/MHz e.i.r.p. dichtheid is van
toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van andere soorten modulatie.
Categorie 3. Radiozendapparaten bestemd voor breedband toegangssystemen (data) inclusief
Local Area Netwerken, RLANs
Tabel 3
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Vermogensdichtheid
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
5.150 – 5.250 MHz1
|
200 mW e.i.r.p.2
|
10 mW/MHz
|
–
|
–
|
B
|
5.250 – 5.350 MHz1,3
|
200 mW e.i.r.p.2
|
10 mW/MHz
|
–
|
–
|
C
|
5.470 – 5.725 MHz3
|
1 W e.i.r.p.2
|
50 mW/MHz
|
–
|
–
|
D
|
5.725 – 5.825 MHz3
|
1 W e.i.r.p.2
|
50 mW/MHz
|
–
|
–
|
1 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw
met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen
een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt
voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.
2 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een
burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender
indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.
3 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er
gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale
toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt,
wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid
van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te
worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-,
operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde
een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 4. Radiozendapparaten bestemd voor wegtransport en verkeerstelematica
Tabel 4
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
63–64 GHz1
|
40 dBm e.i.r.p.
|
–
|
–
|
B
|
76–77 GHz2
|
315 W (55 dBm) e.i.r.p. piek vermogen2,3
|
–
|
–
|
1 Beschikbaar voor ‘voertuig naar voertuig’, ‘voertuig naar infrastructuur’ en ‘infrastructuur
naar voertuig’ systemen.
2 Beschikbaar voor voertuig- en infrastructuursystemen.
3 Het gemiddelde vermogen mag maximaal 100 W (50 dBm) e.i.r.p. bedragen en voor een
pulserende radar mag het gemiddelde vermogen maximaal 223 mW (23,5 dBm) bedragen.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 5. Radiozendapparaten bestemd voor bewegingsdetectie en signalering
Tabel 5
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Aanvullende parameters of onderdrukkingsvoorschriften
|
Overige gebruiksbeperkingen
|
A
|
40,66–40,70 MHz
|
500 μV/m @ 3 m
|
|
Bewegingsdetectie
|
2,250 μV/m @ 3 m
|
Signalering
|
B
|
70–72 MHz
|
100 μV/m @ 3 m
|
|
Bewegingsdetectie
|
1,250 μV/m @ 3 m
|
Signalering
|
C
|
76–88 MHz
|
100 μV/m @ 3 m
|
|
Bewegingsdetectie
|
1,250 μV/m @ 3 m
|
Signalering
|
D
|
2.400–2.483,5 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
E
|
9.200–9.500 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
F
|
9.500–9.975 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
G
|
10,5–10,6 GHz
|
500 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
H
|
13,4–14,0 GHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
I
|
17,1–17,3 GHz
|
26 dBm e.i.r.p.
|
Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te
onderdrukken conform internationale standaarden.
|
Deze gebruiksvoorwaarden zijn alleen van toepassing op systemen op de grond.
|
J
|
24,05–24,25 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 6. Radiozendapparaten bestemd voor alarmering
Alarmering voor beveiliging en veiligheid
Sociale Alarmering
Tabel 6
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
169,4750–169,4875 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
–
|
B
|
169,5875–169,6000 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
–
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 7. Radiozendapparaten bestemd voor actieve medische implantaten met een
extreem laag vermogen
Tabel 7
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
9–315 kHz
|
30 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
B
|
315–600 kHz1
|
–5 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
C
|
12,5–20 MHz1
|
–7 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
D
|
30,0–37,5 MHz2
|
1 mW e.r.p.
|
–
|
< 10%
|
E
|
401–402 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz3
|
–4
|
F
|
402–405 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz5
|
–
|
G
|
405–406 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz3
|
–4
|
H
|
2.483,5–2.500 MHz 6,7,8
|
10 dBm e.i.r.p.
|
1 MHz9
|
–10
|
1 Deze frequentieband is alleen bestemd voor dierimplantaten.
2 Deze frequentieband is bestemd voor medische implantaten om de bloeddruk te meten.
3 Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte
tot maximaal 100 kHz.
4 Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken
conform internationale standaarden. Eventueel kan ook een maximale duty cycle van
0,1% worden gebruikt.
5 Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte
tot maximaal 300 kHz. Andere technieken om toegang te krijgen tot spectrum of om interferentie
te onderdrukken, met inbegrip van bandbreedtes van meer dan 300kHz, kunnen worden
gebruikt mits zij een vermogen hebben dat conform International standaarden verenigbaar
zijn met andere gebruikers en met name met meteorologische radiosondes.
6 Deze gebruiksbepalingen zijn van toepassing op het radio gedeelte van het actieve
medische implantaat.
7 Alleen voor laag vermogen actieve medische implantaten en bijbehorende randapparatuur.
8 Periferie apparatuur mag alleen binnen worden gebruikt.
9 De hele frequentieband mag ook dynamisch worden gebruik als één kanaal voor hoge
snelheid data transmissie.
10 Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken
conform Internationale standaarden Eventueel kan ook een maximale duty cycle van 10%
worden gebruikt.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 8. Radiozendapparaten bestemd voor draadloze audio-overdracht
Tabel 8
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
87,5–108 MHz
|
50 nW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 9. Radiozendapparaten bestemd voor oproepsystemen
Tabel 9
|
Werkfrequentie (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
A
|
26,500
|
500 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
–
|
26,600
|
|
|
|
26,700
|
|
|
|
26,800
|
|
|
|
26,900
|
|
|
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 10. Radiozendapparaten bestemd voor laagvermogen draadloze audioverbindingen
Tabel 10
|
Frequentieband (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
Modulatie
|
A
|
36,600 – 36,800
37,000 – 37,200
37,480 – 37,6001
37,800 – 38,000
38,200 – 38,400
38,600 – 38,800
|
10 mW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
Fase- of frequentie modulatie of amplitude modulatie met constante draaggolf.
|
B
|
470 – 702
|
50 mW e.r.p
|
200kHz
|
|
FM2
|
C
|
1.785 – 1.800
|
50 mW e.r.p.
|
600 kHz
|
–
|
–
|
1 Voor deze frequentieband geldt een maximale kanaalbreedte van 50 kHz.
2 Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante
draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed
Frequency Modulation (GTFM).
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Microfoons voor hulpbehoevenden
Tabel 11
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
A
|
169,4000–169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
Max. 50 kHz
|
–
|
B
|
169,4875–169,5875 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
Max. 50 kHz
|
–
|
C
|
173,05–175,05 MHz
|
2 mW e.r.p.
|
50 kHz
|
–
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 11. Radiozendapparaten bestemd voor modelbesturing
Tabel 12
|
Werkfrequentie (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
A
|
26,995
27,045
27,095
27,145
27,195
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
–
|
B
|
40,665
40,675
40,685
40,695
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
C
|
30,085
30,095
30,105
30,115
30,185
30,195
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
D
|
40,715
40,725
40,735
40,765
40,775
40,785
40,815
40,825
40,835
40,865
40,875
40,885
40,915
40,925
40,935
40,965
40,975
40,985
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
E
|
34,995 – 35,225 MHz1
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
–
|
1 Het gebruik van deze frequentieband is exclusief voorbehouden aan de besturing van
vliegende modellen.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 12. Radiozendapparaten bestemd voor inductieve systemen
Tabel 13
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
9–90 kHz
|
72 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
B
|
90–119 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
C
|
119–135 kHz
|
72 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
D
|
135–140 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
E
|
140–148,5 kHz
|
37,7 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
F1
|
6.615–6.765 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
F2
|
6.765–6.795 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
F3
|
6.795–6.945 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
G
|
7.400–8.800 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
H1
|
13,403–13,553 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
H2
|
13,553–13,567 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
H3
|
13,567–13,712 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
I
|
26,957–27,283 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
J
|
10,2–11 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
K
|
3.155–3.400 kHz
|
13,5 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
L
|
148,5–5.000 kHz
|
–15 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand2
|
–
|
–
|
M
|
5–30 MHz
|
–20 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand2
|
–
|
–
|
1 Het vermogen moet worden gereduceerd tot 42 dBµA/m op 10 meter afstand van het radiozendapparaat
op de volgende frequenties:
60 kHz +/- 250 Hz
77,5 kHz +/- 250 Hz
129,1 kHz +/- 500 Hz
2 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter
dan 10 kHz is –5 dBµA/m op een afstand van 10 meter van het radiozendapparaat.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 13. Radiozendapparaten bestemd voor identificatie toepassingen (RFID)
Tabel 14
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty cycle
|
A
|
400 – 600 kHz
|
– 8 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand
|
–
|
–
|
B
|
13,553 – 13,567 MHz
|
60 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
C
|
2.446 – 2.454 MHz
|
500 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
D
|
2.446 – 2.454 MHz
|
4 W e.i.r.p.1
|
–
|
< 15%2
|
1 Alleen binnenshuis. De veldsterkte op 10 m afstand van het gebouw mag niet groter
zijn dan de veldsterkte die geproduceerd zou worden door een zendapparaat met 500
mW e.i.r.p. gemonteerd buiten op het gebouw en eveneens gemeten op 10 m afstand. Indien
het gebouw bestaat uit diverse panden zoals bijvoorbeeld een winkelcentrum dan wordt
de referentie veldsterkte bepaald buiten het pand van de gebruiker.
2 Gemeten over een periode van 200 ms (30 ms aan/170 ms uit).
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 14. Radiozendapparaten bestemd voor kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen
Tabel 15
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Vermogensdichtheid1
|
Duty cycle
|
A
|
21,65–22 GHz3
|
–
|
–61,3 dBm/MHz e.i.r.p.4
|
–
|
B
|
22–24,05 GHz3
|
–
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p.4 5
|
–
|
C
|
24,05–24,25 GHz6
|
20 dBm e.i.r.p.
Piekvermogen, dit voorschrift geldt alleen bij smalbandzendmodus/component7
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p., dit voorschrift geldt voor het ultrabreedbanddeel van kortbereikapparatuur4
|
–
|
D
|
24,25–26,65 GHz8
|
–
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p.4
|
–
|
E
|
77–81 GHz
|
55 dBm e.i.r.p. piekvermogen
|
–3 dBm/MHz e.i.r.p.2
|
–
|
1 Dit is de maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid.
2 De maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van 1 korte afstandsradarsysteem
is buiten het voertuig begrensd op –9 dBm/MHz e.i.r.p.
3 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur
in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel
geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 30 juni 2013 is geregistreerd,
op de markt is gebracht of in dienst is gesteld.
4 De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.
5 In de band 23,6–24 GHz moet het signaalniveau 30 graden boven horizontale vlak minimaal
25 dB onderdrukt zijn voor apparatuur die voor 2010 op de markt is gebracht. Voor
apparatuur die later op de markt is gebracht geldt een onderdrukking van 30 dB.
6 Het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur wordt uitsluitend gebruikt in
de voertuigen, bedoeld in voetnoot 3.
7 Voor piekvermogens groter dan –10 dBm e.i.r.p. is de duty cycle beperkt tot maximaal
10%.
8 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur
in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel
geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 1 januari 2018 is geregistreerd,
op de markt is gebracht of in dienst is gesteld.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 15. Radiozendapparaten bestemd voor toezicht, meting en besturing van nutssystemen
Tabel 16
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
A
|
169,4000 – 169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
< 10%
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 16. Radiozendapparaten bestemd voor opsporing- en goederenvolgsystemen
Tabel 17
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty cycle
|
A
|
169,4000 – 169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
< 1%
|
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk
Categorie 17. Radiozendapparaten bestemd voor veiligheidsgerelateerde toepassingen
van intelligente vervoerssystemen (ITS)
Tabel 18
|
Frequentieband
|
Maximale totale zendvermogen (gemiddelde e.i.r.p.)
|
Maximale spectrale vermogensdichtheid (gemiddelde e.i.r.p.)
|
|
A
|
5.875–5.905 MHz1
|
33 dBm
|
23 dBm/MHz
|
–
|
1 Technieken om interferentie te onderdrukken conform internationale standaarden. Hiervoor
is een transmitter power control (TPC) nodig met een bereik van ten minste 30 dB.
Apparatuur is voorzien van het FCC of CE keurmerk