Minister van Buitenlandse Zaken,
Canberra, A.C.T.
20 Februari 1951.
Mijnheer de Zaakgelastigde,
Ik heb de eer te verwijzen naar onze voorgaande briefwisseling betreffende visa's
en visa-rechten, en U mede te delen dat de Regering van het Australische Gemenebest
bereid is met de Nederlandse Regering een overeenkomst te sluiten in de volgende bewoordingen:
-
(1) Nederlandse burgers in het bezit van geldige Nederlandse paspoorten die Australië
wensen binnen te komen hetzij tijdelijk of voorgoed, en wier binnenkomst in Australië
is goedgekeurd, zullen van de daartoe aangewezen visa-uitgevende instantie gratis
visa voor Australië ontvangen; indien Nederlandse burgers naar Australië gaan met
een ander doel dan om zich er voorgoed te vestigen, dan zullen dergelijke paspoorten
een geldigheidsduur krijgen van twaalf maanden en binnen die periode gebruikt kunnen
worden voor een onbeperkt aantal reizen naar Australië.
-
(2) Australische burgers in het bezit van geldige Australische paspoorten die Nederland
te goeder trouw wensen binnen te komen anders dan als immigranten, mogen Nederland
voor perioden korter dan drie maanden binnengaan zonder dat zij daartoe een visum
behoeven.
-
(3) Deze overeenkomst, zal op 1 April 1951 in werking treden.
-
(4) Elk van beide partijen kan op elk tijdstip de andere partij schriftelijk mededeling
doen van haar wens de overeenkomst te beëindigen. De overeenkomst zal aflopen drie
maanden na de datum van een dergelijke mededeling.
Onverminderd het voorgaande wordt overeengekomen:
-
(a) Dat de bovengenoemde bepalingen Nederlandse burgers die Australië binnenkomen, en
Australische burgers die Nederland binnenkomen niet ontheffen van de noodzaak te voldoen
aan de Australische en Nederlandse wetten en voorschriften betreffende de binnenkomst,
het verblijf hetzij tijdelijk of voorgoed, en het tewerkstellen van vreemdelingen;
en
-
(b) Dat reizigers die niet in staat zijn ten genoege van de onderscheidene immigratie-autoriteiten
aan te tonen dat zij voldoen aan de wetten en voorschriften waarnaar in de onmiddellijk
hieraan voorafgaande alinea wordt verwezen, waarschijnlijk geen toestemming zullen
krijgen het land binnen te komen of aan land te gaan.
Indien de voorgaande bepalingen voor Uw Regering aanvaardbaar zijn, heb ik de eer
voor te stellen dat deze Nota en het bevestigende antwoord van het Gezantschap beschouwd
dienen te worden als de vastlegging van de tussen onze beide Regeringen bereikte overeenstemming.
Ik heb de eer te zijn,
Mijnheer de Zaakgelastigde,
Uw gehoorzame dienaar,
(w.g.) Percy C. SPENDER.
De Heer A. H. Hasselman,
Tijd. Zaakgelastigde,
Gezantschap der Nederlanden,
Canberra, A.C.T.