Wijzigingsbesluit Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, enz. (belastingen)

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2019.
Geldend van 01-01-2019 t/m 21-02-2019

Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, wat artikel 25a van de Wet belastingen op milieugrondslag betreft in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 november 2018, nr. 2018-0000029723;

Gelet op de artikelen 2.6, 3.18, 3.54 en 5.16b van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 4, 31a en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 15 en 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 7.3 van de Wet bedrijfsleven 2019, de artikelen 11 en 39 van de Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 3:1 van de Algemene douanewet, artikel 69a van de Wet op de accijns, artikel 77a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 25a en 93 van de Wet belastingen op milieugrondslag, artikel 3 van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 33a van de Invorderingswet 1990, artikel 8.121 van de Belastingwet BES en artikel IV van Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 december 2018, no. W06.18.0363/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2018, no. 2018-0000219419;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel III

Voor de werknemer die uiterlijk op 31 december 2018 een vergoeding genoot waarop artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde of artikel 39e van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde van toepassing was, blijft bij de toepassing van artikel 10ec van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 de ingevolge die bepalingen geldende termijn van maximaal acht jaar, onderscheidenlijk maximaal tien jaar, van toepassing tot en met uiterlijk 31 december 2020.

Artikel V

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

[Red: Wijzigt het Besluit fiscale eenheid 2003.]

Terugwerkende kracht

Stb. 2018, 514, datum inwerkingtreding 22-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

Artikel X

[Treedt in werking op 01-01-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel XIII

[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.]

Artikel XIV

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990.]

Terugwerkende kracht

Stb. 2019, 218, datum inwerkingtreding 20-06-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-09-2018.

Werkt terug tot 15:15 uur.

Artikel XVI

  • 2 In afwijking van het eerste lid treedt artikel V in werking met ingang van de dag die is gelegen acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt dat artikel terug tot en met 1 januari 2019, met dien verstande dat dat artikel voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019.

  • 5 In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIV in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt dat artikel terug tot en met 18 september 2018, 15.15 uur.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 19 december 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

M. Snel

Uitgegeven de achtentwintigste december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus