Bangkok, 9 december 1957.
Mijnheer de Minister,
Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te delen, dat Harer Majesteits Regering bereid
is op basis van wederkerigheid het vereiste van Nederlandse visa op diplomatieke en
dienstpaspoorten, welke zijn afgegeven door de Thailandse autoriteiten, onder de volgende
voorwaarden af te schaffen:
-
1. De Regering van Thailand ontheft Nederlandse onderdanen, die houder zijn van geldige
Nederlandse diplomatieke of dienstpaspoorten, welke zijn afgegeven op het Nederlandse
grondgebied in Europa, van de verplichting een visum te verkrijgen om Thailand binnen
te komen, te verlaten of door te reizen.
-
2. De Regering van Nederland ontheft Thailandse onderdanen, die houder zijn van geldige
Thailandse diplomatieke of dienstpaspoorten, van de verplichting een visum te verkrijgen
om Nederland (grondgebied in Europa) binnen te komen, te verlaten of door te reizen.
-
3. De overeenkomst zal in werking treden op de dag van ontvangst door de Thailandse Regering
van een nota, waarin de Nederlandse Regering aan de Thailandse Regering mededeelt,
dat de in Nederland grondwettelijk vereiste goedkeuring is verkregen.
-
4. Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst tijdelijk om redenen van openbare orde
schorsen; de schorsing wordt onmiddellijk langs diplomatieke weg aan de wederpartij
bericht. Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst opzeggen met inachtneming van
een opzeggingstermijn van zes maanden.
Ik heb de eer in verband met het bovenstaande voor te stellen, dat deze nota tezamen
met Uw nota, welke de goedkeuring van Uw Regering weergeeft, een overeenkomst tussen
onze beide Regeringen in deze aangelegenheid zullen vormen.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik, Mijnheer de Minister, Uwer Excellentie opnieuw
de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te geven.
(w.g.) ZEEMAN
Nederlands Ambassadeur
Zijner Excellentie
Nai Visutr Arthayukti,
Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
Saranrom Paleis,
Bangkok.