Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, wenschende de vriendschapsbanden, die tusschen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Vereenigde Staten van Columbia
bestaan, nauwer toe te halen, en aan de handelsbetrekkingen, die zoo gelukkig tusschen
beide Staten zijn tot stand gebracht, de meest mogelijke uitbreiding willende verzekeren,
heeft, ten einde dit doel te bereiken, en om te voldoen aan het verlangen, door de
Regeering van Columbia te kennen gegeven, toegestemd in het toelaten van consuls van
genoemde Republiek in de voornaamste havens der Nederlandsche koloniën, onder voorbehoud
evenwel, deze vergunning tot het onderwerp te maken eener uitdrukkelijke overeenkomst,
waarbij de rechten, verplichtingen en vrijdommen dier consuls in de bovenbedoelde
koloniën duidelijk en nauwkeurig worden omschreven.
Te dien einde heeft Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden benoemd:
den heer CHRISTOFFEL GODFRIED FREDERIK HOYER, Hoogstdeszelfs consul-generaal in Columbia;
en
de President der Republiek der Vereenigde Staten van Columbia:
den heer dr. EDUARD SALAZAR;
die, na wederkeerige mededeeling hunner volmachten, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, omtrent de navolgende artikelen zijn overeengekomen:
Er worden Columbiaansche consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten
toegelaten in alle havens van de overzeesche bezittingen of koloniën der Nederlanden,
welke open zijn voor de schepen van alle landen.
De Columbiaansche consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten worden
beschouwd als handelsagenten, ter bescherming van den zeehandel hunner landgenooten
in de havens van het ressort van hun consulair arrondissement.
Zij zijn onderworpen zoowel aan de burgerlijke als aan de strafwetten des lands waar
zij gevestigd zijn, behoudens de uitzonderingen, die de tegenwoordige overeenkomst
in hun belang vaststelt.
De consuls-generaal, consuls en vice-consuls moeten, alvorens tot de uitoefening hunner
betrekking te worden toegelaten en het genot te hebben van de vrijdommen die daaraan
verbonden zijn, aan de Regeering van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden eene
commissie in behoorlijken vorm overleggen.
Nadat het exequatur, hetwelk zoo spoedig mogelijk door den Gouverneur der kolonie
zal worden mede-onderteekend, zal zijn verleend, hebben gezegde consulaire ambtenaren
van elken rang recht op de bescherming der Regeering en op den bijstand der plaatselijke
overheid voor de vrije uitoefening hunner betrekking.
De Regeering behoudt zich de bevoegdheid voor het exequatur weder in te trekken of
door den Gouverneur der kolonie te doen intrekken, met opgave der redenen.
De consuls-generaal, consuls en vice-consuls zijn gerechtigd boven de buitendeur hunner
woning het wapen van hunne Regeering te plaatsen, met het opschrift: »Consulaat of
Vice-Consulaat der Vereenigde Staten van Columbia”.
Het is uitdrukkelijk verstaan, dat dit uitwendig teeken nimmer kan worden aangemerkt
als gevende het » jus asyli”, noch als kunnende de woning en hare bewoners aan de
vervolging der plaatselijke justitie onttrekken.
Het staat echter vast, dat de archieven en bescheiden betreffende de consulaire zaken
tegen elk onderzoek zullen beschermd zijn, en dat geen overheid of ambtenaar de bevoegdheid
zal hebben, die op eenigerlei wijze of onder eenig voorwendsel na te zien, in beslag
te nemen of daarvan inzage te bekomen.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten zijn met geenerlei
diplomatieke waardigheid bekleed.
Indien eene aanvrage aan de Nederlandsche Regeering moet worden gedaan, geschiedt
zulks door tusschenkomst van den diplomatieken agent, te 's Gravenhage gevestigd.
Bij ontstentenis van dezen en in spoedvereischende gevallen kan de consul-generaal,
consul of vice-consul zelf de aanvrage doen aan den Gouverneur der kolonie, daarbij
het dringende der zaak aantoonende en de redenen opgevende waarom de aanvrage niet
aan de ondergeschikte overheden kon worden gedaan, of bewijzende dat de vooraf aan
deze overheden gedane aanvragen zonder gevolg zijn gebleven.
De consuls-generaal en consuls zijn bevoegd consulaire agenten te benoemen in de havens,
vermeld in art. 1.
De consulaire agenten kunnen zonder onderscheid zijn Nederlandsche onderdanen, Columbianen
of onderdanen van elk ander land, mits gevestigd in de haven waar zij worden aangesteld
of volgens de bepalingen der plaatselijke wetten bevoegd zich aldaar te vestigen.
Deze consulaire agenten, wier benoeming onderworpen is aan de goedkeuring van den
Gouverneur der kolonie, worden voorzien van eene aanstelling, afgegeven door den consul
onder wiens bevelen zij werkzaam zullen zijn.
De Gouverneur der kolonie kan in ieder geval de bedoelde goedkeuring intrekken, onder
mededeeling der redenen aan den betrokken consul-generaal of consul.
De paspoorten, door consulaire ambtenaren van elken rang afgegeven of geviseerd, ontslaan
geenszins van de verplichting om zich te voorzien van al de stukken, door de plaatselijke
wetten tot het reizen of zich vestigen in de koloniën gevorderd.
Het recht om het verblijf in de kolonie te ontzeggen aan, of de verwijdering te bevelen
van den persoon aan wien een paspoort is afgegeven, blijft den Gouverneur der kolonie
voorbehouden.
Wanneer een Columbiaansch schip op de kusten van eene der Nederlandsche koloniën komt
te stranden, neemt, bij afwezigheid van den kapitein of met diens toestemming, de
consul-generaal, consul, vice-consul of consulaire agent, aanwezig ter plaatse van
de schipbreuk of van de redding, al de noodige maatregelen tot redding van schip,
lading en alles wat daartoe behoort.
Bij afwezigheid van den consul-generaal, consul, vice-consul of consulaire agent,
neemt de Nederlandsche overheid, ter plaatse waar het schip is gestrand, de maatregelen
bij de wetten der kolonie voorgeschreven.
Wanneer een Columbiaansch onderdaan komt te overlijden, zonder bekende erfgenamen
of uiterste-wilsuitvoerders na te laten, geven de Nederlandsche ambtenaren, die krachtens
de wetten der kolonie met het beheer van den boedel zijn belast, daarvan kennis aan
de consulaire ambtenaren, ten einde de noodige mededeeling aan de belanghebbenden
te doen geworden.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten van Columbia hebben
als zoodanig, en voor zoover de Columbiaansche wetgeving zulks toelaat, het recht
om tot scheidsman te worden benoemd in de geschillen, die tusschen de gezagvoerders
en de bemanning van Columbiaansche schepen mochten ontstaan, en zulks zonder tusschenkomst
der plaatselijke overheid, tenzij het gedrag van den gezagvoerder of van de bemanning
van dien aard mocht zijn geweest, dat het de orde en de rust van het land zou kunnen
storen, of dat de consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten den
bijstand inroepen der gezegde overheid om hunne uitspraken ten uitvoer te leggen of
het gezag daarvan te handhaven.
Het staat echter vast, dat deze bijzondere vorm van rechtspleging of uitspraak door
scheidsmannen den geschilvoerende partijen het recht niet ontneemt om daarvan na hunne
terugkomst bij de rechterlijke macht van hun eigen land in hooger beroep te komen,
wanneer de wetgeving van dit laatste hun dit recht toekent.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten, die geen onderdanen
zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, die op het oogenblik hunner benoeming niet
als ingezetenen gevestigd zijn in het Koninkrijk der Nederlanden of zijne koloniën,
en die, behalve hunne consulaire betrekking, geene betrekking, beroep of handel uitoefenen,
zijn, voor zoover in Columbia dezelfde gunsten aan consuls-generaal, consuls en vice-consuls
der Nederlanden zijn toegestaan, vrijgesteld van inkwartiering, persoonlijke belasting
en van alle Rijks- of gemeentebelastingen, die worden beschouwd van persoonlijken
aard te zijn. Deze vrijdom kan zich nimmer uitstrekken tot de in- en uitgaande rechten
of andere indirecte of reëele belastingen.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls of consulaire agenten, die geen ingezetenen
of erkende onderdanen zijn van het Koninklijk der Nederlanden, maar die, gelijktijdig
met hunne consulaire betrekking, eenig beroep of eenigen handel mochten uitoefenen,
zijn gehouden de lasten te vervullen en de rechten en belastingen te voldoen, evenals
de Nederlandsche onderdanen en andere inwoners.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten, die onderdanen zijn
van het Koninkrijk der Nederlanden, maar aan wie is toegestaan eene consulaire betrekking
waar te nemen, door de Columbiaansche Regeering opgedragen, zijn gehouden de lasten
te vervullen en belastingen te voldoen, van welken aard die ook mogen zijn.
De Columbiaansche consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten genieten
in de Nederlandsche koloniën alle andere voorrechten, vrijstellingen en vrijdommen,
die in het vervolg aan agenten van gelijken rang van de meest begunstigde natie mochten
worden toegestaan.
De tegenwoordige overeenkomst zal van kracht blijven gedurende vijf jaren, in te gaan
met de uitwisseling der bekrachtigingen, welke zal plaats hebben binnen den termijn
van acht maanden, of zoo mogelijk vroeger.
Ingeval geene der Hooge contracteerende Partijen twaalf maanden vóór het verstrijken
van gezegden tijd van vijf jaren haar voornemen zal hebben te kennen gegeven de werking
er van te doen ophouden, zal de overeenkomst van kracht blijven tot één jaar na den
dag, waarop eene der Partijen haar zal hebben opgezegd.