Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden
en
Zijne Majesteit de Koning van Noorwegen,
gelijkelijk bezield met den wensch om de vriendschapsbanden en de tusschen Nederland
en Noorwegen bestaande handelsbetrekkingen te versterken, hebben gemeenschappelijk
besloten te dien einde een nieuw speciaal verdrag te sluiten en hebben tot hunne gevolmachtigden
benoemd, te weten:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Hoogst Derzelver Kamerheer WILLEM BERNARD REINIER VAN WELDEREN baron RENGERS, Hoogst
Derzelver Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister bij Zijne Majesteit den Koning
van Noorwegen; en
Zijne Majesteit de Koning van Noorwegen:
Hoogst Deszelfs Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer JOHANNES IRGENS,
Die, na elkander hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben
medegedeeld, zijn overeengekomen nopens de volgende artikelen:
De behandeling op den voet der meest begunstigde natie zal in Nederland en zijne koloniën
en bezittingen, volledig en zonder andere reserves dan die vervat in artikel 7, worden
gewaarborgd aan de Noorsche onderdanen, en wederkeerig zal gezegde behandeling in
Noorwegen aan de Nederlandsche onderdanen worden gewaarborgd.
De behandeling op den voet der meestbegunstigde natie zal in Nederland en zijne koloniën
en bezittingen, volledig en zonder andere reserves dan die vermeld in artikel 7, worden
gewaarborgd aan alle goederen herkomstig uit of komende van Noorwegen en wederkeerig
zal gezegde behandeling in Noorwegen worden gewaarborgd aan alle goederen herkomstig
uit of komende van Nederland en zijne koloniën en bezittingen.
Wat de goederen betreft, die geen produkt zijn van den bodem of de nijverheid van
de beide landen, zoo zal op behandeling op den voet der meestbegunstigde natie slechts
aanspraak kunnen worden gemaakt, indien die goederen herkomstig zijn uit een land
dat meestbegunstigingsbehandeling geniet.
De behandeling, voorbehouden aan de nationale vlag in alles wat betrekking heeft op
schepen en hunne lading, zal wederkeerig op alle punten en onder alle omstandigheden
worden gewaarborgd aan de schepen der beide Hooge Contracteerende Partijen in het
Koninkrijk der Nederlanden en zijne koloniën en bezittingen evenals in het Koninkrijk
Noorwegen.
Van de bovenstaande bepaling wordt uitgezonderd de kustvaart, waarvan de regeling
onderworpen blijft aan de respectieve wetten der beide Hooge Contracteerende Partijen.
Evenwel is overeengekomen dat de schepen der beide landen op dit punt wederkeerig
op denzelfden voet zullen worden behandeld als de schepen der meestbegunstigde landen.
In Noorwegen zullen als Nederlandsche en in Nederland en zijne koloniën en bezittingen
zullen als Noorsche schepen worden beschouwd die, welke onder de vlag van de respectieve
landen varen en voorzien zijn van de scheepspapieren en de bescheiden, welke door
de wetten van den Staat, waartoe zij respectievelijk behooren, worden vereischt tot
staving van de nationaliteit van koopvaardijschepen.
De Nederlandsche consuls-generaal, consuls en vice-consuls zullen in Noorwegen evenals
de Noorsche consuls-generaal, consuls en vice-consuls in Nederland, op voorwaarde
van wederkeerigheid dezelfde voorrechten, rechten en vrijstellingen genieten, als
die van de meestbegunstigde landen genieten of zullen genieten.
Indien zij een bedrijf, nijverheid of handel uitoefenen, zullen zij aan dezelfde wetten,
reglementen en gebruiken onderworpen zijn als de particulieren van hunnen landaard
op de plaats, waar zij verblijf houden.
De consuls-generaal, consuls en vice-consuls van elk der Hooge Contracteerende Partijen
zullen van de plaatselijke overheden alle hulp en bijstand verkrijgen voor de opsporing,
aanhouding en uitlevering van schepelingen en andere personen, deel uitmakende van
de bemanning van oorlogs- of koopvaardijschepen van hun land, die gedeserteerd mochten
zijn in eene haven, gelegen in het gebied van eene der Hooge Contracteerende Partijen.
Te dien einde zullen zij zich schriftelijk wenden tot de rechtbanken, rechters of
bevoegde ambtenaren en, door overlegging van de scheepsregisters, monsterrollen of
andere officieele bescheiden, of wel, indien het schip vertrokken is en hun dit onmogelijk
is, door een behoorlijk door hen gewaarmerkt afschrift van bedoelde stukken, of indien
dit onmogelijk is, door eene eenvoudige door hen af te geven verklaring, moeten staven
dat de mannen, die zij opeischen, werkelijk deel hebben uitgemaakt van gezegde bemanning.
Bij eene aldus gestaafde aanvrage, zal uitlevering niet kunnen worden geweigerd.
Gezegde deserteurs zullen, wanneer zij zijn aangehouden, ter beschikking blijven van
de consuls-generaal, consuls en vice-consuls en zullen zelfs op verzoek en op kosten
van voornoemde agenten gevangen en in bewaring gehouden mogen worden in de gevangenissen
van het land, tot op het oogenblik dat zij weder zullen worden overgebracht op het
schip, waartoe zij behooren, of dat zich de gelegenheid voordoet om hen terug te zenden
naar de landen van gezegde agenten op een schip van hetzelfde of eenig ander land.
Indien evenwel deze gelegenheid zich niet mocht voordoen binnen een tijdsverloop van
twee maanden van den dag hunner aanhouding af, of indien de kosten hunner gevangenhouding
niet regelmatig mochten worden voldaan door de partij, op wier verzoek de aanhouding
heeft plaats gevonden, zullen gezegde deserteurs weder in vrijheid worden gesteld
zonder dat zij opnieuw om dezelfde reden kunnen worden aangehouden.
Indien echter de deserteur bovendien te land eenig strafbaar feit mocht hebben gepleegd,
zal zijne uitlevering door de plaatselijke overheden mogen worden uitgesteld totdat
de bevoegde rechter behoorlijk uitspraak zal hebben gedaan over het laatste strafbare
feit en het vonnis in zijn geheel zal zijn ten uitvoer gelegd.
Eveneens bestaat er overeenstemming over dat de bepalingen van dit artikel niet van
toepassing zijn op schepelingen of andere personen, die deel uitmaken van de bemanning,
voorzoover dezen onderdanen zijn van het land, waar de desertie heeft plaats gehad.
Op de bepalingen van de artikelen 1 en 2 en de slotbepaling van artikel 3 zal geen
beroep mogen worden gedaan ter zake van gunsten, die het gevolg zijn van het sluiten
van een tariefverbond, noch ter zake van gunsten, welke de Hooge Contracteerende Partijen
hebben verleend of in de toekomst zullen verleenen aan grenslanden, met het doel het
grensverkeer te vergemakkelijken.
De artikelen 5 en 6 zullen niet van toepassing zijn op de Nederlandsche koloniën en
bezittingen, aangezien de bepalingen van het te 's Gravenhage den 10 September 1855
gesloten verdrag van kracht blijven.
Op de bepalingen van artikelen 1 en 2 en de slotbepaling van artikel 3 zal geen beroep
mogen worden gedaan ter zake van de bijzondere gunsten door Noorwegen aan Zweden verleend
of te verleenen.
De Hooge Contracteerende Partijen verbinden zich de geschillen, die tusschen Haar
mochten rijzen over de toepassing of de uitlegging van dit verdrag en die niet langs
den diplomatieken weg konden worden opgelost, te onderwerpen aan het permanente Hof
van Arbitrage te 's Gravenhage.
In elk bijzonder geval zullen de Hooge Contracteerende Partijen een bijzonder compromis
sluiten, waarin nauwkeurig wordt omschreven het onderwerp van het geschil, de omvang
der bevoegdheden van het scheidsgerecht, de taal, waarvan het scheidsgerecht zal gebruik
maken, en die, waarvan het gebruik voor dat gerecht geoorloofd zal zijn, het bedrag
dat elke partij als voorschot zal dienen te storten ter voldoening der kosten, en
de regels, die in acht genomen zullen moeten worden met betrekking tot de formaliteiten
en de termijnen der procedure.
Bij gebreke aan daarmede in strijd zijnde bepalingen van het compromis, zal het scheidsgerecht
bestaan uit drie leden. Elk der Hooge Contracteerende Partijen zal er een aanwijzen.
De opper-arbiter zal worden aangewezen overeenkomstig de regelen, vervat in het verdrag
van 's Gravenhage van 18 October 1907 voor de vreedzame beslechting van internationale
geschillen.
Dit verdrag zal na goedkeuring door de nationale volksvertegenwoordigingen van beide
landen worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk
te Christiania worden uitgewisseld.
Dit verdrag zal in werking treden den dag, waarop de uitwisseling der akten van bekrachtiging
zal hebben plaats gevonden. Te gelijker tijd zullen het verdrag van handel en scheepvaart,
den 25 September 1847 tusschen Nederland en Noorwegen gesloten, met de daaraan toegevoegde
verklaring, evenals de verklaring van 29 Mei 1827 betreffende de uitlevering van gedeserteerde
schepelingen en die van 29 November 1856 betreffende de kustvaart, voor zoover de
betrekkingen tusschen Nederland en Noorwegen betreft, ophouden van kracht te zijn.
Het verdrag zal van kracht blijven gedurende één jaar van af den dag, waarop de akten
van bekrachtiging zijn uitgewisseld en vervolgens tot nà afloop van twaalf maanden,
nadat een der Hooge Contracteerende Partijen aan de andere zal hebben kennisgegeven
van haar voornemen om de werking er van te doen ophouden.