Subsidieregeling sanering verkeerslawaai

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2017.
Geldend van 01-03-2017 t/m 06-06-2017

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 6 december 2006, nr. LMV 2006 333053, houdende regels met betrekking tot het subsidiëren van maatregelen ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai (Subsidieregeling sanering verkeerslawaai)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De Minister kan subsidie verstrekken ter zake de kosten van projecten met als doel de beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen en spoorwegen aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen of de beperking van het geluidsniveau binnen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen.

  • 2 Er wordt geen subsidie verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor projecten als bedoeld in het eerste lid, tenzij de subsidieontvanger aantoonbaar de BTW niet kan verrekenen of hiervoor geen compensatie kan krijgen op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

§ 2. Subsidiabele maatregelen

Artikel 3

  • 1 De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van:

    • a. verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai;

    • b. geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg of een spoorweg;

    • c. afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai;

    • d. afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai;

    • e. geluidwerende maatregelen aan saneringsobjecten tegen wegverkeerslawaai of spoorweglawaai;

    • f. maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder b en d, en – voor zover het spoorweglawaai betreft – e, op aanvraag aan de spoorwegexploitant verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

  • 4 De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid op aanvraag aan het provinciebestuur verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

Artikel 4

  • 2 Maatregelen komen niet in aanmerking voor subsidie indien zij betrekking hebben op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die niet tijdig overeenkomstig artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds, zijn gemeld.

  • 3 Het gemeentebestuur of bestuur doet, op verzoek van de Minister, binnen 3 maanden mededeling van de saneringsobjecten, waarvan na de melding, als bedoeld in artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds, is gebleken dat deze niet meer voor subsidie in aanmerking kunnen komen, omdat deze:

    • a. zijn gesloopt;

    • b. van bestemming zijn gewijzigd in een niet-geluidsgevoelige bestemming;

    • c. zijn gelegen of ooit hebben gelegen aan een weg, als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de wet;

    • d. na 1 maart 1986 zijn gebouwd en in een zone liggen als bedoeld in artikel 74 van de wet;

    • e. na 1 juli 1987 zijn gebouwd en in een zone liggen als bedoeld in artikel 1.4 van het besluit;

    • f. saneringsobjecten of de weg waaraan ze zijn gelegen, zijn geprojecteerd in een na 1 januari 1982 overeenkomstig artikel 76 en 77, van de wet vastgesteld bestemmingsplan, of;

    • g. zijn gelegen in een situatie waarin tot aanleg of reconstructie van de weg na 1 januari 1982 is besloten met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, van de wet;

    • h. zijn voorzien van maatregelen, die ten laste van het Rijk zijn getroffen of omdat de toestemming, bedoeld in artikel 114a van de wet, ontbreekt.

Artikel 5

De Minister weigert een aanvraag om subsidie in ieder geval, voor zover naar zijn oordeel:

Artikel 6

Niet in aanmerking voor een subsidie komen maatregelen:

  • a. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere regels voor de uitvoering van geluidsanering ten laste van Rijkswaterstaat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan rijkswegen ter vergroting van de capaciteit c.q. het uitvoeren van verbeteringswerken aan rijkswegen’ (bijlage bij de circulaires van 24 december 1991, MBG 20d91010 en MBG 23d91003, Stcrt. 1992, 58);

  • b. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere afspraken geluidsanering bij spoorwerkzaamheden’ (bijlage bij de circulaire van 22 november 1995, MBG 21895016, Stcrt. 238);

  • c. voor zover zij getroffen worden met geldelijke steun, verstrekt uit anderen hoofde ten laste van het Rijk;

  • d. voor zover deze getroffen worden aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvoor al eerder ten laste van het Rijk maatregelen zijn getroffen.

§ 3. Subsidies

§ 3.1. Voorbereidingssubsidie

Artikel 7

  • 1 De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van voorbereiding van, begeleiding van en toezicht op maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • 3 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt voor zover deze betrekking heeft op de kosten van maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting vanwege rijksinfrastructuur.

  • 4 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt voor zover de subsidieaanvraag minder dan 25 saneringsobjecten bevat.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

  • 6 Bij de verlening van een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de Minister de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt berekend.

Artikel 9

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden jaarlijks gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling.

Artikel 10

  • 1 Projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, na aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, op de gevels van de 25 hoogst belaste saneringsobjecten binnen het project, afgerond op twee decimalen achter de komma, het hoogste is, komen het eerst in aanmerking voor een subsidie, als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 De Minister kan van het eerste lid afwijken, indien:

    • a. de toepassing van het eerste lid, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard;

    • b. de maatregelen in het kader van de sanering samenvallen met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg, of;

    • c. het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken.

  • 3 Bij de berekening van de gemiddelde geluidsbelasting, als bedoeld in het eerste lid, wordt per subsidietijdvak dat de aanvraag eerder is ingediend, met het oog op de rangorde bij de verlening van de subsidies, bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1 dB opgeteld.

§ 3.2. Uitvoeringssubsidie

Artikel 11

  • 1 Niet in aanmerking voor een subsidie voor de uitvoering komen de volgende maatregelen:

    • a. maatregelen die in uitvoering zijn genomen, voordat op de aanvraag door de Minister is beslist;

    • b. maatregelen waarvoor geen subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verleend.

  • 2 Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing in de gevallen waarin de Minister vooraf heeft toegestemd met het op en eerder tijdstip in uitvoering nemen van die maatregelen.

  • 3 De Minister kan alleen toestemmen in het vooraf in uitvoering nemen van maatregelen, indien dit naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid wenselijk is.

Artikel 12

  • 1 Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij:

    • a. niet elders een zodanige toename van de geluidsbelasting veroorzaken, dat de kosten van de bestrijding van deze toename hoger zijn dan de kostenbesparing die door het treffen van de verkeersmaatregelen wordt bereikt;

    • b. niet elders leiden tot een toename van de geluidsbelasting tot boven de 68 dB, dan wel 58 dB voor een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdelen d, e en f, van het besluit;

    • c. niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg.

  • 2 Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 1, bij deze regeling.

Artikel 13

Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg komen slechts in aanmerking voor subsidie:

  • a. voor zover de kosten niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de spoorweg;

  • b. indien het geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg betreft, met uitzondering van het plaatsen van raildempers, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van Bijlage A, onderdeel 3 bij deze regeling.

Artikel 13a

  • 1 De subsidie voor geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg, niet zijnde een rijksweg, wordt berekend met toepassing van Bijlage A, onderdeel 2 bij deze regeling.

  • 2 Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een rijksweg komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten van de maatregel hoger zijn dan de kosten bij de aanleg van een wegdek van Dicht Asfalt Beton op het betreffende traject.

  • 3 Het aanbrengen van een wegdek van Zeer Open Asfalt Beton op een rijksweg, komt niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 14

Afschermende maatregelen komen voorts slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten, behoudens voorafgaande instemming van de Minister, niet meer dan 10% hoger zijn dan de gemiddelde kosten van de in de praktijk gangbare afschermende maatregelen als bedoeld in bijlage C.

Artikel 15

Niet in aanmerking voor een subsidie komen:

  • a. geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, welke maatregelen door de Minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen;

  • b. geluidwerende maatregelen aan woningen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen de 43 dB niet overschrijdt;

  • c. geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasting bij gesloten ramen in categorie a-ruimten de 38 dB en in categorie b-ruimten de 43 dB niet overschrijdt.

Artikel 16

Geluidwerende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover:

  • a. zij niet zijn toe te schrijven aan achterstallig onderhoud;

  • b. zij worden getroffen ten behoeve van:

    • 1°. een woning waarvan ten minste één geluidsgevoelige ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

    • 2°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie a- ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 38 dB, of

    • 3°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie b-ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

  • c. zij strekken tot een verlaging van de geluidsbelasting tot de volgende waarden:

    • 1°. binnen de geluidsgevoelige ruimten van een woning: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB;

    • 2°. binnen categorie a-ruimten: 33 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 38 dB;

    • 3°. binnen categorie b-ruimten: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB, en

  • d. de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen.

Artikel 17

Geluidwerende maatregelen komen, in geval van autonome gevelsanering, slechts voor een subsidie in aanmerking:

  • a. indien zij geen wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering;

  • b. indien zij een wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten die ten laste van de subsidie worden gebracht;

  • c. voor zover voor de eventueel aan te brengen ventilatievoorzieningen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidsbelasting worden gesteld, en

  • d. tot het bedrag van de werkelijke kosten, zulks met een maximum van het met behulp van bijlage D, onderdeel a, berekende bedrag; bij een eventuele overschrijding van dat bedrag kan ook dat meerdere voor subsidie in aanmerking komen indien die overschrijding naar het oordeel van de Minister voldoende onderbouwd is.

Artikel 18

  • 1 De in een saneringsprogramma opgenomen geluidwerende maatregelen aan woningen komen, in geval van gekoppelde gevelsanering, uitsluitend voor een subsidie in aanmerking, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat is bepaald met behulp van bijlage D, onderdeel b.

  • 2 De Minister kan, in geval van bijzondere onderdelen van de gevel, op schriftelijk gemotiveerd verzoek van het gemeentebestuur of het bestuur een hogere dan de in het eerste lid bedoelde subsidie verstrekken.

Artikel 19

  • 1 Maatregelen tegen wegverkeers- en spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen komen slechts in aanmerking voor subsidie, indien de geluidsbelasting op deze woningen en gebouwen, met aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, vanwege wegverkeerslawaai hoger is dan 65 dB en vanwege spoorweglawaai hoger is dan 70 dB.

  • 2 Het subsidiebedrag voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid is niet hoger dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdelen 4 en 5.

§ 3.3. subsidieplafond

Artikel 19a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het tijdvak voor de subsidieverstrekking ter zake van de kosten van projecten die zijn gericht op de beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen en spoorwegen die wordt ondervonden door woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen of zijn gericht op de beperking van het geluidsniveau binnen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen beslaat de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.

  • 2 Het subsidieplafond voor het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op € 17.833.000,00.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 31394, datum inwerkingtreding 01-10-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

1.

Het eerste en tweede lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

2.

Er wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

1 Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 wordt vastgesteld op € 18.310.000,00.

3.

In het derde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door: bedoeld in het tweede lid.

§ 4. Procedureverloop

§ 4.1. Procedure voorbereidingssubsidie

Artikel 20

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt ingediend bij de Minister, met gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier VBT.

Artikel 21

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt vóór 1 februari van een kalenderjaar ingediend.

Artikel 22

  • 1 De Minister beslist binnen dertien weken na afloop van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde termijn over de aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

  • 2 In de gevallen, genoemd in artikel 21, tweede lid, beslist de minister binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Indien de beslissing als bedoeld in het eerste lid negatief is, kan de Minister deze beslissing tot 31 december herzien.

Artikel 23

In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald binnen welk tijdvak de voorbereiding plaats dient te vinden.

Artikel 24

  • 1 In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald wat de hoogte van het eerste voorschot is, welke binnen 4 weken na verlening wordt verstrekt.

  • 2 Het voorschot bedraagt € 600,– per saneringsobject met een geluidsbelasting van 56 dB of hoger, inclusief aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet.

  • 3 Het voorschot bedraagt € 150,– per saneringsobject met een geluidsbelasting tot en met 55 dB, inclusief aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet.

  • 4 Na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 23, kan de Minister een nieuw voorschot verstrekken, waarbij de verstrekte voorschotten tezamen ten hoogste 95% van de verleende subsidie bedragen.

Artikel 25

  • 1 Na ontvangst van een volledig ingevuld formulier UK/S ten behoeve van maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, stelt de Minister de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op:

    • a. 18% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a tot en met d, daarbij wijzigingen als gevolg van toepassing van artikel 30 of 31 niet meegerekend.

    • b. Indien het project uitsluitend of tevens maatregelen betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, vermeerdert de Minister het in onderdeel a bedoelde bedrag met een bedrag dat wordt bepaald met toepassing van Bijlage A, onderdeel 6.

  • 2 In afwijking van het eerste lid stelt de Minister de in dat lid bedoelde subsidie vast, uiterlijk vier weken na ontvangst van een volledig ingevuld formulier MA-F, indien de subsidieontvanger, met toepassing van artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.

  • 3 In afwijking van het eerste lid verzoekt de subsidieontvanger, indien deze geen subsidie als bedoeld in artikel 3 aanvraagt, uiterlijk vier weken na de afronding van de procedure, beschreven in hoofdstuk 6 van het besluit, om vaststelling van de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

  • 4 De Minister kan de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht op nihil vaststellen:

    • a. als twee jaren zijn verstreken na de verlening van de subsidie en geen aanvraag is ontvangen om een subsidie voor de uitvoering van de maatregelen, of

    • b. zodra hij van oordeel is dat het gemeentebestuur de maatregelen niet binnen afzienbare tijd zal opnemen in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet of artikel 4.18, eerste lid van het besluit.

  • 5 Indien toepassing van het derde lid zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard, kan de Minister besluiten om de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht, in afwijking van het derde lid, vast te stellen op het reeds betaalde voorschotbedrag.

  • 6 In afwijking van het eerste lid stelt de Minister de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op 4% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de betrokken maatregelen, daarbij wijzigingen als gevolg van toepassing van artikel 30 of 31 niet meegerekend, vermeerderd met het bedrag dat de spoorwegexploitant bij de subsidieontvanger in rekening heeft gebracht ten behoeve van de voorbereiding van, begeleiding van en het toezicht op de maatregelen, indien:

    • a. het overeenkomstig de aanhef berekende subsidiebedrag 18% of meer van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen bedraagt, en

    • b. het een geluidreducerende maatregel aan de constructie van een spoorweg of een afschermende maatregel tegen spoorweglawaai betreft binnen een project als bedoeld in bijlage G.

  • 7 Een vaststelling als bedoeld in het vijfde lid geschiedt tegelijkertijd met de vaststelling van de subsidie voor de maatregelen.

§ 4.2. Procedure uitvoeringssubsidie

Artikel 27

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt ingediend bij de Minister, met gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier UK/S.

Artikel 29

De Minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 30

  • 1 Voor de start van de uitvoering van de maatregelen stelt de subsidieontvanger de Minister schriftelijk op de hoogte van de kosten van de uitvoering en overlegt aan de Minister de opdrachtverlening aan de partij die de maatregelen zal gaan uitvoeren.

  • 2 Indien de subsidie is verleend voor geluidwerende maatregelen bevat de informatie, bedoeld in het eerste lid, een open calculatie voor de uitvoering van deze maatregelen.

  • 3 Indien de kosten van uitvoering meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, overlegt de subsidieontvanger voorafgaand aan de gunning een proces verbaal van aanbesteding en een voorstel tot gunning van de werkzaamheden en dient hij bij de Minister een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in om in te stemmen met de kosten van uitvoering van de maatregelen.

  • 4 Binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.

  • 5 De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het eerste lid, en het verzoek, bedoeld in het derde lid.

Artikel 30a

De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van het rapport, bedoeld in artikel 39, onderdeel c.

Artikel 31

  • 1 De subsidieontvanger kan tot het moment van het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling de Minister schriftelijk verzoeken het bedrag van de subsidieverlening te wijzigen naar aanleiding van omstandigheden die er toe leiden dat de kosten van de maatregelen de verleende subsidie overstijgen.

  • 2 Het verzoek als bedoeld in eerste lid is voorzien van een motivering en een opgave van de kosten van de maatregelen.

  • 3 De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.

  • 5 Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend, wordt de subsidie niet eerder vastgesteld dan dat de Minister heeft besloten op het verzoek.

Artikel 32

  • 1 Voorschotten worden maximaal vier maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen moeten worden getroffen of aan de hand van de individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.

  • 2 Het totale bedrag van de voorschotten bedraagt maximaal 95% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 33

  • 1 De subsidieontvanger zendt de Minister, onder gebruikmaking van formulier WG of formulier RG, binnen 10 maanden na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 33a

  • 1 In afwijking van artikel 33, wordt, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, een subsidievaststelling aangevraagd door verantwoordingsinformatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verstrekken, op een wijze als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger een subsidievaststelling aanvragen door de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze specifiek op de verleende subsidie ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister te zenden.

Artikel 34

Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig heeft toegezonden of indien de toegezonden stukken naar het oordeel van de Minister onvolledig zijn, stelt de Minister de subsidieontvanger binnen zes weken na de in artikel 33, eerste lid, genoemde termijn dan wel na ontvangst van deze stukken, in de gelegenheid om binnen een door de Minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 35

  • 1 Indien de subsidieontvanger niet binnen de in artikel 34 bedoelde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan de Minister voor iedere week die de subsidieontvanger in gebreke blijft, bij de vaststelling van de subsidie een korting toepassen van 2,5% van de verleende subsidie.

  • 2 Indien de subsidieontvanger deze termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt de Minister de subsidie vast, waarbij hij een korting toepast van ten minste 50% en ten hoogste 100% van de verleende subsidie.

  • 3 De Minister verrekent de korting, bedoeld in het eerste en tweede lid, met de subsidie. De verrekening vindt plaats bij de subsidievaststelling. Voor zover de korting niet verrekend kan worden, vordert de Minister haar terug.

Artikel 35a

De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

§ 4.3. Facultatieve procedure bij geluidwerende maatregelen

Artikel 35b

  • 1 Indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is kan, als het maatregelen betreft, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, deze gebruik maken van de facultatieve procedure.

  • 2 De subsidieontvanger maakt gebruik van de facultatieve procedure kenbaar met gebruikmaking van het formulier UK/S

  • 3 Op de facultatieve procedure, bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 30 en 31 niet van toepassing.

Artikel 35c

  • 1 Indien de aanvraag geluidwerende maatregelen betreft en de subsidieontvanger heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure, wordt de hoogte van het totale voorschot bepaald met behulp van bijlage A, onderdeel 7.

  • 2 In afwijking van artikel 32 wordt het totale voorschot, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken na verlening van de subsidie in één keer verstrekt.

§ 5. Verplichtingen subsidieontvanger

§ 5.1. Verplichtingen subsidieontvanger bij de algemene procedure

Artikel 36

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

Artikel 38

Bij de subsidieverlening geldt de verplichting dat de maatregelen worden getroffen binnen het aangegeven tijdvak.

Artikel 39

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. mededeling te doen aan de Minister van wijzigingen in omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de maatregelen;

  • b. indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, binnen vier weken na de afronding van de werkzaamheden daarvan mededeling te doen aan de Minister onder gebruikmaking van formulier MA;

  • c. indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft, voor het moment van aanvragen van de subsidievaststelling het rapport over te leggen van de akoestische controlemeting volgens hoofdstuk 6 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, uitgevoerd voor minimaal één op de twintig woningen, met dien verstande dat de te meten woningen representatief zijn voor het project.

Artikel 40

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor:

    • a. een zodanige administratieve organisatie, dat het beheer van de ontvangen subsidies en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de hieruit gedane uitgaven kunnen worden gecontroleerd;

    • b. het voeren van een zodanige administratie, dat daaraan te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de maatregelen en activiteiten, waarvoor een subsidie is verstrekt, kunnen worden gecontroleerd;

    • c. een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds;

    • d. het bewaren van de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar na gereedmelding.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

§ 5.2. Verplichtingen subsidieontvanger bij facultatieve procedure geluidwerende maatregelen

Artikel 40a

Deze paragraaf is van toepassing indien de subsidieontvanger, ingevolge artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.

Artikel 40b

  • 1 In afwijking van artikel 39, aanhef, onderdeel b, doet de subsidieontvanger binnen vier weken na de afronding van de werkzaamheden daarvan mededeling aan de Minister onder gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier MA-F, inclusief de op dat formulier aangegeven bijlagen.

  • 2 De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het eerste lid.

§ 6. Saneringsprogramma

Artikel 41

  • 1 Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister een saneringsprogramma in het kader van wegverkeerslawaai voor, met gebruikmaking van het formulier UK/S.

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 van de wet, wordt een saneringsprogramma voorgelegd door burgemeester en wethouders of de wegaanlegger, met gebruikmaking van het formulier UK/S.

  • 3 Indien het saneringsprogramma verkeersmaatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier WBa.

  • 4 Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier GBa of GBb.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger, ingevolge artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.

Artikel 42

  • 1 Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister het saneringsprogramma in het kader van spoorweglawaai voor, met gebruikmaking van het formulier UK/S.

  • 3 Indien de maatregelen tegen spoorweglawaai geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk omvatten, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa.

Artikel 42a

In een saneringsprogramma als bedoeld in de artikelen 41 en 42 is onderbouwd dat maatregelen financieel doelmatig zijn op grond van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder, voor zover het saneringsprogramma afschermende of geluidreducerende maatregelen omvat.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 43

  • 1 De Minister kan een onderzoek instellen naar de kwaliteit en de kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend.

  • 2 Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de geluidwerende maatregelen de geluidsbelasting niet hebben teruggebracht tot de waarden, bedoeld in artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om de geluidwerende maatregelen binnen een door hem te bepalen termijn alsnog te voltooien of aan te vullen, dan wel opnieuw te treffen.

  • 3 Indien de betrokken maatregelen niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn zijn getroffen, kan de Minister op kosten van de subsidieontvanger de nodige maatregelen treffen.

  • 4 Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de kosten van de geluidwerende maatregelen niet voldoen aan artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om daarover opheldering te verschaffen binnen een door hem te bepalen termijn.

  • 5 De Minister kan een onafhankelijke instantie aanwijzen die belast is met de toepassing van het eerste, tweede en derde lid. Hij doet daarvan mededeling aan de subsidieontvanger.

Artikel 43a

Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2017, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op voor die datum reeds verleende subsidies.

§ 8. Tijdelijke overgangsregeling Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Geluid

[Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 45

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350) in werking treedt.

Artikel 46

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering verkeerslawaai.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag.

Den Haag, 6 december 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage D. , Toetsbedragen geluidwerende maatregelen

Inleiding

Het uitgangspunt van de Wet geluidhinder in combinatie met SSV is dat saneringsmaatregelen voor werkelijke vergoeding in aanmerking komen, mits deze als sober en doelmatig kunnen worden aangemerkt. Als normering voor het begrip soberheid bij geluidwerende maatregelen aan de uitwendige scheidingsconstructie gelden onderhavige toetsbedragen. In het geval van autonome gevelsanering zijn de toetsbedragen daarnaast van belang voor een efficiënte voorbereiding, aanbesteding en uitvoering van de te treffen maatregelen.

Voor veel voorkomende maatregelen aan de uitwendige scheidingsconstructie, die worden getroffen in verband met de geluidwering van bestaande woningen is onderzocht welke aspecten van belang zijn voor de prijsvorming. Op basis hiervan zijn de toetsbedragen in onderstaande tabellen vastgesteld. De tabellen onder a betreffen toetsbedragen die overeenkomen met de kosten van de maatregelen bij autonome gevelsanering.

De tabellen onder b betreffen toetsbedragen die overeenkomen met de meerkosten van de maatregelen indien om andere redenen dan de geluidwering, maatregelen aan de uitwendige scheidingsconstructie worden getroffen (kozijnvervanging bij bijvoorbeeld stadsvernieuwing). Deze toetsbedragen zijn afgeleid van de toetsbedragen die gelden voor autonome gevelsanering. Daarbij is ervan uitgegaan dat de eenvoudigste maatregelen bij autonome sanering qua kwaliteit en kosten overeenkomen met maatregelen aan de uitwendige scheidingsconstructie die worden getroffen om andere redenen dan geluidwering.

A. Toetsbedragen geluidwerende maatregelen bij autonome gevelsanering

Alle bedragen zijn exclusief BTW.

1. Gevelmaatregelen

Tabel a Toetsbedragen per m2 van maatregelen aan lichte geveldelen (beglazing en panelen)

Kostenklasse

I

II

III

IV

V

Toetsbedrag/m2

€ 238

€ 265

€ 281

€ 346

€ 372

Tabel b Correctie (C) voor het gemiddeld elementoppervlak

S (m2)

< 0,5

≥ 0,5

< 0,6

≥ 0,6

< 0,7

≥ 0,7

< 0,8

≥ 0,8

< 1,0

≥ 1,0

< 1,4

≥ 1,4

< 2,0

≥ 2,0

< 2,8

≥ 2,8

C (€)

+ € 85

+ € 51

+ € 26

+ € 14

€ 0

– € 19

– € 36

– € 50

– € 63

Tabel c Toeslagen per (nieuw) raam en (nieuwe) deur

Kostenklasse

I

II

III

IV

V

Nieuwe draairamen

€ 265

€ 320

€ 325

€ 330

€ 335

Nieuwe vaste ramen

n.v.t.

€ 230

€ 235

€ 240

€ 245

Dakramen excl. Suskasten

€ 465

€ 500

€ 545

€ 615

€ 690

Nieuwe deuren

€ 750

€ 860

€ 860

€ 860

€ 860

Tabel d Toeslag per stuk voor raam/deur (anders dan naar buiten draaiend)

Verwijderen schuifraam, per stuk

€ 110

Naar binnen draaiende delen, per stuk

€ 35

Draai-kiep-raam, per stuk

€ 110

stijl/dorpel bij nieuwe draaidelen, per strekkende meter

€ 100

Kierdichting bestaande draaidelen, per strekkende meter

€ 18

Toeslag inhaakkozijnen, per vierkante meter

€ 250

Toeslag stellatten t.b.v voorzetbeglazing, per strekkende meter

€ 8

Tabel e Toeslag voor kozijnnaaddichting per m1

Naaddichting aan de binnenzijde per m1 (alleen kit)

€ 9

Naaddichting aan de binnenzijde per m1 (hoeklat + kit)

€ 18

Naaddichting aan de buitenzijde per m1 (alleen kit)

€ 9

2. Geluiddempende ventilatievoorzieningen

Tabel f Toetsbedragen voor een geluiddempende ventilatievoorziening (één geluiddempende ventilatievoorziening per geluidsbelast, geluidsgevoelig vertrek)

Suskast

€ 350

Muurdemper

€ 340

Dakdemper

€ 290

Mechanische ventilatievoorziening

€ 485

3. Maatregelen hellend dakvlak

Tabel g Toetsbedragen per m2 voor maatregelen aan het dakvlak

Type 1

dakbeschot met waterbestendige plaat kierdicht maken

€ 70

Type 2

idem type 1 met aanvullend montage gipsplaten en spouw geheel of gedeeltelijk vullen met minerale wol, eventueel op verende regels

€ 175

Type 3

idem type 2 echter montage gipsplaten op verende regels

€ 205

4. Maatregelen plafonds

Tabel h Toetsbedragen per m2 voor maatregelen aan het plafond

Alleen gipsplaten

€ 105

Gipsplaten met minerale wol

€ 115

B. Toetsbedragen geluidwerende maatregelen bij gekoppelde gevelsanering

Alle bedragen zijn exclusief BTW.

Tabel i Toetsbedragen per m2 voor de meerkosten van beglazing en panelen

Kostenklasse

II

III

IV

V

Toetsbedrag/m2

€ 95

€ 115

€ 205

€ 210

Tabel j Toeslagen per nieuw raam en nieuwe deur

Kostenklasse

II

III

IV

V

Raam/deur

€ 85

€ 85

€ 85

€ 85

Tabel k Toetsbedragen voor een geluiddempende ventilatievoorziening (één geluiddempende ventilatievoorziening per geluidsbelast, geluidsgevoelig vertrek)

Suskast

€ 395

Muurdemper

€ 270

Dakdemper

€ 220

Mechanisch geluiddempende ventilatievoorziening

€ 415

Tabel l Toetsbedragen per m2 voor meerkosten van maatregelen aan het dakvlak

Type 2

dakbeschot met waterbestendige plaat kierdicht maken met aanvullend montage gipsplaten. De spouw geheel of gedeeltelijk vullen met minerale wol, eventueel op verende regels

€ 105

Type 3

idem type 2 echter montage gipsplaten op verende regels

€ 140

C. Toelichting op het toetsbedragensysteem voor gevelmaatregelen

De belangrijkste aspecten van het systeem van de toetsbedragen zijn (zie de tabellen onder a):

  • Differentiatie in vijf klassen met een bereik van ieder 2 dB.

  • De klassen betreffen kostenklassen (I t/m V). Door middel van het nomogram (figuur 1) kan per situatie, afhankelijk van de vereiste geluidwering, de kostenklasse worden bepaald. Deze kostenklassen corresponderen met de RA-waarden van de lichte geveldelen.

    Bijlage 255012.png
  • In een correctie (C) wordt de invloed van het gemiddeld element oppervlak verdisconteerd. (Kleine oppervlakken zijn per m2 duurder dan grote oppervlakken.)

  • Per raam en deur geldt een toeslag per stuk. Omdat de detaillering van bewegende delen afhankelijk is van de geluidsisolatie, varieert deze toeslag per kostenklasse. Deze toeslag is gebaseerd op naar buiten draaiende ramen en deuren.

  • Indien ten opzichte van de bestaande situatie afwijkende raamtypes moeten worden toegepast kan daarvoor nog een toeslag per stuk gelden (tabel d). Wordt een schuifraam vervangen door een vast deel of draairaam, dan geldt een toeslag voor het demonteren van het raam en aanpassen van het kozijn.

  • Afhankelijk van de vereiste geluidsisolatiewaarde wordt enkele, dan wel dubbele naaddichting toegepast. (Bij enkele naaddichting is het over het algemeen om bouwfysische redenen noodzakelijk deze aan de binnenzijde aan te brengen.)

  • Per geluidsbelast geluidsgevoelig vertrek zal over het algemeen een geluiddempende ventilatievoorziening nodig zijn. Afhankelijk van het type geldt een verschillend toetsbedrag

  • Bij maatregelen aan hellende daken ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen. De toetsbedragen corresponderen met de constructies die in de publicatie Verkeerslawaai en Woningen" zijn beschreven onder respectievelijk de codes DH1, DH5 tot en met DH7 en DH8. De keuze van het type constructie is sterk afhankelijk van de vereiste geluidwering. De normkosten van de verschillende kostenklassen voor dakisolatie zijn allereerst gerelateerd aan de uit te voeren werkzaamheden.

    Globaal kan aangehouden worden dat type 1, 2 en 3 corresponderen met een eis van respectievelijk RA ≤ 27 dB, 28 dB ≤ RA ≤ 36 dB en RA ≥ 37 dB. (genoemde isolatiewaarden zijn gerelateerd aan de isolatiewaarden op basis van het wegspectrum). Bij de bepaling van de toetsbedragen is er onder meer van uitgegaan dat het dak akoestisch nog niet geïsoleerd is, er geen dakkapel aanwezig is, er geen bijzondere voorzieningen aan de dakvoet nodig zijn, er geen knieschotten en ingebouwde kasten aanwezig zijn en de nieuwe afwerking zal bestaan uit sauswerk op gipskartonplaat. Als de aanwezige situatie verschilt van deze uitgangspunten zal dat wat betreft uitvoeringskosten in het algemeen tot een afwijking van de toetsbedragen kunnen leiden: bijvoorbeeld als het dak al wel (gedeeltelijk) geïsoleerd is tot minder kosten en bij de aanwezigheid van een dakraam tot meer kosten.

  • Ook bij maatregelen aan plafonds ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen.

Het toetsbedragensysteem voor gekoppelde gevelsanering (zie de tabellen onder b) is, in verband met de andere uitgangssituatie bij koppeling van maatregelen, vereenvoudigd ten opzichte van het systeem voor autonome gevelsanering. Tot de meerkosten die aan de geluidwering worden toegerekend, behoren niet de maatregelen waarvoor bij autonome sanering kostenklasse I van toepassing zou zijn, de correctie voor het gemiddeld element oppervlak en diverse toeslagen anders dan voor de naar buiten draaiende ramen en deuren. Ter vereenvoudiging van het systeem zijn daarnaast de bedragen voor de noodzakelijke extra naaddichting verwerkt in de m2 bedragen voor de beglazing en de panelen.

Bijlage G

Lijst projecten, behorende bij artikel 25, vierde lid.

nr.

gemeente

naam project

traject

1

Bussum

Bussum railsanering

371 en 372

2

Capelle a/d IJssel

Schollevaar

600

3

Deurne

Katoenstraat e.o.

790

4

Diemen

Diemen

369 en 374

5

Duiven

sanering 17 woningen

237

6

Haarlemmerliede

Halfweg

400

7

Haren

Glimmen

86, 58 en 57

8

Heeze-Leende

Heeze–Leende Rail

800

9

Heiloo

Spoorlijn Alkmaar–Uitgeest

430

10

Hillegom

Parallelweg

500

11

Hilversum

Hilversum, centrum

360, 370 en 371

12

Langendijk

St. Pancras

460

13

Leidschendam

combinatie met R21

 

14

Maastricht

Maastricht nieuw

843

15

Meerssen

Meerssen

841

16

Nunspeet

Molijnstraat e.o.

253

17

Oosterhout

Dorst, verspreid liggende woningen

650

18

Steenwijk

Oostwijken en De Gagels

40

19

Stein

Stein

841

20

Tegelen

Populierenstraat

810

21

Tegelen

Aerdberg

810

22

Zaanstad

Wormerveer

411

23

Zaltbommel

Stationsweg

731

24

Zeist

Zeist, Den Dolder

331 en 337

25

Zwolle

Pierik

90