2. De perpetuele geldverstrekking met schuldaansprakelijkheid
[Regeling vervallen per 29-09-2020]
a. Aftrekbaarheid vergoeding
Bij de zogenoemde perpetuele geldverstrekkingen (perpetuals) wordt het geld niet voor
een bepaalde looptijd ter beschikking gesteld maar permanent. Wel wordt daarbij in
de regel bedongen dat voor de geldverstrekker een recht op aflossing bestaat bij faillissement
of ontbinding van de geldnemer. Er worden ook perpetuals uitgegeven waarbij de geldverstrekker
bij faillissement of ontbinding geen nominaal recht heeft op aflossing, maar gelijk
in rang staat met de (preferente) aandeelhouders. De verstrekker van de perpetual
deelt bij faillissement of ontbinding dan op gelijke wijze als de (preferente) aandeelhouders
in de verliezen van de vennootschap.
Ik ben van mening dat bij deze laatste perpetuals geen sprake is van de voor een geldlening
kenmerkende terugbetalingsverplichting. De verstrekker van een geldlening is naar
zijn aard schuldeiser van de geldlener. Een recht dat in de verhaalsrangorde gelijk
staat aan dat van de aandeelhouder, kan niet worden aangemerkt als het recht van een
schuldeiser van de vennootschap. Deze perpetuele geldverstrekking is, beoordeeld naar
de civielrechtelijke vorm, geen geldlening.
Door de gelijkstelling bij de verdeling van het vermogen met (bepaalde) aandeelhouders
zijn deze perpetuals op gelijke wijze als het kapitaal van (die) aandeelhouders aansprakelijk
voor de schulden van de vennootschap. Uit de jurisprudentie blijkt dat aansprakelijkheid
van de geldverstrekking voor schulden van de vennootschap (hierna schuldaansprakelijkheid)
het wezenlijke kenmerk is van fiscaal (en civiel) kapitaal.
Gezien dit door de schuldaansprakelijkheid enerzijds afwezig zijn van de civielrechtelijke
geldlening en het anderzijds aanwezig zijn van het wezenlijke kenmerk van kapitaal,
ben ik van mening dat deze schuldaansprakelijke perpetuals als kapitaal moeten worden
gekwalificeerd. De vergoeding op deze geldverstrekkingen is daarmee niet aftrekbaar.
b. Samenloop met de deelnemingsvrijstelling
De deelnemingsvrijstelling van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb) kent niet de schuldaansprakelijke perpetual. Wel regelt artikel 13 van
de Wet Vpb onder omstandigheden deelnemingsvrijstelling voor een andere hybride geldverstrekking,
namelijk de schuldvordering als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Vpb. Als de schuldaansprakelijke perpetual tot stand komt tussen partijen die tot elkaar
in een zodanige verhouding staan dat een tussen hen bestaande schuldvordering als
bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, onder de werking van de deelnemingsvrijstelling
zou vallen acht ik het passend en wenselijk dat de deelnemingsvrijstelling op analoge
wijze geldt voor de schuldaansprakelijke perpetual. Om deze analoge behandeling zeker
te stellen heb ik besloten tot de volgende goedkeuring.
Goedkeuring
Voor de toepassing van artikel 13 van de Wet Vpb is van een deelneming mede sprake als de belastingplichtige geld verstrekt in de
vorm van een schuldaansprakelijke perpetual als bedoeld in paragraaf 2, onderdeel
a van dit besluit. Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden en beperkingen.
-
1. De geldverstrekker of een met hem verbonden lichaam heeft een deelneming in de geldnemer
als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 13 van de Wet Vpb, of de geldverstrekker en de geldnemer zijn verbonden lichamen. Een verbonden lichaam
als bedoeld in de vorige volzin is een verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet Vpb.
-
2. De geldverstrekker doet voorafgaand aan het aangaan van de perpetual bij de inspecteur
een schriftelijk verzoek om toepassing van deze goedkeuring en verklaart in dit verzoek
uitdrukkelijk ook de toepassing van de deelnemingsvrijstelling te zullen aanvaarden
in een jaar waarin vrijstelling fiscaal nadeliger is dan geen vrijstelling.
Ik verleen de inspecteur toestemming deze goedkeuring te verlenen, als aan de boven
beschreven voorwaarden is voldaan.
c. Samenloop met dividendbelasting
Over de vergoeding op deze schuldaansprakelijke perpetuals is geen dividendbelasting
verschuldigd. Dividendbelasting wordt geheven van degenen die gerechtigd zijn tot
de opbrengst van aandelen, winstbewijzen en geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Vpb 1969. De schuldaansprakelijke perpetuals vallen niet onder deze kapitaalsvormen.