De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau,
en aldaar bijeengekomen op 3 juni 1970 in haar vierenvijftigste zitting, en
Gelet op de voorwaarden vervat in het Verdrag betreffende de invoering of de handhaving
van methodes tot vaststelling van minimumlonen, 1928, en het Verdrag betreffende gelijke beloning, 1951, die op ruime schaal zijn bekrachtigd, alsmede op het Verdrag betreffende methoden tot vaststelling van minimum-lonen in de landbouw, 1951, en
Overwegende, dat deze Verdragen een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan de bescherming
van in een ongunstige positie verkerende groepen van loontrekkenden, en
Overwegende, dat de tijd is gekomen voor het aannemen van een nieuwe akte, ter aanvulling
van deze Verdragen en ter bescherming van de loontrekkenden tegen te lage lonen en
die, hoewel van algemene toepassing, in het bijzonder aandacht besteedt aan de behoeften
van de ontwikkelingslanden, en
Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen ten aanzien van de te
volgen procedure voor het vaststellen van minimumlonen en de daarmee samenhangende
problemen, in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkelingslanden, hetwelk als
vijfde punt op de agenda van de zitting is geplaatst, en
Bepaald hebbende, dat deze voorstellen de vorm van een Internationaal Arbeidsverdrag
moeten krijgen,
neemt heden, 22 juni 1970, het volgende Verdrag aan, dat kan worden aangehaald als
„Verdrag betreffende het vaststellen van minimumlonen, 1970”: