De Regeeringen, die het verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen
betreffende de immuniteit van staatsschepen hebben onderteekend, de noodzakelijkheid
erkend hebbende om zekere bepalingen van dat verdrag nauwkeuriger vast te stellen,
hebben de ondergeteekende gevolmachtigden benoemd die, na elkander hunne in goeden
en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben medegedeeld, het volgende zijn
overeengekomen:
Aangezien er twijfel gerezen is omtrent de vraag of, en in welke mate de woorden „door
hem geëxploiteerd” in artikel 3 van het verdrag toepasselijk zijn of toepasselijk
zouden kunnen worden geacht op schepen die door een Staat zijn gecharterd, hetzij
bij tijdbevrachting, hetzij bij reisbevrachting, wordt, om allen twijfel buiten te
sluiten, het volgende verklaard:
„De door Staten, hetzij bij tijdbevrachting, hetzij bij reisbevrachting gecharterde
schepen mits zij uitsluitend gebezigd worden voor een regeeringsdienst, waarmede geen
handelsdoeleinden worden beoogd, alsmede de ladingen die deze schepen vervoeren, kunnen
op geenerlei wijze in beslag genomen, aangehouden of vastgehouden worden, maar deze
immuniteit laat alle andere rechten of rechtsmiddelen, welke aan de belanghebbenden
mochten toekomen, onverkort. Eene op de wijze, voorzien in artikel 5 van het verdrag,
door den diplomatieken vertegenwoordiger van den betrokken Staat afgegeven verklaring
zal ook in dit geval als bewijs gelden van den aard van den dienst waartoe het schip
is gebezigd.”
Het is wel verstaan, dat voor de in artikel 3, paragraaf I, vermelde uitzondering
het op het oogenblik van de maatregelen van beslag, aanhouding of vasthouding bestaande
eigendomsrecht van den Staat op het schip of de op dat oogenblik door den Staat uitgeoefende
exploitatie daarvan worden gelijkgesteld met het op het oogenblik van het ontstaan
van de schuldvordering bestaande eigendomsrecht of de op dat oogenblik uitgeoefende
exploitatie.
Mitsdien zal door de Staten op dat artikel een beroep kunnen worden gedaan voor de
schepen, welke hun op het oogenblik der maatregelen van beslag, aanhouding of vasthouding
toebehooren of door hen op dat oogenblik geëxploiteerd worden, indien zij uitsluitend
gebezigd worden voor een regeeringsdienst, waarmede geen handelsdoeleinden worden
beoogd.
Het is wel verstaan, dat de bepalingen van artikel 5 van het verdrag de betrokken
Regeeringen niet beletten om zelf overeenkomstig de door de nationale wet voorgeschreven
procedure voor het gerecht te verschijnen, waarbij het geschil is aanhangig gemaakt,
en er de in dat artikel bedoelde verklaring over te leggen.
Daar het verdrag in geenerlei opzicht de rechten en verplichtingen der oorlogvoerenden
en onzijdigen raakt, laat artikel 7 de rechtspraak van de behoorlijk samengestelde
prijzenhoven onverkort.
Het is wel verstaan, dat de bepalingen van artikel 2 van het verdrag op geenerlei
wijze de toepassing van de nationale procesregelen in zaken, waarin de Staat partij
is, beperken of raken.
Wanneer de vraag van het leveren van bewijs of het overleggen van documenten zich
voordoet, zal, wanneer naar het oordeel van de betrokken Regeering zulk bewijs niet
kan worden geleverd of zulke bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd zonder dat
daaruit schade voor de nationale belangen voortspruit, deze Regeering zich daarvan
kunnen onthouden met een beroep op deze te beveiligen belangen.