Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van de Nederlandse
Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek
Duitsland en de Nederlandse Antillen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Het Koninkrijk der Nederlanden, ten aanzien van de Nederlandse Antillen, en de Bondsrepubliek
Duitsland,
Partij zijnde bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, opengesteld
voor ondertekening te Chicago op 7 december 1944;
Geleid door de wens een verdrag te sluiten inzake de instelling en exploitatie van
luchtdiensten tussen en via hun grondgebieden;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij anders is bepaald:
-
1. wordt onder het „Verdrag van Chicago” verstaan het Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart, op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening opengesteld, met
inbegrip van alle overeenkomstig artikel 90 van dat Verdrag aangenomen Bijlagen en
alle wijzigingen van de Bijlagen of van het Verdrag ingevolge de artikelen 90 en 94
daarvan, voor zover deze Bijlagen en wijzigingen in werking zijn getreden voor, of
zijn bekrachtigd door beide Verdragsluitende Partijen;
-
2. wordt onder „luchtvaartautoriteiten” verstaan wat de Bondsrepubliek Duitsland betreft
het Bondsministerie van Verkeer, Bouwbeleid en Stadsontwikkeling en wat het Koninkrijk
der Nederlanden betreft, de minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen;
of in beide gevallen elke persoon of instantie die bevoegd is elke functie te vervullen
die thans wordt vervuld door de genoemde autoriteiten;
-
3. wordt onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij” verstaan elke luchtvaartmaatschappij
die door een Verdragsluitende Partij schriftelijk is aangewezen aan de andere Verdragsluitende
Partij in overeenstemming met artikel 3 van dit Verdrag als luchtvaartmaatschappij
die internationale luchtdiensten dient te exploiteren op de in overeenstemming met
artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag omschreven routes;
-
4. wordt onder „grondgebied” in het geval van de Bondsrepubliek Duitsland verstaan de
landgebieden en de aangrenzende territoriale wateren onder de soevereiniteit, suzereiniteit,
bescherming of het mandaat van de Bondsrepubliek Duitsland en in het geval van het
Koninkrijk der Nederlanden, het landgebied van de Nederlandse Antillen en de aangrenzende
territoriale wateren;
-
5. hebben de termen „luchtdienst”, „internationale luchtdienst” en „landing anders dan
voor verkeersdoeleinden” ten behoeve van dit Verdrag de betekenis die daaraan is toegekend
in artikel 96 van het Verdrag van Chicago;
-
6. wordt onder „tarief” verstaan de prijs in rekening te brengen voor het internationale
vervoer (d.w.z. vervoer tussen punten op de grondgebieden van twee of meer Staten)
van passagiers, bagage of vracht (post uitgezonderd), met inbegrip van:
-
1. elk overeengekomen tarief of bedrag in rekening te brengen voor internationaal vervoer
dat als zodanig op de markt wordt aangeboden en verkocht, met inbegrip van overeengekomen
tarieven die worden samengesteld met behulp van andere tarieven of toeslagen voor
vervoer via internationale delen of nationale delen die behoren tot het internationale
deel;
-
2. de commissie die dient te worden betaald over de verkoop van tickets voor het vervoer
van passagiers en hun bagage, of over de overeenkomstige transacties voor het vervoer
van vracht; en
-
3. de voorwaarden betreffende de toepasselijkheid van het tarief of de prijs voor vervoer,
of de betaling van commissie.
Het omvat voorts:
-
4. alle wezenlijke voorrechten die in verband met het vervoer worden verleend;
-
5. elk tarief voor vervoer binnen een nationaal deel dat als aanvulling op internationaal
vervoer wordt verkocht, dat niet beschikbaar is voor volledig nationaal vervoer en
niet onder gelijke voorwaarden beschikbaar wordt gesteld aan alle internationale vervoerders
en de gebruikers van hun diensten.
Artikel 2. Verlening van verkeersrechten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
3 Geen van de bepalingen van het eerste lid wordt geacht aan een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van een Verdragsluitende Partij het recht te geven op het grondgebied van de andere
Verdragsluitende Partij passagiers, bagage, vracht en post op te nemen die worden
vervoerd tegen vergoeding of beloning en bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied
van die andere Verdragsluitende Partij (cabotage).
-
4 De verlening van verkeersrechten overeenkomstig het eerste lid omvat niet de verlening
van het recht passagiers, bagage, vracht en post te vervoeren tussen punten op het
grondgebied van de Verdragsluitende Partij die de rechten verleent en punten op het
grondgebied van een derde land of vice versa (vijfde vrijheid). Verkeersrechten van
de vijfde vrijheid worden alleen verleend op basis van bijzondere overeenkomsten tussen
de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen.
Artikel 3. Aanwijzing en exploitatievergunning
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 De internationale luchtdiensten op de routes omschreven in overeenstemming met artikel
2, tweede lid, van dit Verdrag kunnen te allen tijde aanvangen, mits:
-
1. de Verdragsluitende Partij aan wie de rechten omschreven in artikel 2, eerste lid,
van dit Verdrag zijn verleend schriftelijk een of meerdere luchtvaartmaatschappijen
heeft aangewezen; en
-
2. de Verdragsluitende Partij die deze rechten verleent de aangewezen luchtvaartmaatschappij
of luchtvaartmaatschappijen een vergunning heeft verleend om de luchtdiensten aan
te vangen.
-
3 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht, met inachtneming van de bepalingen van
het eerste en tweede lid, een door haar aangewezen luchtvaartmaatschappij te vervangen
door een andere luchtvaartmaatschappij. Voor de nieuwe aangewezen luchtvaartmaatschappij
gelden dezelfde rechten en verplichtingen als voor de door haar vervangen luchtvaartmaatschappij.
Artikel 4. Intrekking of beperking van exploitatievergunning
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Elke Verdragsluitende Partij kan de exploitatievergunning of technische vergunningen
van een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij intrekken,
opschorten of beperken, wanneer:
-
1. in het geval van een luchtvaartmaatschappij aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland:
-
a) de luchtvaartmaatschappij niet gevestigd is op het grondgebied van de Bondsrepubliek
Duitsland overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of
niet beschikt over een geldige exploitatievergunning in overeenstemming met het Europese
Gemeenschapsrecht; of
-
b) de lidstaat van de Europese Gemeenschap die verantwoordelijk is voor de afgifte van
het bewijs niet daadwerkelijk controleert of de luchtvaartmaatschappij de regelgeving
naleeft of de desbetreffende luchtvaartautoriteit niet duidelijk wordt vermeld in
de aanwijzing; of
-
c) de luchtvaartmaatschappij niet rechtstreeks of via een meerderheidsbelang eigendom
is van of niet daadwerkelijk onder toezicht staat van lidstaten van de Europese Gemeenschap
of de Europese Vrijhandelsassociatie en/of van onderdanen van deze staten;
-
2. in het geval van een luchtvaartmaatschappij aangewezen door het Koninkrijk der Nederlanden:
-
a) de luchtvaartmaatschappij niet gevestigd is op het grondgebied van de Nederlandse
Antillen of niet in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetgeving van de
Nederlandse Antillen een vergunning heeft verkregen; of
-
b) de Nederlandse Antillen niet daadwerkelijk controleren of de luchtvaartmaatschappij
de regelgeving naleeft of
-
c) de luchtvaartmaatschappij niet rechtstreeks of via een meerderheidsbelang eigendom
is van de Nederlandse Antillen en/of van onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden
die ingezetene zijn van de Nederlandse Antillen;
of
-
3. de aangewezen luchtvaartmaatschappij verzuimt de in artikel 5 van dit Verdrag bedoelde
wetten en voorschriften na te leven.
-
2 Aan een dergelijke intrekking, opschorting of beperking van de vergunning gaat overleg
vooraf als voorzien in artikel 17 van dit Verdrag, tenzij onmiddellijke opschorting
van de vluchten of onverwijlde beperkingen noodzakelijk zijn om verdere inbreuk op
wetten of voorschriften te voorkomen.
Artikel 5. Toepassing van wetten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Bij binnenkomst in, verblijf binnen of vertrek uit het grondgebied van een Verdragsluitende
Partij, dient aan haar wetten en voorschriften met betrekking tot de exploitatie van
en het vliegen met luchtvaartuigen te worden voldaan door de luchtvaartmaatschappijen
van de andere Verdragsluitende Partij. Op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland
is de eerste volzin tevens van toepassing op de wetgeving van de Europese Gemeenschap.
-
2 Bij binnenkomst in, verblijf binnen of vertrek uit het grondgebied van een Verdragsluitende
Partij, dienen haar wetten en voorschriften inzake de toelating tot of het vertrek
uit haar grondgebied van passagiers, bemanning of vracht aan boord van luchtvaartuigen
(met inbegrip van voorschriften met betrekking tot binnenkomst, inklaring, veiligheid
van de luchtvaart, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval
van post, postale voorschriften) te worden nageleefd door of vanwege de passagiers,
bemanning of vracht van de luchtvaartmaatschappijen van de andere Verdragsluitende
Partij.
Artikel 6. Non-discriminatie ten aanzien van heffingen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
2 De heffingen voor het gebruik van luchthavens of andere luchtvaartdiensten en –voorzieningen,
of vergelijkbare heffingen of kosten die worden opgelegd in verband met de exploitatie
van internationale luchtdiensten worden vastgesteld op basis van de kosten; verzocht
kan worden om overlegging van ter zake dienend bewijs. Hetzelfde geldt voor heffingen
voor de behandeling van passagiers, bagage en vracht en voor de verwerking van luchtvaartuigen
op luchthavens met slechts een dienstverlener.
Artikel 7. Vrijstelling van douanerechten en andere heffingen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Luchtvaartuigen die door een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Verdragsluitende
Partij worden geëxploiteerd en binnenkomen op, weer vertrekken uit of vliegen over
het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, alsmede brandstof, smeermiddelen
en andere technische verbruiksvoorraden in de tanks of andere reservoirs in het luchtvaartuig
(bijvoorbeeld ontijzingsvloeistof, hydraulische vloeistof, koelvloeistof, enzovoorts),
reserveonderdelen, normale uitrustingsstukken en proviand aan boord van een dergelijk
luchtvaartuig, zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen opgelegd in
geval van invoer, uitvoer of doorvoer van goederen. Dit geldt tevens voor goederen
aan boord van het luchtvaartuig die worden verbruikt tijdens de vlucht over het grondgebied
van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.
-
2 Brandstof, smeermiddelen en andere technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen,
normale uitrustingsstukken en proviand die tijdelijk worden ingevoerd naar het grondgebied
van een Verdragsluitende Partij teneinde aldaar direct of na opslag te worden geplaatst
in of op andere wijze aan boord van het luchtvaartuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij te worden gebracht, of op andere wijze weer
uit het grondgebied van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij te worden uitgevoerd,
zijn vrijgesteld van de douanerechten en andere heffingen genoemd in het eerste lid.
Vervoersdocumenten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Verdragsluitende
Partij zijn, in het geval van invoer naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij, eveneens vrijgesteld van de douanerechten en andere heffingen genoemd in het
eerste lid.
-
3 Niettegenstaande het bepaalde in de volgende volzin, zijn brandstof, smeermiddelen
en andere technische verbruiksvoorraden die aan boord van het luchtvaartuig van een
aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Verdragsluitende Partij worden genomen op
het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en worden gebruikt tijdens internationale
luchtdiensten vrijgesteld van de douanerechten en andere heffingen genoemd in het
eerste lid, alsmede van andere bijzondere verbruiksheffingen. De eerste volzin belet
de Bondsrepubliek Duitsland niet op basis van non-discriminatie de daarin genoemde
belastingen en andere heffingen op te leggen op brandstof die op haar grondgebied
aan boord wordt genomen voor gebruik in een luchtvaartuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij die vluchten uitvoert tussen een punt op het
grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en een ander punt op het grondgebied van
de Bondsrepubliek Duitsland of op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese
Gemeenschap.
-
5 Indien geen douanerechten of andere heffingen worden geheven over goederen genoemd
in het eerste tot en met het derde lid, worden deze goederen niet onderworpen aan
economische verboden of beperkingen inzake de invoer, uitvoer of doorvoer die overigens
van toepassing kunnen zijn.
-
6 Elke Verdragsluitende Partij, verleent op basis van wederkerigheid, vrijstelling van
omzetbelasting of vergelijkbare indirecte belastingen op goederen en diensten geleverd
aan een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij,
die worden gebruikt ten behoeve van haar bedrijfsuitoefening. De belastingvermindering
kan in de vorm zijn van een vrijstelling of een teruggave.
Artikel 8. Overmaking van inkomsten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Elke Verdragsluitende Partij verleent elke door de andere Verdragsluitende Partij
aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht, de baten verkregen uit de verkoop van
luchtvervoersdiensten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij te
allen tijde, op elke wijze vrijelijk en zonder beperking in vrij inwisselbare valuta
en tegen de officiële wisselkoers over te maken aan haar hoofdkantoor of haar voornaamste
plaats van bedrijfsuitoefening.
Artikel 9. Grondbeginselen inzake de exploitatie van luchtdiensten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Verdragsluitende Partijen worden
op eerlijke en gelijke wijze in staat gesteld luchtdiensten te exploiteren op de routes
omschreven in overeenstemming met artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag.
-
2 Bij de exploitatie van internationale luchtdiensten op de routes omschreven in overeenstemming
met artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag houdt elke aangewezen luchtvaartmaatschappij
rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere
Verdragsluitende Partij teneinde te voorkomen dat de door de laatstgenoemde luchtvaartmaatschappijen
op gelijke routes of delen daarvan geëxploiteerde luchtdiensten onnodig worden gehinderd.
-
3 De internationale luchtdiensten op de in overeenstemming met artikel 2, tweede lid,
van dit Verdrag omschreven routes hebben als primair doel het leveren van capaciteit
die beantwoordt aan de voorzienbare verkeersbehoefte naar en vanuit het grondgebied
van de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappijen heeft aangewezen. Het
recht van dergelijke luchtvaartmaatschappijen vervoer te verzorgen tussen punten op
een route omschreven in overeenstemming met artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag
die zich bevinden op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en punten
in derde landen wordt, in het belang van een ordelijke ontwikkeling van het internationale
luchtvervoer, op zodanige wijze uitgeoefend, dat de capaciteit verband houdt met:
-
1. de verkeersbehoefte naar en vanuit het grondgebied van de Verdragsluitende Partij
die de luchtvaartmaatschappijen aanwijst;
-
2. de verkeersbehoefte die bestaat in de gebieden die door de luchtdiensten worden gepasseerd,
rekening houdend met nationale en regionale luchtdiensten;
-
3. de vereisten voor economische exploitatie van transitroutes.
-
4 Om eerlijke en gelijke behandeling van alle aangewezen luchtvaartmaatschappijen te
waarborgen, dienen de frequentie van diensten, de capaciteit van de te gebruiken typen
luchtvaartuigen, alsmede de vluchtschema’s te worden goedgekeurd door de luchtvaartautoriteiten
van de Verdragsluitende Partijen.
Artikel 10. Toezending van exploitatiegegevens en statistieken
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij zendt uiterlijk een maand voorafgaand aan de
aanvang van luchtdiensten op de routes omschreven in overeenstemming met artikel 2,
tweede lid, van dit Verdrag en voorafgaand aan het begin van elke volgende vluchtschemaperiode
het soort dienst, de te gebruiken typen luchtvaartuigen alsmede de vluchtschema’s
toe aan de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen. Van wijzigingen
op korte termijn dient onverwijld kennis te worden gegeven.
-
2 De luchtvaartautoriteiten van een Verdragsluitende Partij voorzien de luchtvaartautoriteiten
van de andere Verdragsluitende Partij op verzoek van de periodieke of andere statistische
gegevens van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die redelijkerwijs verlangd kunnen
worden ter beoordeling van de capaciteit die wordt geleverd door een aangewezen luchtvaartmaatschappij
van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij op de routes omschreven in overeenstemming
met artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag. Dergelijke gegevens dienen alle benodigde
informatie voor vaststelling van de hoeveelheid verkeer en de herkomst en bestemming
van dat verkeer te omvatten.
Artikel 11. Tarieven
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 De tarieven die door een aangewezen luchtvaartmaatschappij in rekening worden gebracht
voor passagiers op de routes omschreven in overeenstemming met artikel 2, tweede lid,
van dit Verdrag, gelden onder voorbehoud van afkeuring door de luchtvaartautoriteiten
van de Verdragsluitende Partijen.
-
2 In hun tarieven houden de aangewezen luchtvaartautoriteiten rekening met de exploitatiekosten,
een redelijke winstmarge, de heersende concurrentie en de situatie op de markt alsmede
de belangen van de gebruikers van de diensten. De bevoegde luchtvaartautoriteiten
kunnen een tarief alleen afkeuren indien het niet beantwoordt aan deze criteria.
-
3 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen stellen de luchtvaartautoriteiten van beide
Verdragsluitende Partijen, ter beoordeling, ten minste zeven dagen voorafgaand aan
de beoogde ingangsdatum in kennis van de tarieven.
-
4 Indien de luchtvaartautoriteiten van een van de Verdragsluitende Partijen een tarief
waarvan zij in kennis zijn gesteld afkeuren, stellen zij de betrokken luchtvaartmaatschappij
hiervan onverwijld op de hoogte. In geval van afkeuring door de luchtvaartautoriteiten
van beide Verdragsluitende Partijen wordt dit tarief niet toegepast. Het tot dat moment
gebruikte tarief dat zou worden vervangen door het nieuwe tarief blijft van toepassing.
Indien aan het einde van het tijdvak van zeven dagen als bedoeld in het derde lid
aan de luchtvaartmaatschappij geen mededeling is gedaan van afkeuring door de luchtvaartautoriteiten
van beide Verdragsluitende Partijen, mag het nieuwe tarief worden toegepast.
Artikel 12. Commerciële activiteiten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Elke Verdragsluitende Partij verleent, op basis van wederkerigheid, aan een aangewezen
luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij het recht op haar grondgebied
te beschikken over kantoren en verkoopmedewerkers, leidinggevend, technisch, operationeel
alsmede ander gespecialiseerd personeel te doen verblijven die de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
nodig hebben voor het verzorgen van luchtvervoer. De eerste volzin is alleen van toepassing
op personen die geen onderdaan zijn van de Verdragsluitende Partijen of van lidstaten
van de Europese Gemeenschap, indien, in elk individueel geval, door een staat een
verklaring is afgegeven dat deze bereid is de persoon weer toe te laten.
-
2 De vestiging van de kantoren en het in dienst nemen van personeel als bedoeld in het
eerste lid is onderworpen aan de wetten en voorschriften van de betrokken Verdragsluitende
Partij, zoals de wetten en voorschriften met betrekking tot de toelating van vreemdelingen
en hun verblijf op het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Partij. Indien
wettelijk vereist worden voor dit gespecialiseerde personeel onverwijld werkvergunningen
afgegeven.
-
3 Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij is bevoegd op het grondgebied van de andere
Verdragsluitende Partij gronddiensten uit te voeren ten behoeve van zichzelf (self-handling)
en van andere luchtvaartmaatschappijen (third-party handling), of desgewenst, gronddiensten
geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan een externe dienstverlener die bevoegd
is tot het verrichten van dergelijke diensten. In het geval dat of zo lang de wetten
en voorschriften die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij van toepasssing
zijn op gronddiensten de bevoegdheid tot het uitbesteden van dergelijke diensten of
tot self-handling of third-party handling uitsluiten of beperken, wordt elke aangewezen
luchtvaartmaatschappij op basis van non-discriminatie behandeld ten aanzien van de
toegang tot self-handling, third-party handling en gronddiensten uitgevoerd door een
of meerdere dienstverleners.
-
5 Elke Verdragsluitende Partij laat personen die op het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij zijn binnengekomen ingevolge de bepalingen van het eerste lid informeel opnieuw
toe, indien de bevoegde autoriteiten van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij
aan de Verdragsluitende Partij die verplicht is de persoon opnieuw toe te laten kennisgeven
dat het verblijf van de desbetreffende persoon op haar grondgebied onwettig is.
Artikel 13. Veiligheidsnormen in de luchtvaart
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Elke Verdragsluitende Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake de door
de andere Verdragsluitende Partij aanvaarde veiligheidsnormen op elk terrein met betrekking
tot bemanning, luchtvaartuigen of hun exploitatie. Dergelijk overleg vindt plaats
binnen dertig (30) dagen na dat verzoek.
-
2 Indien, na dergelijk overleg, een Verdragsluitende Partij oordeelt dat de andere Verdragsluitende
Partij op een willekeurig gebied geen veiligheidsnormen op doeltreffende wijze handhaaft
en toepast die ten minste gelijk zijn aan de minimumnormen die op dat moment uit hoofde
van het Verdrag van Chicago waren vastgesteld, stelt de eerstgenoemde Verdragsluitende
Partij de andere Verdragsluitende Partij in kennis van dit oordeel en de noodzakelijk
geachte stappen om te voldoen aan die minimumnormen, en die andere Verdragsluitende
Partij neemt passende corrigerende maatregelen. Indien de andere Verdragsluitende
Partij nalaat binnen vijftien (15) dagen corrigerende maatregelen te nemen, geeft
dit aanleiding voor toepassing van artikel 4 van dit Verdrag.
-
3 Onverminderd de verplichtingen bedoeld in artikel 33 van het Verdrag van Chicago,
wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
wordt geëxploiteerd op diensten naar of vanuit het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij, terwijl het zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij
bevindt, mag worden onderworpen aan een inspectie door de bevoegde vertegenwoordigers
van de andere Verdragsluitende Partij, aan boord en rond het luchtvaartuig om zowel
de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig als die van zijn bemanning en
de kennelijke toestand van het luchtvaartuig en zijn uitrusting te controleren (platforminspectie),
mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging.
-
4 Indien een dergelijke platforminspectie of reeks platforminspecties leidt tot
-
1. ernstige bezorgdheid dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig
niet voldoet aan de minimumnormen die op dat moment zijn vastgesteld uit hoofde van
het het Verdrag van Chicago; of
-
2. ernstige bezorgdheid dat de op dat moment uit hoofde van het Verdrag van Chicago vastgestelde
veiligheidsnormen onvoldoende worden bijgehouden en vastgelegd,
staat het de Verdragsluitende Partij die de inspectie verricht vrij, voor de toepassing
van artikel 33 van het Verdrag van Chicago, de conclusie te trekken dat de vereisten
krachtens welke de bewijzen of de vergunningen ten aanzien van dat luchtvaartuig of
ten aanzien van de bemanning van dat luchtvaartuig zijn afgegeven of geldig verklaard,
of dat de vereisten uit hoofde waarvan dat luchtvaartuig wordt geëxploiteerd niet
gelijk zijn aan of zwaarder dan de minimumnormen die zijn vastgesteld uit hoofde van
het Verdrag van Chicago.
-
5 In het geval dat toegang ten behoeve van de uitvoering van een platforminspectie van
een door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Verdragsluitende Partij geëxploiteerd
luchtvaartuig in overeenstemming met het derde lid wordt geweigerd door een vertegenwoordiger
van de betrokken luchtvaartmaatschappij, staat het de andere Verdragsluitende Partij
vrij daaruit af te leiden dat er aanleiding is voor ernstige bezorgdheid als bedoeld
in het vierde lid en de conclusie te trekken als bedoeld in hetzelfde lid.
-
6 Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich het recht voor de exploitatievergunning
van een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Verdragsluitende
Partij onmiddellijk op te schorten of daarvan af te wijken, in het geval dat de eerstgenoemde
Verdragsluitende Partij concludeert dat, hetzij naar aanleiding van een platforminspectie
of reeks platforminspecties, weigering van toegang voor platforminspectie, overleg
of anderszins, dat onverwijld ingrijpen essentieel is voor de veiligheid van een vlucht
door de luchtvaartmaatschappij.
-
8 Indien de Bondsrepubliek Duitsland een luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen waarop
regulerend toezicht wordt uitgeoefend door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap,
zijn de rechten van de andere Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit artikel op
dezelfde wijze van toepassing op de aanneming, uitoefening of handhaving van veiligheidsnormen
door die andere lidstaat van de Europese Gemeenschap en op de exploitatievergunning
van die luchtvaartmaatschappij.
Artikel 14. Veiligheid van de luchtvaart
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen ingevolge het internationale recht, bevestigen
de Verdragsluitende Partijen opnieuw hun verplichting jegens elkaar tot bescherming
van de veiligheid van de burgerluchtvaart tegen daden van wederrechtelijke inmenging.
Zonder hun rechten en verplichtingen ingevolge het internationale recht in het algemeen
te beperken, handelen de Verdragsluitende Partijen in het bijzonder in overeenstemming
met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen
begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het
Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen,
ondertekend te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van
wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart,
ondertekend te Montreal op 23 september 1971, en het Protocol tot bestrijding van
wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart,
bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de
veiligheid van de de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971, ondertekend
te Montreal op 24 februari 1988.
-
2 De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand ter voorkoming
van gedragingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen
en andere gedragingen van wederrechtelijke inmenging gericht tegen de veiligheid van
deze luchtvaartuigen, de passagiers en bemanning daarvan, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen,
alsmede elke andere bedreiging voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.
-
3 Wanneer zich een voorval voordoet of dreiging bestaat van het wederrechtelijk in zijn
macht brengen van een burgerluchtvaartuig of andere gedragingen van wederrechtelijke
inmenging gericht tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, de passagiers
en bemanning daarvan, luchthavens of luchtvaartvoorzieningen, verlenen de Verdragsluitende
Partijen elkaar, in onderling overleg, bijstand door de verbindingen en andere passende
maatregelen te vergemakkelijken die bedoeld zijn om zo snel mogelijk en met zo min
mogelijk risico voor mensenlevens aan zulk een voorval of de dreiging daarvan een
einde te maken.
-
5 De Verdragsluitende Partijen handelen, in hun onderlinge betrekkingen, in overeenstemming
met de bepalingen inzake veiligheid van de luchtvaart vastgesteld door de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als Bijlagen bij het Verdrag van Chicago,
voor zover deze veiligheidsbepalingen van toepassing zijn op de Verdragsluitende Partijen;
zij verlangen dat
-
1. exploitanten van bij hun geregistreerde luchtvaartuigen of
-
2. exploitanten van luchtvaartuigen die hun voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening
of domicilie op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen hebben, of in het
geval van de Bondsrepubliek Duitsland, exploitanten van luchtvaartuigen die op haar
grondgebied gevestigd zijn krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
en beschikken over geldige exploitatievergunningen in overeenstemming met het Europese
Gemeenschapsrecht en
-
3. exploitanten van luchthavens op hun grondgebied
handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake veiligheid van de luchtvaart.
-
6 Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in dat van deze exploitanten kan worden verlangd
dat deze de in het vijfde lid bedoelde bepalingen inzake veiligheid van de luchtvaart
in acht nemen die door de andere Verdragsluitende Partij zijn voorgeschreven voor
de binnenkomst op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij. Voor het
vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van de Nederlandse Antillen wordt van
exploitanten van luchtvaartuigen verlangd dat zij de bepalingen inzake veiligheid
van de luchtvaart in acht nemen overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving in dat
land. Voor het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van de Bondsrepubliek
Duitsland wordt van exploitanten van luchtvaartuigen verlangd dat zij de bepalingen
inzake veiligheid van de luchtvaart in acht nemen overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht.
Elke Verdragsluitende Partij waarborgt dat op haar grondgebied maatregelen op doeltreffende
wijze worden uitgevoerd om de luchtvaartuigen te beschermen en passagiers, bemanning
en handbagage te controleren en dat bagage, vracht en proviand vóór en tijdens het
aan boord gaan of het laden worden onderworpen aan passende veiligheidscontroles.
Elke Verdragsluitende Partij neemt tevens een verzoek van de andere Verdragsluitende
Partij binnen redelijke grenzen bijzondere veiligheidsmaatregelen te nemen om een
specifieke dreiging het hoofd te bieden, in welwillende overweging.
-
7 Wanneer een Verdragsluitende Partij afwijkt van de bepalingen van dit artikel inzake
de veiligheid van de luchtvaart, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende
Partij verzoeken om onverwijld overleg met de luchtvaartautoriteiten van eerstgenoemde
Verdragsluitende Partij. Indien zij er niet in slagen binnen een maand na de datum
van een dergelijk verzoek tot een bevredigende oplossing te komen, vormt dit een grond
voor het weigeren, intrekken, beperken of opleggen van voorwaarden ten aanzien van
de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen
van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. Indien daartoe genoodzaakt door een
ernstig noodgeval, kan elk van de Verdragsluitende Partijen vóór het einde van de
maand tussentijdse maatregelen nemen.
Artikel 15. Controle van reisbescheiden en van ontoelaatbare personen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
1 Elk van de Verdragsluitende Partijen staat, op haar grondgebied, de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van de andere Verdragsluitende Partij toe maatregelen te treffen teneinde te waarborgen
dat alleen personen met de voor binnenkomst op of doorreis via het grondgebied van
de andere Verdragsluitende Partij benodigde reisbescheiden worden vervoerd.
-
2 Elk van de Verdragsluitende Partijen aanvaardt ten behoeve van onderzoek de terugkeer
van personen die van het punt waar zij van boord zijn gegaan zijn teruggezonden nadat
is vastgesteld dat zij ontoelaatbaar zijn, indien zij, voordat zij aan boord kwamen
op haar grondgebied verbleven. Een Verdragsluitende Partij zendt dergelijke personen
niet terug naar een land waar zij eerder als ontoelaatbaar werden aangemerkt.
-
3 Deze bepaling is niet bedoeld om overheidsinstanties te beletten een teruggezonden
ontoelaatbare persoon nader te onderzoeken om vast te stellen of deze mogelijk aanvaardbaar
is in de staat of om regelingen te treffen voor zijn overbrenging, verwijdering of
deportatie naar een staat waarvan hij onderdaan is of op andere gronden aanvaardbaar
is. Indien een persoon die ontoelaatbaar is bevonden zijn reisbescheiden heeft verloren
of vernietigd, aanvaardt een Verdragsluitende Partij in plaats daarvan een document
met een verklaring inzake de omstandigheden waaronder deze aan boord is gekomen en
gearriveerd, dat is afgegeven door de overheidsinstanties van de Verdragsluitende
Partij waar de persoon als ontoelaatbaar werd aangemerkt.
Artikel 16. Gedachtewisseling
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Zo nodig wisselen de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen van gedachten
teneinde tot nauwe samenwerking en overeenstemming te komen aangaande alle zaken die
betrekking hebben op de toepassing van dit Verdrag.
Artikel 17. Overleg
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde om overleg verzoeken teneinde
wijzigingen van dit Verdrag of van het routeschema of vragen met betrekking tot de
uitlegging te bespreken. Hetzelfde geldt voor besprekingen inzake de toepassing van
dit Verdrag, indien een van de Verdragsluitende Partijen van mening is dat een gedachtenwisseling
in de zin van artikel 16 van dit Verdrag niet tot bevredigende resultaten heeft geleid.
Dergelijk overleg begint binnen twee maanden na de datum van ontvangst door de andere
Verdragsluitende Partij van een dergelijk verzoek.
Artikel 18. Beslechting van geschillen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
3 Indien de termijnen genoemd in het tweede lid niet in acht worden genomen, kan elk
der Verdragsluitende Partijen, indien een andere regeling ter zake ontbreekt, de Voorzitter
van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie verzoeken de noodzakelijke
benoemingen te verrichten. Indien de Voorzitter een onderdaan is van een der Verdragsluitende
Partijen of indien hij anderszins verhinderd is deze functie uit te oefenen, dient
de Vice-Voorzitter die hem vervangt de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
4 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing
is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij draagt
de kosten van haar eigen lid, alsmede die van haar vertegenwoordiging tijdens de arbitrageprocedure;
de kosten van de voorzitter en alle overige kosten worden gelijkelijk gedragen door
de Verdragsluitende Partijen. In alle overige opzichten stelt het scheidsgerecht zijn
eigen procedureregels vast.
Artikel 19. Multilaterale verdragen
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Indien een door beide Verdragsluitende Partijen aanvaard algemeen multilateraal luchtvaartverdrag
in werking treedt, hebben de bepalingen van een dergelijk verdrag voorrang. Eventuele
besprekingen teneinde te bepalen in welke mate dit Verdrag wordt beëindigd, vervangen,
gewijzigd of aangevuld door de bepalingen van het multilaterale verdrag vinden plaats
in overeenstemming met artikel 17 van dit Verdrag.
Artikel 20. Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en bij de
Verenigde Naties
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
-
2 De registratie van dit Verdrag bij het Secretariaat van de Verenigde Naties, in overeenstemming
met artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, wordt onmiddellijk na zijn
inwerkingtreding geïnitieerd door de Bondsrepubliek Duitsland. Het Koninkrijk der
Nederlanden wordt in kennis gesteld van de registratie en het VN-registratienummer,
zodra dit is bevestigd door het Secretariaat van de Verenigde Naties.
Artikel 21. Eerdere verdragen en overeenkomsten
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Dit Verdrag vervangt de bilaterale Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het luchtverkeer, ondertekend te ’s-Gravenhage
op 28 september 1956, voor zover het van toepassing was op de Nederlandse Antillen.
Artikel 22. Inwerkingtreding, duur
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Artikel 23. Beëindiging
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Verdragsluitende
Partij kennisgeving doen van haar besluit dit Verdrag te beëindigen; deze kennisgeving
wordt tegelijkertijd toegezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
In een dergelijk geval wordt het Verdrag twaalf maanden na de datum waarop de kennisgeving
door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen beëindigd, tenzij overeengekomen
wordt de kennisgeving van beëindiging voor het verstrijken van deze termijn in te
trekken. Indien de andere Verdragsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen,
wordt de kennisgeving geacht te zijn ontvangen veertien dagen na de ontvangst van
de kennisgeving door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Artikel 24. Toepassing
[Wordt voorlopig toegepast per 14-08-2008]
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing
op de Nederlandse Antillen.