-
a) De bevoegde autoriteiten van de Republiek Oostenrijk nemen Oostenrijkse onderdanen,
die de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse autoriteiten voornemens zijn te verwijderen,
over zonder formaliteiten en zonder tussenkomst van de bevoegde Oostenrijkse vertegenwoordiging
in België, Luxemburg of Nederland mits hun nationaliteit kan worden aangetoond of
aannemelijk kan worden gemaakt.
-
b) De Oostenrijkse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een akte van nationaliteit,
een nationaliteitsbewijs of een besluit krachtens hetwelk de Oostenrijkse nationaliteit
is verworven of vastgesteld; zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van een
paspoort of een identiteitsbewijs, afgegeven door de Oostenrijkse autoriteiten, ook
indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen
zijn.
-
c) De Belgische, Luxemburgse of Nederlandse Regering neemt personen die krachtens lid
a) zijn overgenomen, binnen zes maanden na de overname weer op haar grondgebied terug,
indien de Oostenrijkse autoriteiten hebben geconstateerd dat zij op het tijdstip van
hun verwijdering de Oostenrijkse nationaliteit niet bezaten, tenzij de Republiek Oostenrijk
op grond van artikel 2 tot overname is verplicht, althans daartoe op het tijdstip
van de overname verplicht was.
-
d) Indien de bepalingen van lid a) op een Oostenrijkse onderdaan die de leeftijd van
21 jaar nog niet heeft bereikt, worden toegepast, dienen de autoriteiten van de Staat
die deze maatregel ten uitvoer legt, de bevoegde Oostenrijkse vertegenwoordiging hiervan
in kennis te stellen.
-
e) Indien de Oostenrijkse nationaliteit niet krachtens de leden a) en b) kan worden aangetoond
of aannemelijk gemaakt, doch er niettemin omstandigheden aanwezig zijn die het vermoeden
opleveren dat de betrokkene de Oostenrijkse nationaliteit bezit, dan geschiedt de
overname op grond van een formele verklaring van overname. Het verzoek tot overname
moet worden ingediend bij de bevoegde Oostenrijkse diplomatieke vertegenwoordiging
in België, Luxemburg of Nederland, die binnen een maand na de datum van indiening
van dit verzoek het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de desbetreffende Staat
de verklaring van overname doet toekomen of dit Ministerie mededeling doet van de
redenen waarom overname niet kan plaatsvinden.
-
a) De bevoegde autoriteiten van de Republiek Oostenrijk nemen personen die geen onderdaan
zijn van een der Overeenkomstsluitende Staten, over op verzoek van de Belgische, Luxemburgse
of Nederlandse autoriteiten, indien deze personen ten hoogste zes maanden vóór de
indiening van dit verzoek Oostenrijk na een verblijf van tenminste twee weken hebben
verlaten, en België, Luxemburg of Nederland op ongeoorloofde wijze zijn binnengekomen.
-
c) Een verzoek tot afgifte van het laissez-passer moet worden ingediend bij de bevoegde
Oostenrijkse diplomatieke vertegenwoordiging in België, Luxemburg of Nederland, die,
binnen een termijn van twee maanden na de indiening van dit verzoek, aan het Ministerie
van Buitenlandse Zaken van de desbetreffende Staat het laissez-passer doet toekomen
of dit Ministerie mededeling doet van de redenen waarom overname niet kan plaatsvinden.
-
e) De verplichting tot overname bestaat niet ten aanzien van onderdanen van een derde
Staat die een gemeenschappelijke grens met België, Luxemburg of Nederland heeft, tenzij
gegronde redenen aanwezig zijn om niet tot hun verwijdering naar het grondgebied van
die Staat over te gaan.
-
a) Belgische, Luxemburgse of Nederlandse onderdanen die de Oostenrijkse autoriteiten
voornemens zijn te verwijderen, worden, mits hun nationaliteit kan worden aangetoond
of aannemelijk kan worden gemaakt, door hun respectieve Regeringen zonder formaliteiten
en zonder tussenkomst van de bevoegde vertegenwoordiging in Oostenrijk overgenomen.
-
b) De Belgische nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een nationaliteitsbewijs
of een uittreksel uit het register van de burgerlijke stand betreffende de verkrijging
van deze nationaliteit; zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van een paspoort
of een identiteitskaart afgegeven door de Belgische autoriteiten, ook indien deze
documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn;
voorts door middel van een geldig identiteitsbewijs voor vreemdelingen afgegeven door
de bevoegde autoriteiten in Frankrijk, Luxemburg of Zwitserland ten behoeve van Belgische
onderdanen die aldaar hun vaste verblijfplaats hebben, en waaruit de Belgische nationaliteit
van de houder blijkt.
-
c) De Luxemburgse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een nationaliteitsbewijs
of een rechtskracht bezittende gerechtelijke beslissing betreffende het bezit van
deze nationaliteit; zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van een paspoort
of een identiteitskaart afgegeven door de Luxemburgse autoriteiten, ook indien deze
documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn;
voorts door middel van een geldig identiteitsbewijs voor vreemdelingen afgegeven door
de bevoegde autoriteiten in België, Frankrijk, Zwitserland of Liechtenstein ten behoeve
van Luxemburgse onderdanen die aldaar hun vaste verblijfplaats hebben, en waaruit
de Luxemburgse nationaliteit van de houder blijkt.
-
d) De Nederlandse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een nationaliteitsbewijs;
zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van een paspoort of een identiteitskaart
(toeristenkaart) afgegeven door de Nederlandse autoriteiten, ook indien deze documenten
ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn; voorts door
middel van een geldig Belgisch of Luxemburgs identiteitsbewijs voor vreemdelingen,
waaruit de Nederlandse nationaliteit van de houder blijkt.
-
e) De bevoegde autoriteiten van de Republiek Oostenrijk nemen personen die krachtens
lid a) zijn overgenomen, binnen zes maanden na de overname weer op Oostenrijks grondgebied
terug, indien de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse autoriteiten hebben geconstateerd
dat zij op het tijdstip van hun verwijdering de nationaliteit op grond waarvan overneming
was geschied, niet bezaten, tenzij het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg
of het Koninkrijk der Nederlanden op grond van artikel 4 tot overname verplicht is,
althans daartoe op het tijdstip van de overname verplicht was.
-
f) Indien de bepalingen van lid a) op een Belgische, Luxemburgse of Nederlandse onderdaan
die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, worden toegepast, dienen de Oostenrijkse
autoriteiten de bevoegde vertegenwoordiging in Oostenrijk hiervan in kennis te stellen;
indien het een Luxemburgse onderdaan betreft, dient het Consulaat-Generaal van Luxemburg
hiervan in kennis te worden gesteld.
-
g) Indien de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse nationaliteit niet krachtens de leden
a) tot en met d) kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt, doch er niettemin omstandigheden
aanwezig zijn, die het vermoeden opleveren dat de betrokkene een van deze nationaliteiten
bezit, dan geschiedt de overname op grond van een formele verklaring van overname.
Het verzoek tot overname dient bij de Belgische of Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging
of bij het Luxemburgse Consulaat-Generaal in Oostenrijk, naar gelang de aard van het
geval, te worden ingediend. De betrokken autoriteiten doen binnen een maand na de
datum van indiening van het verzoek het Bondsministerie van Buitenlandse Zaken van
de Republiek Oostenrijk de verklaring van overname toekomen of doen dit Ministerie
mededeling van de redenen waarom overname niet kan plaatsvinden.
-
a) De Belgische, Luxemburgse of Nederlandse Regering, naar gelang de aard van het geval,
zal personen die geen onderdaan van een der Overeenkomstsluitende Staten zijn, op
verzoek van de Oostenrijkse autoriteiten overnemen, indien deze personen minder dan
zes maanden vóór de indiening van dit verzoek België, Luxemburg of Nederland na een
verblijf van tenminste twee weken hebben verlaten en Oostenrijk op ongeoorloofde wijze
zijn binnengekomen.
-
c) Een verzoek tot afgifte van het laissez-passer moet worden ingediend bij de Belgische
of Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging of bij het Luxemburgse Consulaat-Generaal
in Oostenrijk, naar gelang de aard van het geval. De betrokken autoriteiten doen binnen
een termijn van twee maanden na de indiening van dit verzoek het Bondsministerie van
Buitenlandse Zaken van de Republiek Oostenrijk het laissez-passer toekomen of doen
dit Ministerie mededeling van de redenen waarom overname niet kan plaatsvinden.
-
a) De Bondsregering van de Republiek Oostenrijk enerzijds, en de Belgische, Luxemburgse
en Nederlandse Regering, anderzijds, verklaren zich bereid te voldoen aan verzoeken
van de autoriteiten van de andere Partij tot doorgeleiding van personen die niet de
nationaliteit van een der Overeenkomstsluitende Staten bezitten en ten aanzien van
wie een administratieve maatregel tot verwijdering wordt toegepast, indien overname
door de Staat van bestemming en, in voorkomende gevallen, de doorreis door andere
Staten verzekerd is.
-
d) De voor doorgeleiding overgenomen persoon kan te allen tijde aan de autoriteiten van
de Staat die de verwijdering heeft gelast worden teruggegeven, indien later feiten
bekend worden of zich voordoen, die doorgeleiding in de weg staan of indien een andere
Staat van doorreis of de Staat van bestemming weigert de betrokkene over te nemen.
De kosten van verwijdering tot aan de grens van de Staat van bestemming, daarbij inbegrepen
de kosten verbonden aan de doorgeleiding aanderde Staten, alsmede de kosten verbonden aan een eventuele terugwijzing, worden gedragen
door de Staat die de verwijdering heeft gelast.
De voorgaande bepalingen maken in geen enkel opzicht inbreuk op de regelingen betreffende
uitlevering tussen de Republiek Oostenrijk, enerzijds, en het Koninkrijk België, het
Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, anderzijds.
Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden geldt deze Overeenkomst slechts voor
het in Europa gelegen deel van deze Staat. Zij kan evenwel met wederzijds goedvinden,
vastgelegd in een notawisseling tussen de Bondsregering van de Republiek Oostenrijk
en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, tot elk der buiten Europa gelegen
delen van het Koninkrijk der Nederlanden worden uitgebreid. In deze notawisseling
wordt het tijdstip bepaald waarop deze uitbreiding van kracht wordt; dit wordt aan
de andere Overeenkomstsluitende Staten medegedeeld.
-
1) Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende
op de datum van ondertekening.
De Overeenkomst geldt voor de duur van een jaar; indien zij niet een maand voor het
verstrijken van deze termijn wordt opgezegd, is zij voor onbepaalde tijd van kracht.
-
4) De opzegging door de Regering van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg
of het Koninkrijk der Nederlanden dient aan de Bondsregering van de Republiek Oostenrijk
te worden gericht.
Als gevolg van de opzegging door een van deze drie Regeringen of door de Bondsregering
van de Republiek Oostenrijk treedt de Overeenkomst na het verstrijken van de lopende
opzeggingstermijn buiten werking.