I. Ad artikelen 3, 4, 5 en 7
De voordelen van de bijzondere "joint venture" die ingevolge de Turkse Wet op de vennootschapsbelasting
geacht wordt een rechtspersoon te zijn, zijn slechts in Turkije belastbaar. Indien
de activiteiten van een dergelijke "joint venture" evenwel niet beantwoorden aan de
vereisten van de bepalingen van artikel 5, derde lid, wordt voor de toepassing van
deze Overeenkomst de rechtspersoonlijkheid van die "joint venture" niet in aanmerking
genomen en is de Nederlandse onderneming, die deelgenoot is in een dergelijke "joint
venture" in Turkije niet belastbaar voor haar aandeel in de voordelen van de "joint
venture" alsmede voor het door die "joint venture" aan de Nederlandse onderneming
betaalde vermeende dividend.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats
in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin het
schip zijn thuishaven heeft.
Met betrekking tot artikel 5, zesde lid, is het wel verstaan dat een overigens onafhankelijke
vertegenwoordiger zijn onafhankelijke positie niet verliest op grond van het enkele
feit dat hij ten behoeve van een onderneming een voorraad goederen of koopwaar aanhoudt,
waaruit hij goederen of koopwaar levert, tegen voorwaarden die gebruikelijk zijn tussen
onafhankelijke ondernemingen.
-
1 Met betrekking tot artikel 7, eerste lid, kunnen voordelen behaald met de verkoop
van goederen of koopwaar van dezelfde of soortgelijke aard als die welke worden verkocht,
of met andere bedrijfsactiviteiten van dezelfde of soortgelijke aard als die welke
worden verricht door middel van een vaste inrichting, worden geacht toerekenbaar te
zijn aan die vaste inrichting indien wordt aangetoond dat tot deze transactie is overgegaan
teneinde in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd belastingheffing te vermijden.
-
2 Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming
van een van de Staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf
uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, voor de toepassing
van het eerste en tweede lid, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald
op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis
van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor
die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten
betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids-
en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare
werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van
die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst,
maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd
door de vaste inrichting in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen
die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het
hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming
inwoner is.
-
3 Met betrekking tot artikel 7, derde lid, wordt bij het bepalen van de voordelen van
een vaste inrichting geen aftrek toegestaan ter zake van betalingen voor interest,
royalty's, commissielonen of andere soortgelijke betalingen aan het hoofdkantoor van
de onderneming zelf of aan andere vaste inrichtingen uit hoofde van de gehele of gedeeltelijke
verdeling van verliezen of onkosten van het hoofdkantoor van de onderneming zelf of
van andere, in het buitenland gevestigde, vaste inrichtingen. Daarentegen mag de vaste
inrichting, overeenkomstig artikel 7, derde lid, van de Overeenkomst, de ten behoeve
van de vaste inrichting gemaakte kosten van interest, royalty's, commissielonen of
andere soortgelijke betalingen (waaronder begrepen kosten van onderzoek of ontwikkeling)
wel in aftrek brengen.
Met betrekking tot artikel 9, eerste lid, is het echter wel verstaan, dat het feit
dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals "costsharing"
overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de
toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische
en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke
kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in dat lid.
Met betrekking tot artikel 10, vierde lid, is het wel verstaan, dat onder dividenden,
in het geval van Turkije, ook worden begrepen de inkomsten uit beleggingsfondsen en
-trusts.
VIII. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf
van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit
van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen de daarvoor in de nationale wetgeving
van die Staat gestelde termijn.
IX. Ad artikelen 10 en 23
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, tweede lid, onderdeel a), zal zolang
ingevolge de bepalingen van de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting en de
toekomstige wijzigingen daar van, van een lichaam dat inwoner is van Nederland geen
Nederlandse vennootschapsbelasting worden geheven ter zake van dividenden die dat
lichaam ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Turkije, het percentage voorzien
in dat onderdeel worden verlaagd tot:
-
a) 10 percent ter zake van dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Turkije;
en
-
b) 5 percent ter zake van dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland.
In dat geval worden de bepalingen van artikel 23, tweede lid, onderdeel d), dienovereenkomstig
toegepast.
Het is wel verstaan dat beloningen ter zake van de uitoefening van zelfstandige werkzaamheden
(waaronder begrepen de verlening van diensten) geen royalty's zijn als bedoeld in
artikel 12, vierde lid.
XI. Ad artikelen 12 en 13
Met betrekking tot de artikelen 12 en 13 van de Overeenkomst is het wel verstaan dat
in het geval van enige betaling ontvangen als een vergoeding voor de verkoop van de
in artikel 12, vierde lid, bedoelde zaken, de bepalingen van artikel 12 van toepassing
zijn, tenzij wordt aangetoond dat de desbetreffende vergoeding een vergoeding is voor
de werkelijke vervreemding van bovengenoemde zaken. In dat geval zijn de bepalingen
van artikelen 13 van toepassing.
Met betrekking tot artikel 14, tweede lid, onderdeel b), is het wel verstaan dat voor
de toepassing van de in dat onderdeel voorziene termijnen slechts met elkaar samenhangende
werkzaamheden in aanmerking worden genomen. Werkzaamheden die naar hun aard niet met
elkaar zijn verbonden, worden echter niet beschouwd als samenhangende werkzaamheden.
Het is wel verstaan dat met „bestuurder” of „commissaris” van een Nederlands lichaam
worden bedoeld personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering
van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en zijn belast
met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop.
Het is wel verstaan dat de bepalingen van artikel 23, eerste lid, onderdeel a), met
betrekking tot de in dat onderdeel genoemde dividenden slechts van toepassing zijn
zolang ingevolge de bepalingen van de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting
en de toekomstige wijzigingen daarvan, van een lichaam dat inwoner is van Nederland
geen Nederlandse vennootschapsbelasting wordt geheven ter zake van dividenden die
het lichaam ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Turkije.
Het is wel verstaan dat de uitdrukking „onder dezelfde omstandigheden” als genoemd
in artikel 24, eerste lid, betrekking heeft op belastingplichtigen (natuurlijke personen,
rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen) die, gezien vanuit het oogpunt van
de toepassing van de normale belastingwetten en -voorschriften, zowel naar de wet
als feitelijk in wezenlijk soortgelijke omstandigheden verkeren. Dit betekent onder
meer dat een onderdaan van een van de Staten, die inwoner is van een derde Staat en
die een onderneming drijft in de andere Staat, in die andere Staat wordt onderworpen
aan dezelfde belastingheffing of daarmede verband houdende verplichtingen, als waaraan
een onderdaan van die andere Staat, die inwoner is van een derde Staat en die een
onderneming drijft in die andere Staat, wordt of kan worden onderworpen.
Met betrekking tot artikel 25, tweede lid, is het wel verstaan dat de belastingplichtige,
in het geval van Turkije, om de uit een dergelijk onderling overleg voortvloeiende
teruggaaf dient te verzoeken binnen een tijdvak van één jaar nadat de belastingadministratie
de belastingplichtige van de uitkomst van het onderling overleg in kennis heeft gesteld.
Met betrekking tot artikel 26, eerste lid, is het wel verstaan dat, zo lang de Republiek
Turkije het Aanvullend Protocol van 17 maart 1978 'bij het Europees Verdrag aangaande
de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959, niet heeft ondertekend,
de bepalingen van artikel 26, eerste lid, niet gelden ten aanzien van inlichtingen
benodigd voor vervolging.