Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden,
Onder erkenning van het belang van het versterken van de samenwerking met de andere
Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overtuigd van de noodzaak om als prioriteit een gezamenlijk strafrechtelijk beleid
te voeren gericht op de bescherming van de maatschappij tegen corruptie, met inbegrip
van het aannemen van gepaste wetgeving en adequate preventieve maatregelen,
Onderstrepend dat corruptie een bedreiging vormt voor de rechtsstaat, de democratie
en de rechten van de mens, de principes van behoorlijk bestuur, billijkheid en sociale
rechtvaardigheid ondermijnt, concurrentie vervalst, economische ontwikkeling belemmert
en de stabiliteit van democratische instellingen en de zedelijke grondslagen van de
maatschappij in gevaar brengt,
Van mening dat een doeltreffende corruptiebestrijding een nauwere, snelle en goed
functionerende internationale samenwerking in strafzaken vereist,
Recente ontwikkelingen verwelkomend die bijdragen aan het verbeteren van de bewustwording
en samenwerking op internationaal niveau bij de bestrijding van corruptie, met inbegrip
van het optreden van de Verenigde Naties, de Wereldbank, het Internationaal Monetair
Fonds, de Wereldhandelsorganisatie, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de OESO
en de Europese Unie;
Gelet op het Actieprogramma tegen Corruptie dat in november 1996 is aangenomen door
het Comité van Ministers naar aanleiding van de aanbevelingen van de 19e Conferentie
van Europese Ministers van Justitie (Valletta, 1994);
In dit verband herinnerend aan het belang van de deelname van niet-lidstaten aan het
optreden van de Raad van Europa tegen corruptie en hun waardevolle bijdrage aan de
uitvoering van het Actieprogramma tegen Corruptie verwelkomend;
Voorts eraan herinnerend dat Resolutie nr. 1, aangenomen door de Europese Ministers
van Justitie tijdens hun 21e Conferentie (Praag, 1997), oproept tot een spoedige uitvoering
van het Actieprogramma tegen Corruptie en in het bijzonder aanbeveelt een strafrechtelijk
verdrag inzake corruptie op te stellen, strekkende tot op elkaar afgestemde strafbaarstellingen
inzake corruptie, een versterkte samenwerking bij de vervolging van dergelijke strafbare
feiten en een doeltreffend follow-upmechanisme dat op voet van gelijkheid openstaat
voor lidstaten en niet-lidstaten;
Indachtig het feit dat de Staatshoofden en Regeringsleiders van de Raad van Europa,
ter gelegenheid van hun Tweede Top te Straatsburg op 10 en 11 oktober 1997, hebben
besloten gezamenlijke antwoorden te zoeken op de uitdagingen gevormd door de toename
van corruptie en een Actieprogramma hebben aangenomen dat, ter bevordering van de
samenwerking bij de bestrijding van corruptie, met inbegrip van haar banden met de
georganiseerde criminaliteit en het witwassen van geld, het Comité van Ministers opdracht
geeft, onder meer, zorg te dragen voor de spoedige voltooiing van de werkzaamheden
inzake de totstandbrenging van internationale juridische instrumenten overeenkomstig
het Actieprogramma tegen Corruptie;
Overwegende voorts dat Resolutie (97) 24 inzake de 20 Richtsnoeren voor de bestrijding
van Corruptie, op 6 november 1997 aangenomen door het Comité van Ministers tijdens
zijn 101e zitting, de noodzaak beklemtoont van het spoedig voltooien van de uitwerking
van internationale juridische instrumenten ter uitvoering van het Actieprogramma tegen
Corruptie;
In het licht van de aanvaarding door het Comité van Ministers, tijdens zijn 102e zitting
op 4 mei 1998, van Resolutie (98)7 houdende toestemming voor het gedeeltelijke en
uitgebreide Akkoord tot oprichting van de „Groep van Staten tegen Corruptie GRECO”,
welk orgaan tot doel heeft het vermogen van zijn leden tot het bestrijden van corruptie
te vergroten door toe te zien op de implementatie van datgene waartoe zij zich op
dat gebied hebben verbonden;
Zijn het volgende overeengekomen: