5. Algemene Criteria
[Regeling vervallen per 01-07-2022]
5.1. Algemene Drempelcriteria (AD.1 t/m AD.7)
[Regeling vervallen per 01-07-2022]
Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria
niet voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder wordt beoordeeld. De drempelcriteria
worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.
Criterium AD.1 – Aanvrager
De aanvrager en eventuele mede-indieners is, dan wel zijn, een Nederlandse niet-gouvernementele
organisatie (NGO) die beschikt over een bewezen track record in humanitaire hulpverlening,
over een geldige en goedgekeurde Framework Partnership Agreement met ECHO en lid is
van de DRA.
Onder NGO wordt verstaan: een niet op winst gerichte en niet door een overheidsinstantie
opgerichte of aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie
die beschikt over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht.
Onder Nederlands wordt verstaan: opgericht in Nederland, volgens Nederlands recht
en statutair in Nederland gevestigd.
Criterium AD.2 – Consortium
In geval een aanvraag wordt ingediend namens een consortium omvat de aanvraag een
door alle betrokken organisaties (consortiumpartners) getekende samenwerkingsovereenkomst,
waarin in ieder geval afspraken zijn neergelegd over:
-
a. De wijze waarop elk van de partners bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband.
-
b. De wijze waarop de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt.
-
c. De wijze waarop de kosten en de risico’s worden gedeeld door de partners.
-
d. De wijze waarop de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens
de Minister is gewaarborgd, inclusief de zorg voor de gezamenlijk geaggregeerde rapportages.
Criterium AD.3 – Start- en einddatum van de activiteiten
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd starten niet eerder dan op 01 januari
2018 en niet later dan op 30 april 2021 en worden afgerond uiterlijk op 30 juni 2022.
Dit criterium geldt niet voor activiteiten gericht op noodhulp aan slachtoffers van
plotseling opgetreden noodsituaties als gevolg van natuurrampen of conflicten.
Criterium AD.4 – Landen van uitvoering
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd richten zich op humanitaire hulpverlening
in landen, vermeld in de door het Development Assistence Committee (DAC) van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde List
of Recipients of Official Development Assistence.
Criterium AD.5 – Aansluiting bij Nederlandse humanitaire beleidskader
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd dragen aantoonbaar bij aan de overkoepelende
beleidsdoelstelling van het Nederlandse humanitaire beleid, namelijk:
A. Effectieve Crisisrespons
Slachtoffers van crises ontvangen tijdige en adequate hulpverlening op basis van internationale
hulpstandaarden en internationaal humanitair recht.
B. Paraatheid
Versterken van kennis en capaciteit van overheden, hulp- en wederopbouworganisaties
en burgers om effectief te anticiperen en te reageren op crises. Humanitaire actoren
worden gestimuleerd om humanitaire hulp te verlenen wat mede tot doel heeft om de
kwetsbaarheid van slachtoffers van crises te verminderen, wat bijdraagt aan duurzame
bestaansmiddelen en weerbaarheid om om te gaan met toekomstige rampen.
C. Effectief humanitaire-hulpverleningssysteem
Bijdragen aan verbetering en hervorming van het humanitaire-hulpverleningssysteem
door innovatie, verbeterd leiderschap, coördinatie en verantwoording. Versterking
van lokale en internationale coördinatie van de hulpverlening onder leiding van UN
OCHA of equivalent; verbeterde transparantie zowel naar de slachtoffers van crises,
het (Nederlandse) publiek als de donor, onder andere door publicatie via de open data
(IATI) standaard en meer betrokkenheid van slachtoffers van crises in de planning,
monitoring en evaluatie van de hulpverlening; en meer effectieve en op bewijs gebaseerde
humanitaire innovatie en leren, management en besluitvorming.
Criterium AD.6 – Overheadkosten en schadevergoeding
-
a. Maximaal 8%, plus 1% additioneel voor de penvoerder binnen het consortium, van de
kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd heeft betrekking op overheadkosten.
-
b. Maximaal 0,5% van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, exclusief overhead,
betreft een voorziening voor verliezen als gevolg van onvoorziene omstandigheden,
zoals diefstal, ongevallen en schade die ontstaat tijdens de uitvoering van de activiteit
en waarvoor verzekering niet mogelijk is.
Criterium AD.7 – Niet-subsidiabele activiteiten
De activiteiten betreffen geen:
-
• Initiatieven die proselitisme (mede) beogen;
-
• Financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten;
-
• Activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;
-
• Activiteiten van een lokale maatschappelijke organisatie waarvoor reeds middellijk
ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage
wordt ontvangen.
-
• Activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich
uitstrekt tot in het subsidietijdvak waarop de tender waarvoor een aanvraag wordt
ingediend betrekking heeft.
5.2. Algemene Inhoudelijke criteria (AI.1 t/m AI.6)
[Regeling vervallen per 01-07-2022]
Indien wordt voldaan aan de drempelcriteria wordt de kwaliteit van de aanvraag beoordeeld.
Om voor subsidie in het kader van 3xN 2018–202 in aanmerking te kunnen komen, dient
de kwaliteit voldoende te zijn. Indien dit niet het geval is wordt de aanvraag afgewezen.
AI.1 – Trackrecord
-
A. De aanvrager/penvoerder, dan wel penvoerder en mede-indieners gezamenlijk, is, dan
wel zijn in staat gebleken om geplande outputs en outcomes te realiseren.
-
B. De aanvrager/penvoerder, dan wel penvoerder en mede-indieners gezamenlijk beschikt,
dan wel beschikken over minimaal twee jaar ervaring met het geselecteerde thema en
twee jaar ervaring in de voorgestelde landen, welke ervaringen in de afgelopen 10
jaar zijn opgedaan.
AI.2 – Lokale uitvoerende organisaties
Indien wordt samengewerkt met (een) lokale uitvoerende organisatie(s) zoals verwoord
onder 3.2.3. dient (dienen) deze lokale uitvoerende organisatie(s):
AI.3 – Duurzaamheid
Het project is zo duurzaam mogelijk binnen de humanitaire context: het heeft een langdurig
effect voor de uiteindelijke doelgroep en/of draagt bij aan duurzame institutionele
versterking en capaciteitsopbouw van (semi-)overheidsinstelling(en) en andere lokale
structuren die zich bezig houden met humanitaire hulpverlening.
AI.4 – Gehanteerde PM&E-systematiek
De gehanteerde Planning Monitoring & Evaluatie systematiek is toereikend voor het
bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten, outputs,
outcomes en onderliggende assumpties.
AI.5 – Risicomanagement
Er is sprake van (1) een adequate analyse van de interne en externe risico’s van de
uitvoering van het project voor de organisatie en de activiteiten (2) concrete maatregelen
om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.
AI.6 – Begroting en proportionaliteit
Het project legt een helder en realistisch verband tussen de benodigde middelen en
de uit te voeren activiteiten en de te realiseren outputs en outcomes.