2.1. Bevoegdheid tot behandeling van Wob-verzoeken
[Regeling vervallen per 09-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]
Wob-verzoeken kunnen, ingevolge art. 3, eerste lid, Wob, worden ingediend bij een
bestuursorgaan in de zin van art. 1a Wob, of bij een onder verantwoordelijkheid van
een zodanig bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Met betrekking tot het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst zijn bestuursorgaan
in de zin van de Wob: de Minister dan wel Staatssecretaris (art. 1a, onder a, Wob),
en de bestuursorganen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn (art. 1a, onder
c, Wob).
Op Wob-verzoeken die zijn gericht tot de Minister of Staatssecretaris dan wel tot
een onder hun verantwoordelijkheid werkzame instelling, dienst of bedrijf, wordt beslist
door of vanwege de Minister of Staatssecretaris. Hiermee is belast de daartoe per
ministerie aangewezen gemachtigd ambtenaar, in het algemeen de Secretaris-Generaal.
Bij het Ministerie van Financiën fungeert als vervanger van de Secretaris-Generaal
in dienst hoedanigheid van gemachtigd ambtenaar de loco-Secretaris-Generaal, tevens
hoofd van de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken (hierna
WJB; zie art. 3 en 6 van de regeling van 20 mei 1992, Stcrt. 1992, 99, van de Minister
van Financiën, ter uitvoering van de Wet openbaarheid van Bestuur, vgl. boekwerk Informatieverstrekking,
3.00.01).
De behandeling van Wob-verzoeken om informatie die berust bij de Belastingdienst is
door de Secretaris-Generaal gemandateerd aan de hoofden van de eenheden van de Belastingdienst
onder toezicht van de hoofden van de Directies; zie art. 1, eerste lid, van de Regeling
Wob-mandaat Belastingdienst van 21 december 1993 (Stcrt. 1993, 247, pagina 20, hierna
Regeling Wob-mandaat, genoemd in het boekwerk Informatieverstrekking, mededeling 7;
de regeling Wob-mandaat wordt tegelijk met deze mededeling in het boekwerk Informatieverstrekking
geplaatst).
Belastingambtenaren aan wie bij de wet taken en bevoegdheden zijn toegekend, zijn
bestuursorgaan in de zin van art. 1a, onder c Wob. Derhalve zijn de directeur, de
inspecteur en de ontvanger bestuursorgaan voor de toepassing van de Wob. Krachtens
artikel 15 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst (Regeling van 14 juni 1994,
nr. WDB94-129, Stcrt. 1994, 114) is het hoofd van de directie directeur in de zin
van de AWR, de Invorderingswet en de Wet inzake de douane, en krachtens art. 19 van
de Uitvoeringsregeling Belastingdienst is het hoofd van de eenheid inspecteur dan
wel ontvanger in de zin van genoemde wetten.
Wob-verzoeken om informatie die berust onder de Belastingdienst, dienen te worden
behandeld overeenkomstig de Regeling Wob-mandaat, ongeacht tot wie zij zijn gericht.
In art. 1, tweede lid, van de Regeling Wob-mandaat is de behandeling van een aantal
Wob-verzoeken aan het Ministerie van Financiën (hierna het Ministerie) voorbehouden.
Deze verzoeken dienen volgens art. 1, vierde lid, van de Regeling Wob-mandaat zo spoedig
mogelijk te worden doorgezonden naar het Ministerie, Directie Algemene Fiscale Zaken
(hierna AFZ).
Het betreft:
-
a. Wob-verzoeken waarvan duidelijk is of redelijkerwijs kan worden vermoed dat inwilliging
of weigering daarvan belangrijke politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben;
-
b. Wob-verzoeken die een nieuwe, principiële beslissing vereisen inzake de interpretatie
of toepassing van de Wob;
-
c. Wob-verzoeken die op alle of vrijwel alle Directies van de Belastingdienst betrekking
hebben;
-
d. Wob-verzoeken van gecompliceerde aard of met problematische juridische aspecten; hieronder
vallen ook Wob-verzoeken die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op informatie
die is vervat in stukken die zijn gerubriceerd volgens de Aanwijzingen voor de beveiliging
van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de Rijksdienst, op grond van de Wet bescherming
staatsgeheimen 1951.
Verder is in mededeling 7 van het boekwerk Informatieverstrekking betreffende de deconcentratie
van de behandeling van Wob-verzoeken bepaald dat Wob-verzoeken met centrale publiciteitswaarde
eveneens door het Ministerie worden behandeld. Verzoeken met centrale publiciteitswaarde
dienen derhalve aan de directie AFZ van het Ministerie te worden overgedragen.