Films die in coproduktie zijn vervaardigd en die vallen onder deze Overeenkomst, worden
door de autoriteiten van beide landen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen en
voorschriften die in hun landen van toepassing zijn, beschouwd als nationale films.
Zij genieten rechtens de voordelen die aan nationale films worden toegekend op grond
van de bepalingen die in elk van beide landen van kracht zijn of aldaar zouden kunnen
worden uitgevaardigd.
De vervaardiging van films in coproduktie tussen beide landen dient de goedkeuring
te krijgen van de bevoegde autoriteiten van deze landen, nadat deze hierover onderling
overleg hebben gepleegd:
-
- voor Nederland: Stichting Fonds voor de Nederlandse film
of: Stichting Produktiefonds voor Nederlandse films
-
- voor Frankrijk: Centre National de la Cinématographie.
Om aangemerkt te worden als coproduktie, moeten de films zijn vervaardigd door producenten
die beschikken over een goede technische en financiële organisatie en over een degelijke
beroepservaring.
De verzoeken van de producenten van beide landen om hun films te laten aanmerken als
een coproduktie, worden voor het verkrijgen van de goedkeuring opgesteld volgens de
bepalingen van de toepassingsprocedure vervat in de bijlage van de onderhavige Overeenkomst,
die een integrerend deel van de Overeenkomst vormt.
De goedkeuring die door de bevoegde autoriteiten van elk der beide landen wordt gegeven
voor de coproduktie van een bepaalde film kan niet afhankelijk worden gesteld van
de vertoning van fragmenten uit deze film.
Wanneer de bevoegde autoriteiten van beide landen de coproduktie van een bepaalde
film hebben goedgekeurd, kan deze goedkeuring niet later worden ingetrokken, behoudens
overeenstemming tussen genoemde bevoegde autoriteiten.
De omvang van de respectieve inbreng van de producenten van beide landen in een coproduktie
van een film kan variëren van 20 tot 80%.
In beginsel dient een algemeen evenwicht tot stand te worden gebracht tussen hetgeen
beide landen inbrengen, zowel wat de onderscheiden financiële bijdragen en dienstverlening
betreft als ten aanzien van de medewerking van de artiesten en technici.
De films moeten worden vervaardigd door regisseurs, technici en acteurs die de Nederlandse
nationaliteit of de status van ingezetene in Nederland bezitten, of de Franse nationaliteit
of de status van ingezetene in Frankrijk, dan wel de nationaliteit van of de status
van ingezetene in een land van de Europese Economische Gemeenschap.
Medewerking van een acteur die niet de nationaliteit bezit van een van de Staten zoals
bedoeld in het vorige lid kan, wanneer dit voor de film vereist is, worden toegestaan
na overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten van beide landen.
De werkzaamheden betreffende de beeldopnamen in studio's, de geluidsmontage en de
laboratoriumbewerking moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de onderstaande
bepalingen.
De beeldopnamen in studio's moeten bij voorkeur plaatsvinden in het land van de coproducent
met de grootste inbreng, behalve indien de coproducenten in onderling overleg anders
besluiten.
Elke coproducent is in ieder opzicht medeëigenaar van de originele beeld- en geluidsopnamen,
waar deze ook worden bewaard.
Elke coproducent heeft in ieder opzicht recht op een tussennegatief in zijn eigen
versie. Indien een van de coproducenten afziet van dit recht, wordt het negatief bewaard
op een plaats die in gemeenschappelijk overleg wordt gekozen door de coproducenten.
In beginsel wordt het negatief ontwikkeld in een laboratorium van het land met de
grootste inbreng en worden daar ook de voor de exploitatie in dat land bestemde kopieën
gemaakt, terwijl de kopieën die zijn bestemd voor de exploitatie in het land met de
kleinste inbreng, worden gemaakt in een laboratorium van het laatstbedoelde land.
De bevoegde autoriteiten van beide landen onderzoeken regelmatig of er sprake is van
evenwicht tussen de uit de bepalingen van deze Overeenkomst voortvloeiende bijdragen
van beide landen op artistiek en technisch gebied en, indien zulks niet het geval
is, stellen zij de noodzakelijk geachte maatregelen vast.
De verdeling van de opbrengsten geschiedt in beginsel naar rato van de totale inbreng
van elk der coproducenten. Onder voorbehoud van de goedkeuring der bevoegde autoriteiten
van beide landen, kan deze verdeling geschieden op basis van de gezamenlijke opbrengsten
of op basis van de door de landen afzonderlijke gerealiseerde opbrengsten, dan wel
via een combinatie van beide verdeelsleutels.
Voor de door de coproducenten vastgestelde financiële bepalingen en de verdeelsleutels
van de opbrengsten is de goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van beide landen
vereist.
Behoudens andersluidende bepalingen van het coproduktiecontract, wordt de uitvoer
van de in coproduktie vervaardigde films verzorgd door de coproducent met de grootste
inbreng, met instemming van de coproducent met de kleinste inbreng.
Voor de films waarvoor de coproducenten een gelijke inbreng hebben verschaft, wordt
de uitvoer, behoudens andersluidende bepalingen van het coproduktiecontract, verzorgd
door de coproducent die dezelfde nationaliteit heeft als de regisseur. Bij uitvoer
naar een land dat invoerbeperkingen toepast, wordt de film voor zover mogelijk in
mindering gebracht op het contingent van het bij de coproduktie betrokken land dat
de gunstigste regeling geniet.
In de titelrollen, de aankondigingsfilms en het reclamemateriaal van films die in
coproduktie zijn vervaardigd, moet worden vermeld dat het een coproduktie van Nederland
en Frankrijk is.
Op festivals en concoursen worden de in coproduktie vervaardigde films gepresenteerd
onder de nationaliteit van de Staat waartoe de coproducent met de grootste inbreng
behoort, behalve indien door de coproducenten met goedkeuring van de bevoegde autoriteiten
van beide landen anders is bepaald.
Bij coproduktie van korte films moet bij iedere film worden gestreefd naar een algemeen
evenwicht op artistiek, technisch en financieel vlak.
De bevoegde autoriteiten van beide landen bezien welwillend van geval tot geval de
verwezenlijking van films die in coproduktie worden vervaardigd tussen Nederland en
Frankrijk en landen waarmee een van beide Staten coproduktieovereenkomsten heeft.
Behoudens de van kracht zijnde wetten en voorschriften worden allerlei faciliteiten
verleend voor het vrije verkeer en het verblijf van het artistieke en technische personeel
dat meewerkt aan de vervaardiging van films in coproduktie alsmede voor de invoer
in en de uitvoer uit ieder land van materiaal dat nodig is voor de vervaardiging en
de exploitatie van deze film (beeld- en geluidsbanden, technisch materiaal, costuums,
rekwisieten, reclamemateriaal, enz.).
II. UITWISSELING VAN FILMS
Behoudens de van kracht zijnde wetten en voorschriften, zijn de verkoop, de invoer,
de uitvoer en in het algemeen de verspreiding van nationale films in geen van beide
landen aan beperkingen onderworpen.
De overmaking van opbrengsten uit de verkoop en de exploitatie van de in het kader
van deze Overeenkomst geïmporteerde films geschiedt ingevolge de contracten die de
producenten hebben gesloten overeenkomstig de in elk van beide landen van kracht zijnde
wetten en voorschriften.
De bevoegde autoriteiten van beide landen verstrekken elkaar alle informatie over
de financiële en technische vraagstukken betreffende coprodukties en uitwisselingen
van films tussen beide landen alsmede over de in de wetten en voorschriften tot stand
gekomen wijzigingen die in dit verband van belang kunnen zijn.
Indien nodig onderzoeken de bevoegde autoriteiten van beide Staten de toepassingsvoorwaarden
van deze Overeenkomst ten einde eventuele moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van
de bepalingen van deze Overeenkomst op te lossen. Voorts gaan zij na welke wijzigingen
wenselijk zijn om de samenwerking in het gemeenschappelijk belang van beide landen
te ontwikkelen.
Op verzoek van één van hen komen zij bijeen in een Gemengde Commissie voor de filmkunst,
in het bijzonder bij belangrijke wijziging van de wetten of voorschriften die van
toepassing zijn op de filmindustrie.
Elk der Partijen stelt de andere Partij ervan in kennis wanneer is voldaan aan de
vereiste constitutionele procedures wat betreft de inwerkingtreding van deze Overeenkomst,
die van kracht wordt op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van
ontvangst van de laatste kennisgeving.
Deze Overeenkomst wordt gesloten voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf
de datum van inwerkingtreding, en wordt telkens voor eenzelfde periode stilzwijgend
verlengd, behoudens opzegging door één van de Partijen drie maanden vóór de datum
waarop zij afloopt.