Wet van 17 mei 1999 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies
en enkele andere wetten (introductie van een afzonderlijke huurcommissie-procedure
ter bevordering van het opheffen van gebreken aan of tekortkomingen ten aanzien van
de woonruimte, wijziging van de regeling met betrekking tot de aan de Staat verschuldigde
vergoeding voor een advies of een uitspraak door de huurcommissie en wijziging van
het toezicht op de huurcommissies)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en enkele andere wetten zodanig te wijzigen dat een verhuurder bij gebreken aan of
tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte via een aparte procedure bij de huurcommissie
kan worden aangezet tot het opheffen daarvan, de regeling met betrekking tot de aan
de Staat verschuldigde vergoeding voor een advies of een uitspraak door de huurcommissie
te wijzigen, alsmede het toezicht op de huurcommissies anders in te richten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: