Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld stichtingen die:
-
a. als enige activiteit hebben het tijdelijke beheer van de opvorderbare gelden ten behoeve
van de rechthebbenden of degenen die zullen blijken de rechthebbenden te zijn; en
-
b. uitsluitend werkzaam zijn voor advocaten die niet zelf gerechtigd zijn tot de opvorderbare
gelden, hetgeen uit een schriftelijke overeenkomst tussen de desbetreffende stichtingen
en de betrokken advocaten blijkt.
Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld personen of vennootschappen die opvorderbare gelden aantrekken,
ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben tegen uitgifte van waardepapieren
aan toonder als onderdeel van een verkooptransactie in het groothandels-, industrieel
of detailhandelsbedrijf, voorzover zij:
-
a. per verkooptransactie voor een bedrag van ten hoogste een vierde van de verkoopprijs
aan waardepapieren verkopen; en
-
b. jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening als bedoeld
in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij de Nederlandsche Bank indienen, waarbij wordt vermeld het totale bedrag aan:
-
1 Trustkantoren die werkzaam mogen zijn in Nederland op grond van artikel 2 van de Wet toezicht trustkantoren zijn vrijgesteld van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, voorzover:
-
a. het aantrekken, ter beschikking hebben of ter beschikking krijgen van de opvorderbare
gelden rechtstreeks voortvloeit uit administratieve activiteiten die worden verricht
op grond van een overeenkomst tussen het trustkantoor en degene van wie de gelden
worden aangetrokken, op basis waarvan het trustkantoor diensten als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, van de Wet toezicht trustkantoren verleent;
-
b. zij de opvorderbare gelden tijdelijk beheren; en
-
c. zij de opvorderbare gelden scheiden van de gelden van het trustkantoor door de opvorderbare
gelden aan te houden op een afgescheiden rekening.
-
2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is slechts van toepassing voorzover de
stichtingen, bedoeld in het eerste lid, zorg dragen voor een onvoorwaardelijke garantie
voor alle verplichtingen ontstaan door het aantrekken, ter beschikking verkrijgen
of ter beschikking hebben van de opvorderbare gelden, welke is afgegeven door het
desbetreffende trustkantoor of een onderneming die deel uitmaakt van dezelfde groep
als dit trustkantoor en dit trustkantoor onderscheidenlijk die onderneming een eigen
vermogen heeft dat gedurende de gehele looptijd van de garantie positief is.
Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld projecteigenaren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
h, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die opvorderbare gelden
aantrekken of ter beschikking verkrijgen door middel van een lening als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners,
alsmede personen die als gevolg van een zodanige aantrekking of verkrijging opvorderbare
gelden ter beschikking hebben, mits:
-
a. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt
door tussenkomst van een crowdfundingdienstverlener als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die over
een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van die verordening beschikt;
-
b. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt
ten behoeve van een crowdfundingproject als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
l, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners; en
-
c. het totale bedrag aan opvorderbare gelden dat middels een crowdfundingaanbod als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners
dat door de projecteigenaar wordt aangetrokken of ter beschikking wordt gekregen de
in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van die verordening bedoelde grenswaarde niet
overschrijdt.