Ondernemersbesluit ontvanginrichtingen

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 14-12-1985 t/m heden

Ondernemersbesluit ontvanginrichtingen

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen H.2.1 en H.2.2 van het Besluit radio-elektrische inrichtingen (Stb. 1985, 445);

Gezien het advies van de directeur-generaal der PTT van 26 september 1985;

Besluit:

Artikel 1. Machtiging

  • 1 De machtiging voor ontvanginrichtingen bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk F van het Besluit radio-elektrische inrichtingen dient te worden aangevraagd door middel van een daartoe door de directeur-generaal vastgesteld formulier.

  • 2 De aanvrager dient de door of vanwege de directeur-generaal gevraagde, voor de verlening van de machtiging relevante inlichtingen en bescheiden te verstrekken.

  • 3 De machtiging kan slechts worden verleend:

    • a. indien de ondernemer is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • b. voor zover een redelijk belang van de ondernemer dat vordert;

    • c. indien misbruik van de machtiging niet te vrezen is;

    • d. indien voldaan is aan het gestelde in het tweede lid.

  • 4 Bij de machtiging wordt aangegeven op welke bedrijfsvestigingen deze ontvanginrichtingen aanwezig mogen zij.

Artikel 2. Registratie van ontvanginrichtingen

  • 1 De ondernemer is verplicht voor ontvanginrichtingen bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk F van het Besluit radio-elektrische inrichtingen een doorlopend register te houden en daarin onverwijld aantekening te doen van alle door hem vervaardigde, ontvangen en afgeleverde ontvanginrichtingen.

  • 2 Het register dient zodanig te zijn ingericht dat op de te controleren bedrijfsvestiging de geregistreerde gegevens met betrekking tot ontvanginrichtingen van de desbetreffende bedrijfsvestiging onmiddellijk beschikbaar zijn en een volledig inzicht geven.

  • 3 De ondernemer is verplicht in het register onverwijld de navolgende gegevens te vermelden:

    • a. datum van productie of ontvangst alsmede van aflevering van de ontvanginrichtingen;

    • b. fabrikaat, type-aanduiding en serienummer van de ontvanginrichtingen;

    • c. naam, adres, woonplaats en voor zover van toepassing het machtigingsnummer van degene van wie de onvanginrichting afkomstig is dan wel van degene aan wie de ontvanginrichting is afgeleverd.

  • 4 Indien de te registreren ontvanginrichtingen niet zijn voorzien van een serienummer is de ondernemer verplicht hierop een eigen serienummer aan te brengen op een zodanige wijze dat dit nummer niet op eenvoudige wijze uitwisbaar of verwijderbaar is.

  • 5 De in het register opgenomen gegevens met betrekking tot een ontvanginrichting dienen gedurende ten minste 3 jaren na aflevering van de ontvanginrichting te worden bewaard.

  • 6 De ondernemer die een register dient bij te houden is verplicht de door of vanwege het hoofd van de Radiocontroledienst van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie opgevraagde gegevens uit het register binnen de daarbij te stellen termijn aan deze toe te zenden.

Artikel 3. Slotbepaling

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publikatie in de Nederlandse Staatscourant en kan worden aangehaald als ‘Ondernemersbesluit ontvanginrichtingen’.

  • 2 Dit besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

's-Gravenhage, 25 november 1985

De

staatssecretaris

voornoemd,

J. F. Scherpenhuizen

Naar boven