Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
1 maart 2021, kenmerk 1818247-217500-WJZ, gedaan in overeenstemming met Onze Minister
van Justitie en Veiligheid;
Gelet op de artikelen de artikelen 1, eerste lid, 8, tweede lid, 20a, eerste lid, 25e en 44b, eerste en vierde lid, van de Alcoholwet, artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering, artikel 2, tweede lid, en 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens, artikel 30c, derde lid, en 30d, vierde lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 10, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 april 2021, no. W13.21.0052/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 31 mei 2021, kenmerk 2363368-1006301-WJZ, uitgebracht in overeenstemming met Onze
Minister van Justitie en Veiligheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: