Wet van 28 oktober 1991, tot uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen
en de op 27 januari 1977 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake
het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding bestaat om bij de wet regels
te stellen tot uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen
Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen (Trb. 1989, 114) en de op 27 januari 1977 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst
inzake het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand (Trb. 1989, 116);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: