HARER MAJESTEITS AMBASSADE
TE BONN
29 januari 1957.
Mijnheer de Bondsminister,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uwer Excellentie's brief van 29 januari
1957 waarvan de vertaling in het Nederlands als volgt luidt:
„Ik heb de eer de volgende regeling voor te stellen ter toepassing van artikel 8 van
het Financiële Verdrag van 26 mei 1952 (als gewijzigd bij het Protocol tot beëindiging
van het bezettingsregime in de Bondsrepubliek Duitsland van 23 oktober 1954) met betrekking
tot de op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland gelegerde Krijgsmacht van
het Koninkrijk der Nederlanden.
Voor zover het de Krijgsmacht van het Koninkrijk der Nederlanden betreft, wordt artikel
8 van het Financiële Verdrag in overeenstemming met de volgende bepalingen toegepast.
Afdeling 1
Met betrekking tot deze Krijgsmacht wordt de vervulling van de in de eerste en tweede
zin van lid 9 van artikel 8 van het Financiële Verdrag bedoelde taken overgedragen
aan de Bondsrepubliek Duitsland.
Afdeling 2
-
(1) Wanneer bij de bevoegde Duitse autoriteit een eis tot schadevergoeding is ingediend,
doet deze autoriteit daarvan mededeling aan de bevoegde instantie van de Krijgsmacht
alsmede van de gegevens, welke laatstgenoemde instantie nodig heeft.
-
(2) Na ontvangst van deze bijzonderheden zendt de bevoegde instantie van de Krijgsmacht
zo spoedig mogelijk aan de bevoegde Duitse autoriteit die inlichtingen en dat bewijsmateriaal,
waarover zij beschikt en welke nodig zijn om de eis te kunnen behandelen, voor zover
het beschikbaar stellen van zodanige inlichtingen en zodanig bewijsmateriaal is toegestaan
krachtens de voorschriften van het Koninkrijk der Nederlanden.
-
(3) In het bijzonder dient de bevoegde instantie van de Krijgsmacht in het geval van eisen
tot schadevergoeding waarop (c) en (d) van lid 2 van artikel 8 van het Financieel Verdrag van toepassing zijn, binnen 21
dagen na ontvangst van de mededeling overeenkomstig lid (1) van deze Afdeling al die
inlichtingen of al dat bewijsmateriaal in haar bezit ter beschikking te stellen, welke
een geheel of gedeeltelijk verwerpen van de eis tot schadevergoeding zou kunnen motiveren.
In die gevallen zal de Duitse autoriteit niet eerder tot vaststelling en uitbetaling
van een schadevergoeding overgaan dan na volledig met zodanige inlichtingen en zodanig
bewijsmateriaal rekening te hebben gehouden, en zal zij in geval van twijfel overleg
plegen met de Instantie van de Krijgsmacht alvorens tot betaling van welk bedrag ook
over te gaan.
Afdeling 3
-
(1) Indien een eis tot schadevergoeding is gebaseerd op een verlies of schade, dat of
welke zou zijn veroorzaakt door een handelen of nalaten in de uitoefening van de dienst
van een lid of werknemer van de Krijgsmacht of van een persoon die overeenkomstig
artikel 44 of 45 van het Verdrag inzake de Krijgsmachten voor de Krijgsmacht werkt,
of voort zou spruiten uit een optreden van de Krijgsmacht, zal de bevoegde instantie
van de Krijgsmacht een verklaring afgeven of een zodanig handelen of nalaten zich
heeft voorgedaan in de uitoefening van de dienst van de betrokken personen of dat
sprake is van een optreden van de Krijgsmacht.
-
(2) De Duitse autoriteit gaat niet over tot vaststelling of betaling van de schadevergoeding,
tenzij de bevoegde instantie van de Krijgsmacht een verklaring heeft afgegeven, waarin
wordt medegedeeld, dat het handelen of nalaten, dat het verlies of die schade heeft
veroorzaakt, zich heeft voorgedaan in de uitoefening van de dienst of dat het verlies
of de schade is veroorzaakt door een optreden van de Krijgsmacht.
-
(3) Indien in de loop van het verdere onderzoek omstandigheden aan het licht zouden komen,
welke zouden kunnen leiden tot een andere beoordeling dan die, welke in de verklaring
is vervat ten aanzien van de vraag of een handelen of nalaten zich heeft voorgedaan
in de uitoefening van de dienst alsmede ten aanzien van de vraag of er sprake was
van een optreden van de Krijgsmacht, zal de bevoegde instantie van de Krijgsmacht
de juistheid van haar verklaring op verzoek van de bevoegde Duitse autoriteit nagaan,
waarbij zij rekening houdt met de door de Duitse autoriteit aangevoerde protesten.
Afdeling 4
Indien een eiser in verband met zijn aanspraken op grond van lid 10 van artikel 8
van het Financiële Verdrag voor een gewone Duitse rechter een proces begint tegen
de Bondsrepubliek, doet de Duitse autoriteit aan de bevoegde instantie van de Krijgsmacht
een afschrift toekomen van de aanklacht.
Indien de Duitse autoriteit het in het licht van de aanklacht noodzakelijk mocht oordelen
van de instantie der Krijgsmacht aanvullende documenten of bewijsmateriaal te ontvangen
om deze bij de verdediging te gebruiken, deelt zij dit zo spoedig mogelijk aan de
instantie van de Krijgsmacht mede.
Afdeling 5
Indien een uitvoerbaar vonnis gewezen door een rechter in een overeenkomstig lid 10
van artikel 8 van het Financieel Verdrag aanhangig gemaakt proces verschilt van de
overeenkomstig afdeling 1 van deze Overeenkomst door de Duitse autoriteit genomen
beslissing, wordt deze beslissing zodanig gewijzigd, dat zij in overeenstemming is
met het vonnis; dit geldt ongeacht de vraag of de autoriteiten van de Krijgsmacht
al dan niet gebruik hebben gemaakt van haar recht aan het proces tegen de Bondsrepubliek
deel te nemen overeenkomstig lid 12 van artikel 8 van het Financiële Verdrag.
Afdeling 6
Ingevolge lid 14 van artikel 8 van het Financiële Verdrag wordt overeengekomen, dat
75 procent van de door de bevoegde Duitse autoriteiten of door de Duitse rechter toegekende
schadevergoeding ten laste wordt gebracht van het Koninkrijk der Nederlanden. De overige
25 procent van de schadevergoeding wordt gedragen door de Bondsrepubliek.
Afdeling 7
Ten einde het mogelijk te maken, dat het Koninkrijk der Nederlanden dat deel van de
door de Duitse autoriteiten of rechter toegekende schadevergoeding, dat overeenkomstig
afdeling 6 van deze Overeenkomst ten laste dient te komen van het Koninkrijk der Nederlanden,
aan de Bondsrepubliek Duitsland kan terugbetalen, doet de Duitse autoriteit uiterlijk
de 15de van iedere maand aan de bevoegde instantie van de Krijgsmacht een lijst toekomen,
waarop de bedragen der schadevergoedingen zijn aangegeven, welke in de loop van de
daaraanvoorafgaande maand zijn betaald.
Afdeling 8
De bepalingen van deze Overeenkomst worden niet toegepast in de gevallen bedoeld in
lid 16 van artikel 8 van het Financiële Verdrag.
Afdeling 9
De behandeling en de afdoening van eisen tot schadevergoeding in verband met verlies
of schade, welke in de periode van 5 mei 1955 12 uur v.m. tot aan de datum van inwerkingtreding
van deze Overeenkomst is veroorzaakt, zullen geschieden overeenkomstig de bepalingen
van deze Overeenkomst.
Afdeling 10
-
(1) Deze Overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1957. Zij blijft van kracht tot de
buitenwerkingtreding van artikel 8 van het Financiële Verdrag doch hoogstens voor
de tijd van één jaar.
-
(2) Indien twee maanden voor het verstrijken van de in de tweede zin van lid 1 genoemde
periode blijkt, dat artikel 8 van het Financiële Verdrag langer van kracht zal blijven
dan deze Overeenkomst, zullen de Nederlandse Regering en de Bondsregering onverwijld
onderhandelingen beginnen over een nieuwe verdragsregeling.
Indien bovenstaande bepalingen aanvaardbaar zijn voor Uwer Excellentie's Regering,
heb ik de eer voor te stellen dat deze brief en Uwer Excellentie's bevestigend antwoord
zullen worden beschouwd een overeenkomst te vormen tussen onze beide Regeringen.”
Ik heb de eer te bevestigen dat bovenstaande bepalingen aanvaardbaar zijn voor de
Nederlandse Regering en dat Uwer Excellentie's bovenaangehaalde brief en dit antwoord
zullen worden beschouwd een overeenkomst te vormen tussen onze beide Regeringen.
Gelief Mijnheer de Bondsminister, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere
hoogachting wel te willen aanvaarden.
(w.g.) A. Th. LAMPING