A. Programma Lichte Industrie 1998
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma is het bevorderen van energiebesparing in de Nederlandse
industrie, opdat 19% efficiencyverbetering van het energieverbruik, exclusief grondstoffen,
wordt bereikt in het jaar 2000 ten opzichte van 1989, conform de doelstelling van
de Vervolgnota Energiebesparing.
Om de doelstellingen te bereiken zijn voor de industrie een aantal instrumenten opgezet,
met name Meerjarenafspraken (MJA's), het Besluit Tenders Industriële Energiebesparing
(TIEB), de Subsidieregeling energiebesparings- en milieu-adviezen (E&M) en het onderhavige
programma. Verder zijn er integrale milieu taakstellingen (IMT's) vastgelegd in milieuconvenanten
voor enkele sectoren waar energie-efficiency verbetering een onderdeel van is.
Het programma is ingedeeld in drie onderdelen.
1. Aanpak industriesectoren
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderwerp is gericht op de metalektro sector, ijzergieterijen, de oppervlaktebehandelingssector,
de industriële loonkoel- en vriesbedrijven, de industriële natwasserijen en strijk-inrichtingen,
de tapijtfabrikanten, de waterleidingbedrijven en op industriële bedrijven waarmee
een MJA overige industrie is afgesloten dan wel wordt afgesloten en met een jaarlijks
energiegebruik van minimaal 0,1 PJ. Via meerjarenafspraken en milieuconvenanten zijn
met deze bedrijfstakken afspraken gemaakt over de wijze waarop de betreffende bedrijfstakken
zullen bijdragen aan de bovengenoemde doelstelling.
Dit onderdeel beoogt in de bedrijfstakken waarmee meerjarenafspraken of milieuconvenanten
zijn gemaakt, de doelstellingen van die meerjarenafspraken en milieuconvenanten te
realiseren.
De soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-,
onderzoeks- of ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- en kennisoverdrachtprojecten
en praktijkexperimenten die binnen bovengenoemde bedrijfstakken gericht zijn op:
- -
het opstellen van meerjarenplannen en monitoringsystematieken voor een bedrijfstak;
- -
het verbeteren van de energiehuishouding in bedrijven, zoals integraal energiebeheer,
procesintegratie en procesregelingen;
- -
het ontwikkelen van energiebesparingstechnieken;
- -
het verbeteren of vernieuwen van branchespecifieke procestechnologie gericht op de
verbetering van de energie-efficiency.
2. Energiedistributie- en gelieerde bedrijven
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderwerp is gericht op de Energiedistributiebedrijven (EDB's) en gelieerde bedrijven
ten behoeve van het realiseren van hun doelstellingen zoals vermeld in het Milieu
Actie Plan (MAP) gericht op industriële energiegebruikers. Met de EDB's worden plannen
van aanpak gedefinieerd om de industriële bedrijven in de desbetreffende verzorgingsgebieden
systematisch te benaderen voor het verbeteren van de energie-efficiency.
De soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen zijn haalbaarheids-,
onderzoeks- of ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- en kennisoverdrachtprojecten
en praktijkexperimenten die gericht zijn op:
- -
het opstellen van plannen van aanpak voor (inter-)provinciale of (inter-)regionale
verzorgingsgebieden;
- -
het uitvoeren van projecten in samenwerking met sectoren waarmee een MJA of milieuconvenant
is of zal worden afgesloten.
3. Energiediensten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Dit onderwerp is gericht op de ontwikkeling van energiediensten. Onder energiediensten
wordt in dit kader verstaan: het aan industriële gebruikers van energie leveren van
andere energievormen dan gas en elektriciteit en het leveren van diensten die energie-efficiency
bij deze gebruikers verhoogt.
De soorten projecten die in 1998 voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-,
onderzoeks- of ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- en kennisoverdrachtprojecten
en praktijkexperimenten die gericht zijn op:
- -
het opstellen van plannen die energielevering in de vorm van warmte, koude, mechanisch
vermogen of perslucht gedeeltelijk ter vervanging van gas- of elektriciteitslevering
mogelijk maken;
- -
het ontwikkelen van vormen van dienstverlening die een energie-efficiency verbetering
bij industriële gebruikers stimuleert.
Overige beoordelingsaspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de nieuwheid en de oorspronkelijkheid van het project en de hoeveelheid relevante
informatie die met het project aan de bestaande kennis wordt toegevoegd;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen
van het programma;
-
f. de bijdrage van het project aan de realisatie van de meerjarenafspraken en milieuconvenanten;
-
g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;
-
i. ide mate waarin relevante kennisoverdracht mogelijk is.
Toelichting
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Toelichting op de bovengenoemde aspecten.
ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal
het verlenen van een subsidie echter niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van
de slaagkans van een project wordt naast een inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid voldoende is aangetoond.
ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie
op het gebied van emissies;
- -
de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingseffecten van milieuproblemen van het
ene milieucompartiment naar het andere optreden.
ad d. Onder het nieuwheidscriterium wordt in onderhavig programma verstaan;
- -
het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;
- -
het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;
- -
(vergaande) procesintegratie.
Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.
Dit geldt met name bij ontwikkelings- en demonstratieprojecten.
ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energieverdienste. Hiertoe worden beoordeeld
de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers
(gulden/GJ).
ad f. Projecten worden mede beoordeeld aan de hand van de stand van zaken in de betreffende
MJA of het betreffende milieuconvenant en de behoefte in de betreffende sector aan
de resultaten.
ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing
of het herhalingspotentieel van het specifieke project of product.
ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal
van investeringen en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.
ad i. Hierbij kan gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven
van een artikel voor een vakblad, het organiseren van een workshop of het openstellen
van een installatie voor het bezoek van derden.
Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:
- -
organisaties en bedrijven binnen bovengenoemde bedrijfstakken;
- -
energiedistributiebedrijven en gelieerde bedrijven;
- -
overkoepelende branche-organisaties en individuele bedrijven;
- -
instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs;
- -
leveranciers en fabrikanten van productie-apparatuur of processen, alsmede van procesonderdelen;
- -
adviesbureaus.